“Om het verleden onder ogen zien en doorgeven!”
8 juni 2013
Inhoud
- Opening
- Hello from Kamaishi
- Introductie van de film ‘Arigato’
- Hernieuwde vertrouwen in Indonesië.
- Wat is er wel en wat is er niet veranderd na de ramp van de Tsunami in 2011
- Afsluiting door Takamitsu Muraoka
Opening
Dames en Heren, goede morgen!!
Mijn naam is Yukari Tangena-Suzuki.
Als voorzitter van de werkgroep van de Dialoog Nederland, Japan en Indonesië wil ik ieder van U hartelijk welkom heten!! Bedankt voor het komen naar Voorburg. Sommigen van U moesten misschien meerdere uren reizen. Het is fantastisch en een grote eer dat ik zovelen van U welkom mag heten.
Tot mijn verbazing realiseerde ik me dat deze conferentie al weer 16 keer gehouden is. Toen ik mijn eerste presentatie in het jaar 2000 gaf had ik niet kunnen vermoeden dat dit zolang door zou gaan. Intussen hebben we al voorgoed vaarwel moeten zeggen aan vele leden van de oorspronkelijke werkgroep, maar ik voel me nog steeds bevoorrecht en dankbaar dat ik samen met mijn teamgenoten betrokken kan zijn bij het voortzetten van hun werk en hun passie voor Vrede.
Toen ik U vanmorgen bij de ingang welkom heette was mijn hart vervuld met grote vreugde omdat deze conferentie ook een “ontmoeting van verzoening” genoemd wordt. Iedereen van U heeft zijn eigen geschiedenis en besliste om aan deze ontmoeting van verzoening deel te nemen. Uw motieven zullen zeker variëren. Maar wanneer U beslist om aan deze ontmoeting deel te nemen hebt U al een stap gezet voor Uw eigen verzoening. Dat vult mijn hart met veel vreugde.
Eerst moet ik U bekennen dat deze 16e conferentie wat anders is dan de eerste 15 conferenties, omdat we geprobeerd hebben de focus wat meer op de huidige tijd te leggen. We gaan onderwerpen in Nederland, Japan en Indonesië behandelen van na de oorlog. Er zijn een groeiend aantal mensen van de tweede en derde generatie, die ook vrede in hun hart zoeken. Wist U dat er meer mensen uit deze jongere generaties in het Centrum 45 behandeld worden dan uit de eerste generatie? Toen ik dat hoorde dacht ik we kunnen niet stoppen met de dialoog hoe klein onze bijdrage ook zijn mag. Deze tweede en derde generatie willen ook van de wonden genezen worden, die ze soms onbewust gekregen hebben, of ze zijn op zoek naar hun unieke identiteit. Dus vandaag horen we meer over de huidige tijd, maar bedenk alstublieft dat de huidige tijd alleen kan bestaan gebaseerd op het verleden. Ons thema is om het verleden onder ogen te zien en dit door te geven! We willen benadrukken dat ieder van ons een brug is tussen verleden en toekomst.
Afgelopen jaar maakte Sandra Beerends een film getiteld “Arigatoo”. Het is belangrijk dat deze film in de huidige tijd gemaakt is omdat de meeste mensen niet echt veel geven om het “Indische” verleden, maar het is een feit dat volgende generaties nog steeds veel invloed ondervinden en een groeiende belangstelling hebben voor de levens van hun ouders en grootouders. We hebben ook het genoegen om de actrice uit deze film, Mevr. Mug Elias te ontmoeten. Zij is in de oorlog in een Japans kamp geboren.
Daarna zullen drie mensen ons iets vertellen over hun ervaringen en hun gedachten door middel van hun interviews met Sandra. Deze twee dames en een heer waren echt geïnterneerd door het Japanse leger tijdens de oorlog in de Stille Oceaan toen ze nog kinderen waren. Recent hebben ze Japan bezocht met hulp van het Japanse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze interviews volgen geen vast scenario, dus de uitkomst is heel opwindend maar het maakt ons ook een beetje zenuwachtig. ‘Live’ met Sandra Beerends, U moet de ‘special’ van vandaag niet missen!
Sander Salim woonde tot afgelopen jaar in Indonesië, waar hij is geboren en opgegroeid, maar waarvandaan hij nu is weggevlucht. In 1965 vond het verschrikkelijke doodmaken van communisten in Indonesië plaats. Wat voor invloed had dat op hem en hoe veranderde dit uiteindelijk zijn leven? De film “the Act of Killing” (de handeling van het doden) is net in première gegaan in theaters.
Mevr. Naoko Richters had eigenlijk een voordracht zullen houden, maar tot ons grote verdriet moest ze plotseling afgelopen zaterdag opgenomen worden in het ziekenhuis. Daarom ben ik bang dat ik haar voordracht moet voorlezen. Het spijt me dat U deze bekende schrijfster uit Japan moet missen. Ze laat ons de huidige problemen in Japan zien. Japan is een goed voorbeeld van een succesvol land omdat men na de oorlog een nieuw type democratie adopteerde. Dit actuele onderwerp laat ons zeker de betekenis van ons verleden zien. Dus ik ben zeker dat U een kans hebt om stil te staan en na te denken over Uw eigen leven en de verbindingen met het verleden.
In onze laatste conferentie gaf Takemi Wada uit Kamaishi een voordracht over haar ervaringen met de aardbeving en de tsunami. Ik ontmoette haar afgelopen november. Ze bedankte me zeer hartelijk voor onze hulp en gaf haar groeten voor U allen. Ze zag er goed uit, maar het grote verlies is nog steeds zeer duidelijk aanwezig in haar leven. Ze stuurde ons een brief hoe het in Kamaishi toegaat. U kunt de brief vinden in Uw papieren.
Over Japan heb ik groot nieuws voor U. In november gaat onze werkgroep een Dialoog conferentie op de Nederlandse Ambassade in Tokio organiseren. We gaan jonge Japanse mensen dezelfde film laten zien, die U vandaag ook te zien krijgt. Deze mensen zijn voor het merendeel universiteit studenten en om ze de achtergrond van de film uit te leggen zal Prof. Orita ze een voordracht geven over de lange geschiedenis tussen Nederland en Japan. Men. Orita werd professor op de juridische faculteit van de beroemde Chuo Universiteit nadat hij Japan diende als Ambassadeur in Groot Brittannië. Prof. Orita heeft de afgelopen jaren verschillende Nederlandse afgevaardigden uit het ‘Peace exchange’ programma op de campus van de Chuo universiteit ontvangen. Dus misschien hebben sommigen van U hem wel ontmoet in Japan.
In geschiedenis lessen in Japan leren we veel OVER de geschiedenis, maar we leren nooit iets VAN de geschiedenis. Je mist veel bij het bestuderen van geschiedenis als je je niet constant afvraagt wat je VAN de geschiedenis kunt leren. Omdat we in Japan deze grondhouding niet hebben, leren we vaak weinig van de moderne geschiedenis. Dus ik denk dat er een nieuwe dimensie aan ons werk zit om met Japanners in Japan samen te werken om hen bewust te maken van de moderne geschiedenis, speciaal van de donkere bladzijden, die vaak verborgen worden. Om dit soort werk te doen hebben we ook financiële hulp nodig. Dus Uw financiële bijdrage voor dit werk is meer dan welkom.
In de middag willen we U een kans geven met elkaar te praten. Ervaar alstublieft zelf de dialoog! Dialoog is meer dan alleen maar conversatie omdat U uw hart moet openen in plaats van alleen uw mond en oren. U zou kunnen ervaren dat uw hart open gaat terwijl U spreekt. Of U zou ook niets kunnen zeggen. Maar ik weet zeker dat U een dialoog met Uzelf zult beginnen met uw open hart.
