De invloed van WWII in de Pacific op de volgende generaties
5 september 2015
De gevolgen van twee oorlogen in voormalig Nederlands Indië zijn nog voelbaar.
Eerst was er een oorlog met Japan gevolgd door de oorlog voor de Indonesische Onafhankelijkheid. Ondanks dat velen van ons zijn geraakt door het verleden willen we werken aan een toekomst van vrede op basis van begrip en verzoening. Daarom organiseren wij deze Dialoog Conferenties voor Nederlanders, Japanners en Indonesiërs. Voor jong en oud die verder willen dan verwerken en herdenken. Het is werken aan vrede door eigen verhalen en ontmoetingen.
De Dialoog op 5 september 2015 zag er als volgt uit:
Inhoud
De Dialoog op 5 september 2015 zag er als volgt uit:
- Welkomstwoord
- “Een Japans gezicht binnen een Indische familie; Verzoening en expressie”
- “Licht en schaduw na de oorlog”
- “Op zoek naar mijn grootvaders roots in Nederlands Indië”:
- “Boodschap uit Japan en enkele belangrijke mededelingen”
- Slotwoord
1. Welkomstwoord | dhr Ton Stephan
Introductie van de sprekers
Mevr. Jill Stolk In mijn eerste boek ‘Scherven van smaragd’ vertel ik over mijn vader die als krijgsgevangene aan de Birma-Siam spoorweg te werk was gesteld en zijn confrontatie, na de oorlog, met mij, zijn dochter met de Japanse gelaatstrekken. Hoe gaat een Indische familie met dit gegeven om? Wie ben ik?
Mevr. Chieko van Santen is in 1944 te Onomichi-stad in Hiroshima geboren. Na het afronden van haar studie Engelse literatuur aan de Universiteit van Shimane werkte ze voor een Nederlandse handelsmaatschappij in Osaka. Daar ontmoette zij dhr. van Santen en in 1970 trouwde ze met hem. Tijdens de Japanse bezetting heeft dhr. van Santen in een interneringskamp gezeten in Nederlands Indië. Mevr. van Santen woont sinds 1984 in Nederland.
Mevr. Tineke Bennema is een historica en journalist die onderzoek deed over haar grootvader, die politie inspecteur was op Sumatra en Java van 1920 – 1942. Haar vader werd op Java geboren waar hij was geïnterneerd in het kamp Ambarawa.
2. “Een Japans gezicht binnen een Indischefamilie; Verzoening en expressie” | Jill Stolk
Een gedicht i.v.m.
“Een Japans gezicht binnen een Indischefamilie; Verzoening en expressie”
Mijn halfzus, geniaal maar gek,
wonend over het grote water,
goddank,
stuurt boodschapper Betty naar het Dodenrijk
waarom?
ja, waarom…
om de gewelven te verkennen?
om alvast een plek te bespreken?
Betty in de mist Daar Ergens
wacht wie komen gaat:
Vrouw in rolstoel, lief gezicht,
rolt op Betty aan:
‘Oh, Gwenny, lief kleintje,
na tien dagen al vaderloos
Op je vijfde met je droeve moeder
in Nederland, bij ons in huis
Ik hou van je, al-tijd
Je hebt me niet meer opgezocht
ik heb je zo gemist,
maar het geeft niet, echt niet
Wees vrij, wees gelukkig
net als ik’.
‘Oh Francien’, zegt mijn zuster,
‘dus ze is dood… ik vroeg het me al af.’
Komt een man op Betty toegelopen
lang, slank, beetje garnalenhoofd
(dus niet aantrekkelijk voor mijn zus)
‘Hey, smarty woman, my best student,
YOU!
so much knowledge, so much know-how,
so much insight,
so much humour,
so bad character,
not to be compared to anyone
So sorry we lost each other
Looking forward to see you again!’
‘Oh, mijn professor’, zegt mijn zuster,
‘bij hem ben ik gepromoveerd’.
Komt een arm uit de ijlte
de gestalte van een man
in pak met vest
Gelijk zie ik de kleuren voor me:
beige, bruin, tikje oranje in de das…:
Mijn vader, oh, de Birma-man
bloedmooi
bloed en nagels
bloedvulkaan
Ik sloeg hem met gusto
na zoveel jaren van slaag
Zijn stem:
‘I wasn’t nice to you
It was a sad hard time in life
You were afraid
I didn’t make life easy
for you or family
Please, forgive me for my sins’.
( ‘This man was very thin
and very, very sad,
fearfull to speak,’ said Betty)
‘Zou het pa Stolk zijn,’ vraagt mijn zuster
Haar stiefvader herkennen
is te zwaar
Jill Stolk 01/03- 24/05/2015
3. Licht en schaduw na de 2e wereldoorlog | Chieko van Santen
Allereerst was ik er niet zeker van welk deel van mijn leven interessant genoeg zou zijn om erover te spreken op deze conferentie. Ik dacht dat het naar alle waarschijnlijkheid ging om mijn huwelijk met een Nederlander, die in Indië in een Japans interneringskamp had gezeten. Hoe dan ook heb ik me bereid verklaard om een toespraak te houden in de veronderstelling dat het voor mij een goede aanleiding is om weer na te denken over mijn verleden.
Ik zal mijn verhaal beginnen door eerst mezelf voor te stellen. Ik ben geboren in 1944 in de prefectuur van Hiroshima, in een stadje op ongeveer 100 km afstand van Hiroshima. Ondanks dat ik geen direct slachtoffer ben van de atoombom, zag ik op de projector van onze school heel vaak de ellende van Hiroshima en ik herinner me dat we een heleboel Origami kraanvogels maakten die we naar Hiroshima stuurden. Voor mij, die in een kleine stad woonde waar nooit bommen vielen, leek Hiroshima wel een complete, andere wereld.