De gedachte achter de dialoog moet begonnen zijn met de woorden gesproken door Nelly Lindeijer tot haar dierbare kinderen toen ze stierf in een Japans kamp. “Als je haat in je hart hebt, kun je niet liefhebben”. Deze plek waar we samenkomen is de plek om ons te herinneren aan de Liefde en de haat achter ons te laten, die komt van het oordelen van anderen. Ik denk dat Liefde gaat over leren, weten en vergeven. Onze Dialoog werkgroep heeft deze conferentie voorbereid en gebeden dat deze Liefde de haat zal verdringen. Ik denk dat het niet de vijand is waarmee we ons moeten verzoenen, maar het is ons eigen leven waarmee we ons moeten verzoenen. Omdat ieder leven zo waardevol en wonderbaarlijk is, het is uniek en er is er maar één van in deze wereld. Ik wens iedereen toe dat hij de vreugde voelt van deze conferentie.
Dankuwel.
Hello from Kamaishi
Hello from Kamaishi from Takemi Wada
Two years have passed since that day. We sincerely appreciate how you always care us. It has been giving us a great energy to make any steps forward. Many of us are still struggling, however, we never ever forget about the supports you offered us from the very beginning of this path.
In the affected areas, the situation is much better now in terms of the infrastructure. Especially in Kamaishi, recovery process has been very quick. Some public-owned apartments for victims have been constructed and the City has just started the receipt of applications. Some people would be able to move out of temporary houses into new apartments. Many business operators have their plants newly-built or modified and restarted their businesses. Apparently recovery is going on appropriately without delay.
However, in this kind of mega-disasters, the situation that no one could expect would occur during the recovery process, which is the expansion of the gaps. Firstly, the gaps between affected areas have been expanding. As I said above, Kamaishi, half of which town had survived from the tsunami, is in a sort of recovery bubble where it is getting many offerings and supports. In fact, a big shopping mall called AEON will be built soon there. On the contrary, the worst-affected areas such as Rikuzen-takata and Otsuchi have nothing yet. The Scenery remains the same in those areas. They are still struggling for removing debris and finding places for new city-planning. It seems very difficult now for them to be totally united with each other. Secondly, the gap between people. On the course of this mega-recovery process, some people have become very rich, especially those who have been involved in construction-related business. And others who suffered property loss have been still struggling but trying to be Genki and started getting on their feet. But to the people who are in the worst situations, including parents who lost their children, old people, orphans, the situation is still very harsh. They are not trying much these days to share how they feel because they assume that they would not be understood in this recovery-bubble situation. Indeed, not only in the affected-areas but whole through Japan, there actually is an atmosphere of “Are you still crying?”. I sincerely realized that trauma is always the last thing that is dealt with in Japan. I am so much sorry to let you know about these negative kinds of things, but if we do not address this invisible issue of trauma, I am sincerely afraid that Japan will suffer a far much bigger problem later.
Anyway, let me say thank you again for your help and support. Disaster orphans received your donation and a wonderful message card written by Mr. and Mrs. Lehman.
We will make effort to recover and also to take our eyes to our own history.
Introductie van de film ‘Arigato’
Sandra Beerends has been working since 1998 as a script editor at the drama department of the public broadcaster NTR. She wrote and produced this short film ‘Arigato’ and received the Audience award, Film By the Sea 2012, in the official selection of ‘Movies that matter’.
Introductie van de film ‘Arigato’
Mijn moeder heeft als kind de Japanse bezetting in Nederlands Indie meegemaakt, gezien en gehoord.
Ze heeft daar nooit over gesproken.
Als kind wisten wij alleen dat Japanners naar vis roken en daarom hoefden wij als enig Nederlands gezin in de jaren zestig geen levertraan te slikken.
De eerste keer dat ik werd geconfronteerd met haar oorlogsverleden, was tijdens een telefoongesprek. Mijn moeder woonde bij haar vriend in een appartement op de 1e verdieping en zat op de bank met haar rug tegen het raam.
Opeens hoorde ik Tik, en toen nog eens tik tik.
Mijn moeder was gestopt met praten en barstte in huilen uit.
Ik probeerde er achter te komen wat er gebeurd was, maar ik kon niet tot haar doordringen. Later bleek dat haar vriend zijn sleutels was vergeten en har aandacht had proberen te trekken door kiezelsteentjes tegen het raam te gooien.
Dit geluid bracht haar in één klap terug in die tijd, een angstig kind die getuige is van een gewelddadige executie.
Jaren later, had ze zich laten overhalen door een bevriende indo om een oorlogsuitkering aan te vragen. Nadat ze twee volle dagen was geinterviewd over haar ervaringen, kreeg ze een brute afwijzing van de WUBO, Wet Uitvoering Burger Oorlogsslachtoffers, waarin haar verhaal in groffe bewoordingen in twijfel werd getrokken met zinnen
als:
Het is niet bewezen dat uw vader met excessief geweld is weggevoerd, er zijn geen getuigen die kunnen bevestigen dat er geweld tegen u is gebruikt, wij hebben geen bewijs gevonden van de door u genoemde gebeurtenissen.
Deze brief was voor mij de directe aanleiding om deze film te maken om de erkenning te krijgen voor een pijnlijk verleden dat zich wel degelijk heeft af gespeeld.
Helaas werden mijn subsidieverzoeken afgewezen en dus besloot ik om het in eigen beheer te maken omdat ik de urgentie voelde om het NU te maken, nu mijn moeder en haar generatiegenoten er nog zijn.
En ook om te laten zien dat het uiteindelijk de liefde is die de pijn kan verzachten, dat liefde je dwingt om de pijn te laten zien en een opening biedt om de pijn te verwerken en zelfs te vergeven.
Hernieuwde vertrouwen in Indonesië.
Sander Salim
Korte geschiedenis
Ik ben geboren in februari 1966, in Bandung, West-Java, Indonesië, als de oudste in een gezin met 5 kinderen. Mijn vader werkte in het leger tot zijn vervroegde pensioen en mijn moeder was een onderneemster met een eigen succesvol naai-atelier.
In het midden van november 1985 kwam ik in Nederland om architectuur te studeren in Delft. Na mijn afstuderen werkte ik als free-lance architect. Echter in de begintijd van de automatisering en digitalisering van Nederland kon men makkelijker een baan vinden in de IT en daarmee stabieler inkomen hebben. Ik verwisselde snel de tekenpen met de muis en werkte als IT-specialist tot 2007. Met mijn huidige partner ging ik de uitdaging aan als partner van een ex-pat mee te gaan naar het buitenland. Tot vorig jaar maart woonden we in verschillende landen waaronder Indonesië (Jakarta).
Tegenwoordig woon ik in Amsterdam en werk daarnaast als manager van een kunstbureau/-galerie en als fotograaf
Hernieuwde vertrouwen in Indonesië.
Hoe anders is mijn gevoel nu ten opzichte van Indonesië dan toen ik het land verliet…
Toen ik wegging uit Indonesië in 1985, wilde ik er niet meer teruggaan. De sfeer was drukkend. Ik voelde overal discriminatie vooral vanwege mijn afkomst/huidskleur en in mindere mate vanwege mijn andere religieuze opvatting van mijn familie.
Volgens de laatste volkstelling van 2011 zijn er ruim 237 miljoen Indonesiërs, verspreid wonend op de 17.508 eilanden (overigens niet allen bewoond en zo’n 107 miljoen mensen alleen al op het eiland Java). Uit die vele miljoenen inwoners van Indonesië zou volgens census in het jaar 2000 slechts 1% tot de zogenaamde Chinees-Indonesische minderheidsgroep behoren. Het werkelijke aantal zou eerder rond 3-4% of zelfs 5% zijn, aangezien er veelal in het verleden ook gemengde huwelijken waren en tijdens de telling er mensen waren die door allerlei redenen zich niet (meer) als Chinees zouden hebben opgegeven.
De handelsbetrekking tussen Indonesië, de vele oude reeds verdwenen koninkrijkjes, en China is al eeuwen oud. Oorspronkelijk kwamen de Chinezen naar Indonesië om handel te drijven, als arbeiders, zeelieden of soldaten. Later kwamen ook vrouwen, jonge getrouwde stellen en soms ook complete families naar het grote land. De mensen die er kwamen waren meestal arm maar vastbesloten een betere toekomst voor zichzelf te bouwen; en sommigen hebben veel succes gehad.
Ik kom dus uit zo een Indonesische-Chinees, zoals gezegd een kleine minderheidsgroep. Ondanks dat mijn voorvaderen al 4-5 generaties in Indonesië wonen en ergens in de tijd wellicht zich vermengd hebben met de oorspronkelijke bewoners van Java en zich hebben laten naturaliseren, was de vermelding van de afkomst/huidskleur op de zogenaamde KTP (Indonesische identiteitskaart die ieder ouder dan 17 jaar moet hebben) een onzichtbaar stempel die ons lot bepaalde. De beperking was geen officieel beleid, des te meer praktijk. Overigens was het officieel onderscheiden van mensen op basis van ras en religie een erfenis uit de Nederlandse bezetting in Indonesië.
Politiek hielden wij, zoals de meeste mensen, zo ver mogelijk van ons vandaan. Er was een ongedefinieerde angst voor het regime Soeharto en hun sterke band met het leger. Natuurlijk kon je niemand zo maar vertrouwen, behalve misschien je naaste familieleden. Ik kon me herinneren dat men zachter ging praten als zij kritische discussies hadden over hem of de regering.
Gewone mensen wisten niet beter dan dat de gebeurtenissen eind 1965 waarbij veel mensen tijdens de rellen vermoord waren, een gevolg waren van een coup-poging van de communisten. Op school leerden de kinderen dat de communisten genadeloos en onmenselijk waren, en dat zij het belijden van religie zouden verbieden. Daarom moest Indonesië deze vijand volledig uitroeien. Voor lange tijd stond zelfs atheïst gelijk aan communist. Uit angst voor het communisme moest men één van de 5 erkende religies kiezen.
Door de nauwe banden van de Indonesische communisten (maar dit werd ook beweerd over Soekarno, de voorganger van Soeharto) met China, werden China en het Chinees-zijn in één adem als ongewenst verklaard. Het Confucianisme, het Chinese geloof, met zijn verering van voorouders paste niet in het monotheïstische denken van Indonesische ideologie. Dat rook naar atheïsme en werd daarom verboden. Naast Islam, Katholiek en Protestant daarentegen erkende men het Hindoeïsme ondanks zijn miljoenen goden, en het Boeddhisme ondanks zijn onbelangrijk concept van god/goden, als volwaardige religies. Deels uit overtuiging en geholpen door vooruitziende blik voor grotere kansen in het onderwijs werden mijn families en hun kinderen Katholiek of Protestant. Enkele ooms en tantes hielden stug vast aan het Chinese geloof dat voortaan als Boeddhisme door het leven ging.
Vlak na mijn geboorte in 1966, koos mijn vader een meer Indonesisch klinkende naam. Ik heb geen idee of dit van zijn superieuren moest of dat hij het met het oog van onze veiligheid had gedaan. Later moesten wij, toen nog jonge kinderen, ook opnieuw onze Indonesische nationaliteit bevestigen met het zogenoemde SBKRI. Zonder dit aparte document kon je maar zeer moeilijk zo niet onmogelijk aan een (staats-)universiteit studeren, identiteitskaart of paspoort verkrijgen, of bij de overheid werken.
Ik heb geen idee hoeveel moeite, tijd en geld mijn vader ervoor had geofferd, maar ik weet nog dat het een zeer langdurig proces was. Tot grote opluchting van mijn ouders kregen we in 1982 dat fel begeerde groene boekje. Alle vijf kinderen moesten mee naar het bureau waar het document uitgegeven werd. Op de groene bladzijde onder onze geponste en gestempelde pasfoto’s zetten wij onze kinderlijke handtekening. Mijn jongste broer van 8 weigerde een afdruk van zijn duim en wilde net als zijn grotere broer en zussen het boekje zelf tekenen. Het bewijs dat je echt tot Indonesië behoorde. Ik was inmiddels 16 jaar oud. Ik reageerde een beetje gelaten, was niet blij en eerder boos dat ik zo werd behandeld. Moeder is toch Indonesisch? Is vader niet Indonesisch genoeg? Hij werkt toch in het leger? En opa’s en oma’s? Zij waren toch in Indonesië geboren en hebben hun leven lang in dit land gewoond, geleefd en werden er zelfs begraven?
Wij voelden ons niet welkom en onveilig in Indonesië. Niet verwonderlijk als je min of meer gedwongen werd je naam te veranderen, de taal van je voorouders als ongewenst te moeten accepteren, ander geloof te moeten kiezen en opnieuw te moeten bewijzen dat je toch echt voor Indonesië voelde. In mijn familiekringen en vele middelbare schoolvrienden droomde men ooit voorgoed weg te kunnen gaan.
De Indonesische Chinezen vonden verder dat de overheid, het leger en de politie hen niet voldoende bescherming konden en wilden geven in de onrustige tijden. Chinezen zijn vaker slachtoffer geweest in de rellen. Gelukkig waren vreselijke dingen onze familie bespaard gebleven, maar ik kan me als kind herinneren mijn ouders angstige periodes hadden meegemaakt. Het feit dat mijn vader in het leger zat, was een minuscule hemelhaak waar wij allen onze hoop op bescherming op konden vestigen.
Het dieptepunt in het vertrouwen (je zou misschien beter kunnen spreken van wantrouwen) op Indonesië was natuurlijk de rellen als gevolg van het enorme economische chaos en financiële schandalen, die resulteerden in gruweldaden tegen en slachting van veel Chinezen begin 1998. Deze enorme tol van de slachtoffers, de opoffering en de strijd van de mensen voor verandering, leidden uiteindelijk tot de val van Soeharto in mei 1998 en de vrijheid die er nu is.
In 2000 erkent de voormalige president Abdurrahman Wahid (ook wel bekend als Gus Dur) niet alleen de bijdragen van de Chinezen in de opbouw van Indonesië, maar herstelde ook de viering van het Chinese Nieuwjaar en daarme Konghucu/Confucianisme als religie. Hij bekende zelfs dat een van zijn grootmoeders een Chinese was. Chinese afkomst wordt vanaf dat moment gelijkwaardig aan de oorspronkelijke traditionele stammen van Indonesië (de pribumi’s). Het huidige KTP (vanaf 2004) vermeldt onderscheid van ras sowieso niet meer. Er zijn nu zelfs geluiden voor afschaffing van vermelding van religie. Het is de vraag of de regering ooit zo ver durft…
Wat hier beschreven is waren/zijn zeer persoonlijke ervaringen van mij, maar als kunsthandelaar kom ik de laatste jaren vaker in aanraking met jonge Indonesische kunstenaars uit verschillende achtergronden enn met verzamelaars die van oudsher uit het Westen komen, samen met een steeds groter aantal Chinezen naast rijke pribumi’s. Misschien is dit niet veel anders dan vroeger, want kunstwereld is altijd anders geweest. De vrije geesten zien kleur op het canvas en materialen; niet de kleur van iemands huid. Nieuw is dat enkele Chinezen zich profileren als mecenas voor veelbelovende kunstenaars, en dat zij met hun openbaar toegankelijke privé-musea en galeries niet alleen belangstelling tonen voor de lokale kunst maar ook platform geven voor deze vorm van kunstuiting. Men respecteert en stimuleert elkaar in een goede sfeer. Er is voor huidige kunstenaars in Indonesië veel ruimte voor kritische geluiden jegens politici. Ook kunnen zij middels hun schilder-, beeldende, literaire, film- en theater-kunstwerken zonder probleem dagelijkse misstanden aan de kaak stellen.
Ondanks de veel grotere vrijheid nu kampt Indonesië nog steeds met andere grote problemen. Corruptie is het grootste obstakel tot democratie, economische ontwikkeling en verhoging van algemene welvaart. Intolerantie t.o.v. andere geloofsstromingen zoals bijvoorbeeld Ahmadiyah, en non-Islam religies door een kleine maar sterke groep fanatici zijn velen een doorn in het oog. Ik hoop nog steeds dat men zich niet laten gijzelen door het uiterlijke vrome belijden van het geloof (Islam) als middel macht te verwerven in deze jonge natie.
Dat de huidige president zelfs zijn vinger recentelijk durft te branden aan een Twitter-account is voor mij meer dan een bewijs van het hernieuwde vertrouwen. Telkens als ik naar Indonesië ga, voel ik de trots van de jonge mensen in Indonesië. Ja, zelfs ook bij de jonge Chinezen. Nieuwe generatie, onbelast met de pijnen van het verleden, kijken hoopvol naar het opgaande beloofde land dat Indonesië heet.
Wat is er wel en wat is er niet veranderd na de ramp van de Tsunami in 2011
Lezing op 8 juni 2013 op de Conferentie Dialoog Nederland-Japan-Indonesië https://dialoguenji.org/
Dr. Naoko Richters
studeerde pedagogie/sociologie. Ze heeft veel boeken en artikelen over het Nederlandse onderwijs en de Nederlandse maatschappij in het Japans uitgegeven. Ze ondersteunt van de culturele uitwisseling tussen beide landen
Inhoudsopgave
1. Introductie
2. Een gepolariseerde samenleving na de kernramp van Fukushima
3. Scholen en de modernisering van Japan
4. Nawoord
1 Introductie
Vorige maand maakte Toru Hashimoto, burgemeester van Osaka in Japan en een van de leiders van de nationalistische “Japan Restauratie Partij”, de volgende opmerking over ’troostmeisjes’: “Wanneer soldaten hun levens wagen bij het rennen door kogelregens, en je wilt deze emotioneel opgewonden soldaten ergens wat rust gunnen, dan is het duidelijk dat je een systeem van troostmeisjes nodig hebt.” Deze opmerking veroorzaakte een storm van protesten en een schokgolf over de hele wereld.
De onwillige houding van het Japanse politieke establishment om de officiële betrokkenheid van de regering bij het gedurende de Tweede Wereldoorlog bestaande systeem van ’troostmeisjes’ te erkennen, is tegenwoordig welbekend.
Hoewel de huidige premier, Shinzo Abe, zich distantieerde van Hashimoto’s betreurenswaardige uitlatingen, ontkende ook hijzelf ooit eens het bestaan van ’troostmeisjes’, zoals die door de Japanse oorlogsregering waren ingeschakeld. Kort geleden maakte hij een opmerking waarbij hij de Japanse invasie in China, voor de oorlog, ontkende, zeggende dat “of wat toen had plaatsgevonden wel een ‘invasie’ genoemd kon worden, maar door geschiedkundigen beoordeeld moest worden”. Natuurlijk kreeg hij onmiddellijk protesten vanuit China.
Toen de LDP in december 2012 terugkeerde in de regering, installeerde Abe de “Onderwijs Vernieuwing Commissie” (Kyoiku Saisei Kaigi), met daarin een aantal leiders, bekend vanwege hun reactionaire politieke opvattingen, om de eigenschappen van het al tamelijk nationalistische en gecentraliseerde schoolsysteem verder te ontwikkelen en te versterken. Abe en de leden van de commissie wensen: de invoering van een Nationale Prestatie Test voor alle leerlingen, om met de testuitslagen scholen en regio’s met elkaar te laten wedijveren; het censureren van schoolboeken uitbreiden; het versterken van de morele opvoeding die gebaseerd is op de traditionele hiërarchische waarden; en verbetering van toezicht door de overheid op de werkwijzen van leraren op scholen.
Bijna 10 jaar lang heb ik (in Japan) boeken en artikelen geschreven over het Nederlandse onderwijs- en sociale systeem. Mijn doel is niet om het idee te versterken dat het Nederlandse onderwijssysteem beter zou zijn dan het Japanse of, nog erger, dat het in Japan zou moeten worden ingevoerd. In plaats daarvan zou ik graag wat ingrediënten willen aanreiken om de mensen hun manier van denken vanuit een ander perspectief te doen bekijken. Ik hoop dat zij zich kritischer opstellen tegenover wat zij altijd als iets vanzelfsprekend dachten.
Wanneer je kijkt naar de bespreking door de regering van de ‘vernieuwing’ van het onderwijs, dan blijkt dat hun idee om het centraal toezicht op het onderwijs te versterken totaal tegengesteld is aan het Nederlandse systeem, dat wordt gekarakteriseerd door ‘Vrijheid van Onderwijs’, waarbij het toegestaan is dat scholen en leraren de werkwijze op hun scholen in te richten op basis van hun eigen onderwijsfilosofie.
Nu kan ik me indenken dat u zich afvraagt:
– Waarom kiest de Japanse politiek keer op keer voor een reactionaire richting?
– Hoe kan het komen dat deze controversiële politici de politieke leiders van Japan kunnen worden?
– Vertegenwoordigen zij de ideeën van de meerderheid van de Japanners?
2 Een gepolariseerde samenleving na de kernramp in Fukushima
Jammer genoeg kwam er niet lang geleden nog meer onaangenaam nieuws uit Japan. Deze keer niet over politici, maar over gewone mensen.
Op 21 april van dit jaar verzamelden zich ongeveer 500 rechtse demonstranten in Shin-Okubo, een woonwijk in Tokyo met een hoge concentratie bewoners van Koreaanse afkomst. Deze bewoners zijn voor het merendeel nakomelingen van Koreanen die al voor de oorlog naar Japan waren gekomen en de meesten van hen waren in Japan geboren, waarschijnlijk net als hun ouders. De demonstranten riepen anti-koreaanse haatdragende teksten zoals: “Smijt de vreemdelingen het land uit!” “Ga weg uit Japan” en zelfs: “Vreemdelingen moeten dood”. Het schijnt dat vóór de samenkomst deze demonstranten op internet een anoniem netwerk van rechts-georienteerden hadden aangelegd.
Gelukkig was er ook een tamelijk grote groep burgers die tegen de rechtsgezinde mensen demonstreerden. Sommige progressieve politieke leiders organiseerden ook openbare bijeenkomsten om te bespreken hoe met men deze voorvallen moest omgaan. En vele journalisten toonden hun bezorgdheid over het walgelijke gedrag van deze demonstranten. In het algemeen zijn vele mensen bezorgd met de huidige groei van deze publieke manifestaties door rechts georiënteerden tegen ingezetenen afkomstig uit Korea en andere Aziatische landen.
Ongetwijfeld was deze demonstratie een direct gevolg van de militaire dreigementen door Noord Korea, en mogelijk dat die ook is beïnvloed door de recente politieke discussie met China en Taiwan over de Senkaku eilanden. Maar persoonlijk denk ik dat beledigende gedrag, op een of andere manier, het logische gevolg is van het gebrek aan goede begeleiding tijdens de kindertijd en op de scholen gericht op de vorming tot democratisch denkende burgers. Binnen een systeem waarbij scholen en leerkrachten weinig vrijheid hebben zelf over de lesmethoden en de leerboeken te beslissen, en die voortdurend onder toezicht staan van de lokale en nationale overheid, worden mensen niet bijzonder getraind om zich te gedragen als onafhankelijke en kritische burgers. Als de leerkrachten zelf niet behandeld worden als democratische burgers, hoe kunnen zij dan kinderen leren om de democratie te verdedigen?
Maar vóór ik verder ga met deze discussie, wil ik graag de volgende film met u delen. Deze korte film is gemaakt door Jun Arai en zijn vrienden. Jun Arai is een vriend van mij en een activist antikernenergie
Vertoning van: FUKUSHIMA GENPATSU, Jun Arai :
Zoals u ongetwijfeld weet, werd het noordelijke deel van Japan op 11 maart 2011 getroffen door een enorme aardbeving en tsunami. Bijna 16.000 mensen kwamen daarbij om, meer dan 6.000 raakten gewond en bijna 400.000 huizen werden verwoest. Nu nog leven 300.000 mensen als vluchtelingen zonder een eigen huis.
De omvang van de ramp met de tsunami was al nauwelijks te bevatten. Maar het was de kernramp bij Fukushima die veel ernstiger gevolgen had voor de overheid en voor de bevolking in heel Japan. De aardbeving was een natuurramp die we niet konden voorkomen en waarmee we op een of andere manier moeten zien te leven, maar de kernramp was duidelijk veroorzaakt door mensen. Dit veroorzaakt een voortdurende, enorme frustratie en woede bij de slachtoffers en hun goedwillende hulpverleners.
Vanaf de allereerste dag van de ramp begonnen vrijwillig gevormde groepen burgers met het op internet uitzenden van live-verslagen. Kernenergiedeskundigen, die normaal gesproken zelden werden uitgenodigd door commerciële zenders (vanwege hun kritische blik op het beleid van de overheid om de elektriciteitsproductie, op basis van kernenergie, uit te breiden) werden door burgeractivisten uitgenodigd om van minuut tot minuut de ontwikkeling van de ramp met de Fukushima Daiichii Elektriciteitscentrale toe te lichten.
Plotseling opende de ramp in feite een landelijke discussie over de kernenergiecentrales. De meeste mensen, ook ik zelf, realiseerden zich toen pas dat er 54 kerncentrales waren, op eilanden vol vulkanen en met kans op aardbevingen.
De mensen voelden zich over het algemeen hulpeloos, omdat nergens in Japan iemand meer werkelijk veilig is. Er is altijd een kernenergie centrale in de buurt. En ook zijn er af en toe kleine bevingen, die iedereen er aan doet denken dat er binnenkort nog eens grote aardbeving kan optreden, ergens in of nabij Japan.
Meer mensen dan ooit, vooral jongeren, begonnen actief te zoeken naar betrouwbare informatie over kernenergie en naar het politieke proces dat zat achter de uitbreiding ervan. Zij werden kritisch over de informatie die zij kregen via de conventionele nieuwsbronnen, zoals de TV en de nationale dagbladen. Zij organiseerden protestbijeenkomsten, om politieke maatregelen te bespreken, enz. Progressieve schrijvers en wetenschappers namen het initiatief tot het oprichten van nieuwe politieke partijen, zoals ook de eerste Groene Partij van Japan. En bepaalde journalisten richtten een onafhankelijk internet nieuws station op om informatie te verschaffen zonder commerciële sponsoring of bemoeienis.
Maar er is ook een andere kant aan dit verhaal.
In maart van dit jaar, nam Takako (een pseudoniem), een twintig jarige student uit Fukushima, deel aan een bezoek van een groep studenten aan Nederlandse scholen dat door mij was georganiseerd. Takako vertelde mij dat zij nu, vanwege de nucleaire fall-out, angst had om kinderen te krijgen. Een maand na de kernramp was zij gestart als eerstejaars student aan de Universiteit van Fukushima. Iedere dag kwamen de studenten een plek voorbij waar men bezig was verontreinigde grond te verwijderen. Op die plek werden de gemeten waarden van de radioactiviteit op een elektronisch scherm weergegeven, ook zichtbaar voor de studenten. Af en toe waren die waarden alarmerend hoog, maar er werden geen maatregelen getroffen, niet op die plek en ook niet bij de universiteit, om de mensen te beschermen. En de studenten waren verplicht om, zoals altijd, in de colleges te verschijnen. Er werd niet eens overwogen om de klassen naar een andere locatie te verplaatsen. Takako vertelde me ook, dat de verloofde van een van haar vriendinnen de relatie had verbroken. Die verloofde kwam uit een ander gebied van Japan en had aan haar vriendin gezegd dat hij niet het risico wilde nemen om met iemand te trouwen uit een besmet gebied, vanwege de mogelijke gevolgen die dit zou hebben voor hun gezondheid en hun nageslacht.
Wanneer je de blog’s op de sociale media leest, dan zie je veel soortgelijke verhalen. De rampen overvielen de mensen in Fukushima en omgeving met dood, ziekten en chaos. Het andere verhaal is dat zij bovendien door buitenstaanders vijandig behandeld werden. Sommige vluchtelingen werd de toegang geweigerd in winkels of benzinestations toen zij het rampgebied ontvluchtten. Zij kregen vaak het gevoel dat zij hun identiteit verborgen moesten houden en moesten vermijden in hun dialect te spreken, om te voorkomen dat zij door de andere reizigers afgezonderd zouden worden. De mensen uit Fukushima worden niet alleen beschouwd als slachtoffers van straling, maar ook als mensen die verontreinigd zijn met radioactiviteit.
Er waren zeker een groot aantal of vrijwillige acties van medeburgers, uit alle delen van Japan, om hulp te bieden aan vluchtelingen uit de gebieden getroffen door de tsunami en de kernramp. Maar zij ondervonden zeker ook veel vijandige reacties.
Na de ramp is, volgens mij, de Japanse maatschappij in zijn geheel gepolariseerd geraakt.
De maatschappelijke tweedeling bestond al voor de rampen. Door de voortdurende economische recessie kwamen de verschillen tussen rijk en arm duidelijk aan het licht. De maatschappij was gesplitst in de “haves” en de “have-nots”. Het was een economische tweedeling. Maar na de ramp veranderde het karakter van de tweedeling gedeeltelijk in een politieke. Aan de ene kant kwamen er mensen, vaak mensen met een hogere opleiding, die zich meer actief betrokken voelden bij het maatschappelijk gebeuren. Aan de andere kant een heel grote groep die zich waarschijnlijk machteloos voelden in deze situatie en de neiging hadden zich daarvan afzijdig te houden. Dit vergrootte hun vatbaarheid voor de populistische retoriek van bepaalde politieke leiders en hun goedkope populisme.
In die periode was het vreemd voor mij dat in het nieuws de kritiek zich vooral richtte op de DPJ regering (DPJ = Democratic Party of Japan). Slechts een half jaar voorafgaande aan de ramp, nam de DPJ regeringsverantwoordelijkheid, op basis van hoge verwachtingen dat er veranderingen zouden komen in het sociale systeem, zoals dat was opgezet en in stand gehouden door achtereenvolgende LDP regeringen van de laatste 60 jaar.
De DPJ, zoals die was samengesteld uit verschillende groeperingen, had tijd nodig gehad om zich te organiseren. De aanpak van belangrijke politieke kwesties op het gebied van buitenlandse en binnenlandse vraagstukken begon net vorm te krijgen, toen de rampen toesloegen. Hoewel de verantwoordelijkheid voor de bouw van 54 kernenergiecentrales hoofdzakelijk lag bij de achtereenvolgende LDP regeringen uit de voorgaande jaren, kozen de leiders van de oppositie partijen, in hoofdzaak politici van de LDP, om de DPJ minister aan te vallen, in plaats van samen te werken met de regering voor de redding van Japan te midden een van de grootste rampen ooit.
Er zijn zoveel meer dingen gebeurd in de Japanse politiek sinds de ramp dat ik niet in details kan gaan, gezien de beperkte tijd voor deze voordracht.
Op 16 juni 2012, besloot minister-president Noda van de DPJ de Ooi kernenergiecentrale op te starten. De eerste sinds alle centrales werden stilgelegd door de DPJ regering toen de rampen gebeurden. De eerder genoemde Tori Hashimoto was in feite de eerste die tegen het opnieuw opstarten van de centrales was en daarvoor veel steun van de kiezers kreeg. Maar naderhand veranderde hij van gedachten. Hij staat niet bekend om zijn sterke ideologische standpunten en hij verandert zijn politieke inzichten wanneer hij aanvoelt dat de situatie dat verlangt. En daadwerkelijk, bij de eerste parlementsverkiezingen na de rampen, gehouden in december 2012, won zijn partij (en van Shintaro Ishihara, de vroegere gouverneur van Tokyo), de nieuwe Japan Restauratie Partij, 54 zetels! De LDP kreeg bij deze verkiezingen opnieuw de macht, met 294 van 280 zetels, 175 zetels meer dan bij de verkiezingen van 2009. De DPJ verloor dramatisch en duikelde van 308 naar 57 zetels.
Er is klaarblijkelijk een probleem met de Japanse politiek die bepaald wordt door populisme. Meerdere oorzaken voor de toename van het populisme zijn aan te geven: Vanuit mijn standpunt gezien zijn er drie factoren die een belangrijke rol spelen:
1) het huidige verkiezingsstelsel waarbij de meerderheid van de kandidaten worden gekozen in kleine kiesdistricten,
2) het onvermogen van de regering om wetenschappelijk geloofwaardige en niet politiek beïnvloede informatie te verstrekken over de zaken waarom het gaat, en de laatste maar niet het minste is
3) het gecentraliseerde onderwijssysteem.
Al deze factoren geven aan hoezeer de maatschappij in Japan gesloten is.
Vanwege de beperkte spreektijd, wil ik mij in de rest van mijn voordracht concentreren op deze laatste factor: het gecentraliseerde onderwijssysteem.
3 Scholen en de modernisatie van Japan
De discussie die ik hier zou willen voeren is niet zozeer HOE het systeem van het centraal georganiseerde onderwijs in Japan is, maar eerder over WAAROM het onderwijs in Japan zo centraal georganiseerd is zoals het nu is.
Voor het antwoord op deze vraag moeten we terugkijken in de geschiedenis.
Het moderne onderwijssysteem in Japan is ontstaan in het begin van het Meiji tijdperk. Japanse leiders wilden graag aansluiting vinden bij de westerse landen die vooruit waren gekomen door de industriële revolutie en de uitbreiding van hun imperialistische koloniën. Overal in Japan werden de eerste moderne scholen opgericht om ieder kind toegang te kunnen geven tot het zelfde soort onderwijs, dat wil zeggen, om ieder kind gelijke kansen te geven zich later op te werken naar een betere baan. Van de ene kant kopieerde de overheid de inhoud van de westerse studieboeken, maar van de andere kant, op het gebied van ontwikkeling van een morele houding, voerde de overheid de Confuciaanse waarden in, die waren oorspronkelijk afkomstig uit China, maar die in de loop der tijd waren aangepast aan de Japanse interpretatie. Het resultaat was, dat de scholen wetenschappelijke kennis bijbrachten uit de schoolboeken van westerse landen, maar ook leerden om niet te twijfelen over die kennis, of daarop kritiek te hebben, zoals dat moest volgens de leer van de hiërarchische ordening.
De opvoeding volgens deze moraal versterkte het totalitarisme en het militarisme zoals dat, naar wij weten, ten toon werd gesteld gedurende oorlog.
Nadat er twee atoombommen waren gevallen op Hiroshima en Nagasaki werd Japan bezet door de Geallieerde Strijdkrachten en de democratisering van de maatschappij begon, onder toezicht van de Verenigde Staten. Het totalitaire schoolsysteem werd afgeschaft en in plaats daarvan werd een nieuw, Amerikaans, competitief onderwijssysteem ingevoerd.
Vele onderwijsdeskundigen in Japan zijn het er over eens dat met deze verandering naar een nieuw systeem, een nieuw tijdperk in de geschiedenis van het moderne onderwijs was aangebroken. Maar, zoals ik het zie, één ding werd niet veranderd: Het onderwijs was er weer op gericht om in het belang van de natie de besten te kunnen selecteren, niet om het individuele kind zich volledig te laten ontwikkelen tot een eigen persoonlijkheid. Deze keer niet onder een militair regime, maar in het kader van, en gericht op, een snelle economische groei.
In westerse landen begon het modern onderwijs voornamelijk na de Franse revolutie, tijdens het napoleontisch regime. Het werd beïnvloed door de industriële revolutie en een belangrijk doel voor het onderwijs op de scholen was de jongeren te vormen tot goede werkkrachten en leiders van de industriële ontwikkeling. Maar binnen de politieke context van het ontstaan van het burgerdom of van burgerlijke samenlevingen, was het even belangrijk om nieuwsgierigheid en onafhankelijke, kritische en analytische denkwijzen te ontwikkelen, gestoeld op wetenschappelijke inzichten.
Maar niet in Japan. Ik zei al dat Japan het westerse onderwijs overnam als model. Maar er was een truc. Japan nam het model over, alleen voor zover dat betrekking had tot kennis en technologie, maar niet de filosofie die daar mee samenhangt. De vrijheid van denken en de gewetensvrijheid werden door de politieke leiders, uit die tijd, stiekem vervangen door de traditionele Japanse normen, dat wil zeggen conformering aan de hiërarchische ordening. En dit werd na de oorlog nooit werkelijk vervangen door het ideaal van een democratisch burgerschap. Jammer genoeg verloren de Verenigde Staten, opzettelijk of niet, hun interesse in het vormen van een meer democratische maatschappij in Japan, toen kort na de Tweede Wereldoorlog de intensiteit van de Koude Oorlog toenam.
Je zou zelfs kunnen zeggen dat de snelle groei van de economie van Japan in de jaren’60 en ’70, gebaseerd was op een systeem dat kinderen aanspoort hard te werken, te concurreren en het uit het hoofd leren van kennis; maar niet op het bevorderen van kritisch denken, creativiteit, samenwerking, communicatie en burgerschap.
4 NAWOORD
Als schrijver, die 17 jaar in Nederland gewoond heeft en zeker na mijn gedachteprikkelende discussies met u, voel ik een sterke noodzaak om uw verhalen te vertellen aan mijn mede-japanners en om te werken aan de verbetering van het democratische systeem in Japan
Ik heb een aantal boeken geschreven over het Nederlandse Onderwijssysteem, beschouwd vanuit burgerschap en democratie en jaren nadat ik mijn eerst boek publiceerde, heb ik kennis gemaakt met vele gewetensvolle activisten, uitgevers, schrijvers, wetenschappers en studenten, die werken aan een betere en meer democratische samenleving in Japan. Hun aantal is misschien klein, maar is groeiende.
Takako, de studente over wie ik u al eerder vertelde, was een van het, inmiddels flinke, aantal studenten, die onder mijn leiding Nederlandse scholen hebben bezocht.
De algemene indruk is als volgt: in het begin zijn de Japanse studenten sprakeloos wanneer zij op een basisschool een groep kinderen, zelfs 4 jaar oude leerlingen, in een kring zaken bespreken over hun klas en hun school. Zij zijn vaak verrast te zien hoeveel vrijheid leerkrachten hebben en hoeveel praktijklessen zij krijgen, betaald uit openbare fondsen. De studenten zijn onder de indruk van de rechten van ouders om namens hun kinderen te spreken en over het feit dat zij, de ouders, samenwerken met de leerkrachten bij veel activiteiten van de school. Een schoolgemeenschap met vriendschappelijke relaties tussen kinderen, leerkrachten en ouders, zoals je die in Nederland vaak ziet, is een geheel nieuw concept voor vele Japanners.
Als ze dit soort zaken gezien en opgemerkt hebben, gaan de ogen van de studenten stralen, en in plaats van een alleen maar passief volgen van het reisschema, beginnen ze enthousiast aan één stuk door vragen te stellen.
Soms denk ik dat het misschien te laat is om verandering te brengen in de totaal gepolariseerde samenleving in Japan, waar zoveel problemen zich hebben opgehoopt, inclusief die van oudere generaties, inclusief die van mij. Maar het is beter laat dan nooit. Daarom, mijn verzoek aan u: ga door met het delen van uw meningen en inzichten met ons en laten we de dialoog aan de gang houden.
Wij allen worden, op een of andere manier, geconfronteerd met de problemen van een industriële ontwikkeling, die we eerst als ons einddoel beschouwden. Maar ons doel is niet alleen een materieel welbevinden, maar geestelijk geluk. Ieder van ons wil eigenlijk een goede relatie met elkaar en een gezonde natuur om ons heen. Is het niet indrukwekkend dat in deze dagen, op een grotere schaal, meer en meer mensen in de wereld samengaan op dezelfde zoektocht? Jammer genoeg schijnt het onderbuikgevoel van populistische politici voor te schrijven dat het een “zero sum” spel is, dat wat ik win, verlies jij en wat jij verkrijgt, krijg ik niet. Dialoog is belangrijk en democratie ook.
Om de democratie te handhaven is een voortdurende dialoog nodig. Ik moet toegeven dat, kijkend van uit het perspectief van ontwikkeling van een werkelijk democratische samenleving, wij Japanners pas beginnelingen zijn.
Dank u voor uw aandacht
Afsluiting door Takamitsu Muraoka
Takamitsu Muraoka, Professor of Hebrew at Leiden University.
For 10 years the chairmen of Dutch – Japanese – Indonesian Dialogue. See: https://dialoguenji.org/
He was born in Hiroshima, Japan in 1938. In 1970 he received a Ph.D. in Hebrew from the Hebrew University of Jerusalem.
Muraoka is the Emeritus Chair of Hebrew, Israelite Antiquities and Ugaritic at Leiden University in the Netherlands. Muraoka translated and edited the diary of EW Lindeijer, a Dutch teacher and medical orderly who was held by Japan as a prisoner-of-war during WWII. The publication of the diary, which includes letters from EW’s wife who was also held prisoner, coincided with the 400th anniversary of links between the Netherlands and Japan.
The book had a profound effect on Muraoka’s life as it contained not a single word of accusation or denunciation of the Japanese. He also felt intense shame about the indescribable hardships and injustices willfully inflicted by Japanese. Since 2003 Muraoka has committed himself to devoting at least one month a year to paying Japan’s spiritual debt to Asia, including giving free lectures. The diary was published under the title Kisses to Nel and the children: from a POW camp in Japan, 2000.
Source: https://www.arapacisinitiative.org/en/il-consiglio/8-membro-del-consiglio/101-takamitsu-muraoka
Conferentie Dialoog Nederland-Japan-Indonesië op 8 juni 2013
Afsluiting door Takamitsu Muraoka
Afgelopen maand bezochten mijn vrouw en ik het graf van Mevr. Adrie Lindeijer, vergezeld van haar schoondochter, Mevr. Ada Lindeijer. Wijlen Mevr. Adrie Lindeijer was, zoals de meesten van jullie weten, een inspirerende en enthousiaste leidster van ons forum sinds het begin in het jaar 2000. En vorig jaar bezochten we ook de graven van respectievelijk Men. en Mevr. Goudswaard en Mevr. Michielsen, die ook vele jaren actief waren in het organiserende comité van de Dialoog.
Bij hun graf herinnerde ik me hen en dacht terug aan de jaren dat we samen waren en de gedachten die we deelden. Onze gedachten en conversaties gingen over een gezamenlijk thema, namelijk elkaar confronteren met de gezamenlijke recente geschiedenis van de twee naties – Nederland en Japan, nu drie naties met Indonesië toegevoegd. Deze drie naties, waarvan wij een onderdeel zijn, delen een geschiedenis, die zich ontvouwde in het Zuidoost Aziatische theater van de Oorlog in de Stille Oceaan.
Natuurlijk duurde die gezamenlijke geschiedenis voor de Nederlanders en de Indonesiërs drie eeuwen langer. Maar onze focus is altijd geweest op de geschiedenis van de 20e eeuw.
Vandaag zijn er onder ons maar een klein aantal die persoonlijk deel uitmaakten van die geschiedenis. Dat aantal wordt ook steeds kleiner. Bovendien hebben we buiten de mensen die ik al genoemd heb ook afscheid genomen van twee uitzonderlijke mensen die ons vereerden met hun toespraken: Men. Winkler en Prof. Namba.
Een van de dingen die Mevr. Beerends in haar briljante film probeerde vast te leggen was de generatiekloof. De meeste mensen spreken niet graag over hun pijnlijke verleden, hun lijden en de verliezen die hen zo oneerlijk toegebracht werden. Op die manier groeien hun kinderen en kleinkinderen op in zalige onwetendheid van de ellende en de pijn opgesloten in het geheugen database van hun voorvaderen.
Zoals we gehoord hebben in Mevr. Richters presentatie is er in sommige landen zoals Japan een officieel mechanisme en een machinerie, gevormd door nationale leiders en politici, die zeker stellen dat de jonge generatie een vertekend beeld van de geschiedenis met de paplepel ingegoten wordt.
In onze derde conferentie in 2001 hebben we precies die vraag van geschiedenisonderwijs behandeld. Mevr. Richters vergeleek voor ons de manier waarop geschiedenis wordt onderwezen in Japan en in Nederland. Ik sprak over het geschiedenisonderwijs in Duitsland.
Op een van onze meer recente bijeenkomsten zei een meneer dat wat leerlingen hier leren over de geschiedenis van de relatie tussen Nederland en Indonesië ook veel te wensen overlaat.
Uit Men. Salims presentatie konden we niet afleiden wat, hoeveel en hoe de moderne geschiedenis wordt geleerd.
Bij mijn bezoek aan Indonesië in 2004 is mij verteld dat er niet veel geleerd wordt over de Japanse bezetting, speciaal niet over die aspecten, die de Japanse regering onwelgevallig zouden zijn en dat was omdat zij economische tegenmaatregelen vanuit het Noorden vreesden. Al met al is het een goede gok te veronderstellen dat tot heel recent de positieve bijdrages gedaan door lokale Chinezen geen favoriet onderwerp in het school curriculum in Indonesië waren.
Een verder belangrijk thema dat voortkomt uit de film Arigato wordt wel zo uitgedrukt: “Je kunt het verleden niet vergeten, maar kun je het vergeven?” Maar, dit thema op deze manier uitgedrukt stelt een belangrijke, maar moeilijke filosofische vraag. Met andere woorden kun je een ding, een onpersoonlijke grootheid vergeven? Als je in het donker over een ijzeren staaf struikelt die op de stoep ligt en je je tenen ernstig bezeert, kun je het voorwerp meteen vervloeken: “Jij smerige, smerige ijzeren staaf! Kijk eens wat je verdorie met mijn tenen gedaan hebt.” Of iets dergelijks. Is vloeken moreel fout?
Moet je in plaats daarvan de staaf vergeven? Zelfs als je zou zeggen: “Hoi, ijzeren staaf ik vergeef je” dan zou de staaf niet naar je glimlachen en naar je toe kruipen en je bloedende tenen verzorgen. Merk op dat in de film, de Japanse jongen Koh, geacht wordt de voormalige verschrikkelijke Japanse bezettingsmacht te vertegenwoordigen. Vergeving en verzoening zijn alleen mogelijk tussen personen en quasipersoonlijkheden of groepen van deze, zoals etnische groepen of naties.
Echte vergeving en verzoening kunnen alleen plaatsvinden wanneer slachtoffers en geweldplegers, rechttoe rechtaan, moedig en oprecht elkaar confronteren met de geschiedenis, hoeveel pijn dat ook doet; de geweldplegers moeten toegeven wat ze fout gedaan hebben en ze moeten hun slachtoffers vergiffenis vragen en ze compenseren voor hun verliezen. Het is aan de slachtoffers om te beslissen of ze wel of niet vergeven en of ze wel of niet van compensatie afzien.
De manier waarop mijn land recentelijk de zogenaamde troostmeisjes, de oorlog seksslavinnen, heeft afgehandeld is het beste voorbeeld van hoe je niet dient om te gaan met je eigen besmette geschiedenis. De beruchte burgemeester van de tweede grootste stad van Japan, Hashimoto, heeft schaamteloos getwijfeld aan de geschiedenis van gedwongen prostitutie, net als zijn medestander Abe zes jaar geleden gedaan heeft, waarna hij alleen internationaal vernederd werd. De Japanners blijven zeggen: die zaak is al lang dood, onder de voormalige premier Murayama hebben we ons verontschuldigd, hetgeen waar is. Na onze conferentie in 2010, waar Mevr. Yokohata uit Brussel over deze zaak sprak, ontdekte ik op een officieel web site van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Japan een schrijven over precies dit onderwerp. Daar kun je zowel in het Engels als het Japans lezen:
[Gedwongen door de groeiende behoefte voor meer troostmeisjes, veroorzaakt door het uitbreiden van de oorlog, pasten deze ronselaars in sommige gevallen dwang en intimidatie toe op deze vrouwen om ze tegen hun wil te rekruteren en er waren zelfs gevallen waar administratief/militair personeel direct meehielp met het rekruteren]
Ze proberen gedwongen prostitutie te rechtvaardigen. Hashimoto heeft gezegd het was een noodzakelijk kwaad. Hier hebben ze het lef te zeggen dat zo’n behoefte toenam met het uitbreiden van de oorlog. Maar wie is dan toch die oorlog begonnen?
Dit schrijven was gepubliceerd op 4 augustus 1993. Op precies dezelfde dag gaf de toenmalige kabinetssecretaris Kohno een publieke verklaring af, waarin hij toegaf dat er gedwongen prostitutie was geweest en dat het Japanse leger direct en indirect betrokken was bij het rekruteren van troostmeisjes en het opzetten en runnen van troostplekken.
In november 2010 en in maart 2011 heb ik een persoonlijke brief gestuurd naar twee opeenvolgende ministers van Buitenlandse zaken van Japan, waarin ik wees op de opvallende tegenstelling tussen de twee officiële verklaringen en vroeg om verwijderen van de gewraakte passage. Tot dusver heb ik geen antwoord gekregen en de tekst staat er nog steeds ongewijzigd.
Net als in de film en zoals we hebben kunnen zien uit de respons van Mevr. ten Brink, Mevr. Valk, en Men. van Bodegom zijn het niet alleen de geweldplegers, die het verleden moeten verwerken. Mevr. Richters heeft gevraagd: “Wat is er veranderd en wat is er niet veranderd na de ramp van de tsunami in 2011?”
Een week na de aardbeving/tsunami publiceerde het NRC Handelsblad een artikel over een volle pagina getiteld: “De ogen van de slachtoffers zijn op ons gevestigd” een volledige vertaling van een interview tussen Oë Kenzaburo (Nobel prijswinnaar voor literatuur, 1994) en Le Monde, getiteld Nous sommes sous le regard des victimes. “We worden aangestaard door de slachtoffers.”
De slachtoffers, waar Oë over praat zijn niet degenen van de ramp van 2 jaar geleden, maar die van de atoombommen van Hiroshima en Nagasaki en die visserslieden, die toevallig verzeild raakten in een gebied van de Stille oceaan, waar de USA een waterstofbom liet ontploffen. Oë benadrukt dat het naoorlogse Japan gekarakteriseerd wordt door wat hij noemt tweeslachtigheid;
Japan blijft aarzelen beslissingen te nemen over vitale zaken zoals Artikel 9 van de Japanse grondwet, de Japanse verdedigingskrachten, Amerikaanse militaire bases, die verspreid zijn over Japans grondgebied, en niet alleen op Okinawa, de kern energie etc.
Het feit dat op 11 maart 2011 er meer dan 50 kerncentrales volledig operationeel waren over heel het land laat zien dat wij Japanners niet geleerd hebben van onze geschiedenis als de eerste slachtoffer van kernenergie in de geschiedenis van de mensheid. Onze huidige regering weigert koppig om de harde lessen van de ramp te leren, die amper twee jaren geleden plaatsvond; zij hebben besloten vele kerncentrales open te houden.
Onafhankelijk van onze nationaliteit zijn wij mensen min of meer zo. Wij moeten blijven leren van de geschiedenis en die bewaren. Vergeet het verleden niet, maar maak het een leidraad voor de toekomst, zoals een oude Chinese wijze heeft gezegd.
Ik zou graag willen dat ons forum een dergelijke koers houdt, van elkaar blijven leren zodat we op een doelmatige manier met de bittere herinneringen van de oorlog in de Stille Oceaan en de koloniale geschiedenis omgaan en een brug bouwen tussen de drie naties.
Ik wil graag afsluiten met de sprekers te bedanken, de drie geïnterviewden, het organiserende comité, de twee Japanse musici, die niet lijden onder een generatiekloof, de staf van deze ruimte en alle deelnemers. Ik wens u allen een veilige reis naar huis en een gezonde nachtrust.