Er is een bepaalde herinnering die ik nooit zal vergeten. Toen ik 4 of 5 jaar oud was, was ik op bezoek bij een familielid die in Hiroshima woonde, en ik zag een glasscherf uit de huid van die mevrouw komen, zelfs een aantal jaren na de atoombom. Ook heb ik een vriend van de universiteit die slachtoffer was van de atoombom en die bij de Verenigde Naties een appel deed om te stoppen met atoom energie. Men zei dat er gedurende 100 jaar geen planten zouden groeien in Hiroshima, maar nu – na 70 jaar – is Hiroshima gelukkig veranderd in een prachtige stad met veel groen. En alleen de Herdenkingskoepel zal ons voor eeuwig vertellen over de ellende als gevolg van de atoombom.
De 2e wereldoorlog heeft ook mijn leven veranderd. Mijn moeder heeft een man moeten trouwen die ze helemaal niet liefhad. Na de dood van mijn grootvader, die een succesvolle handelsman was, moest ze haar familie (jongere broers en zusters) onderhouden. Toen mijn vader uit de oorlog terugkwam met gezondheidsproblemen is mijn moeder van hem gescheiden, maar ze heeft naar mij toe heel lang volgehouden dat hij was overleden. Ze zal ongetwijfeld niet gelukkig zijn geweest in een huwelijk zonder liefde. Maar als dochter was het erg pijnlijk om alleen maar de negatieve dingen te horen over mijn vader. Ze vertelde me zelfs niet eens zijn naam en bewaarde helemaal geen foto’s van hem. Ik denk dat het ertoe heeft geleid dat ik de interesse verloor om te weten wie mijn vader was. Echter was mijn moeder in staat me alles te geven wat ik nodig had, waardoor ik allerlei lessen kon volgen, zoals piano, dansen, bloemschikken, thee ceremonie, olieverf, kalligrafie etc. Het is jammer dat ik niets van dat alles onder de knie kreeg; desondanks vind ik het fijn dat ik een globale kennis heb van al die culturen.
Mijn moeder was niet blij als ik haar naar mijn vader vroeg. Bovendien was ik in die tijd niet de enige zonder vader, aangezien er nogal wat vrienden hun vader in de oorlog hadden verloren. Ik denk, dat ik hem daarom ook niet zo miste. Vlak voordat ik wegging uit Japan, toen ik bijna 40 jaar was, heb ik mijn vader bezocht nadat ik bericht had ontvangen van een lid van zijn familie dat hij erg ziek was en niet meer bij bewustzijn. En kort daarop kon ik alleen nog maar zijn begrafenis bijwonen. Ik vind het zeer triest dat ik hem niet eerder heb kunnen ontmoeten. En ik geloof dat mijn moeder er verkeerd aan heeft gedaan om de band tussen hem en mij te verbreken.
Mijn moeder had voor die tijd een vrij hoge opleiding genoten, en daarom verwachtte ze van mij hetzelfde. Ik studeerde af van de universiteit omdat zij dat graag wilde. Ik denk dat ik – om onafhankelijk te worden van mijn moeder – waarschijnlijk gekozen heb voor een internationaal huwelijk. Nadat ik van de universiteit kwam, ging ik werken bij het bijkantoor van een Nederlands bedrijf te Osaka en een paar jaar later trouwde ik een Nederlander die van Singapore kwam en directeur werd van het hoofdkantoor te Tokyo. Het was zeker een belangrijke beslissing aangezien ik nooit in het buitenland was geweest. Hij was geboren in Indië en 10 jaar ouder dan ik. Na zijn 10e jaar werd hij van zijn moeder en zus gescheiden en moest van het kamp Ambarawa naar een ander kamp. Mijn oom die even oud was als mijn verloofde, vroeg mij of ik wist wat dat betekende. Maar ik nam zijn commentaar toen nog niet zo erg serieus.
Mijn verloofde zei dat hij me gewoon als een vrouw heeft beoordeeld, niet als Japanse. Op dat moment wist ik niet zoveel over dat interneringskamp en zelfs na ons trouwen, wilde hij niet over dat onderwerp praten. Later begreep ik dat het bedrijf hem – rekening houdend met zijn gevoelens – een jaar tijd had gegund om een besluit nemen of hij naar Japan wilde verhuizen, en dat is de reden waarom hij nooit enige interesse toonde in Japanse kunst, cultuur en taal gedurende de 15 jaar dat we in Tokyo woonden. Ook hebben we nooit Indonesië bezocht, ondanks dat we tijdens vakanties vele andere Aziatische landen hebben bezocht.
Toen ik voor de eerste keer Nederland bezocht, was ik diep onder de indruk van het warme welkom door mijn schoonmoeder en schoonzus. Nadat ze hoorde dat haar man op 24/08/1945 was overleden in het ziekenhuis van Semarang op Java vlak na de bevrijding keerde mijn schoonmoeder terug naar Nederland met 2 kinderen. Zij heeft een onvoorwaardelijke binding met haar zoon als dankbaarheid voor het feit dat hij nog leefde, en kennelijk heeft ze zelfs tegen haar familie gezegd “Duits en Japans bloed zijn niet welkom in onze familie”. Ik vernam al deze dingen van familieleden van mijn echtgenoot. Desondanks werd ik met veel liefde door mijn schoonmoeder en ook door mijn schoonzus ontvangen die me als een lid van de familie accepteerden. Nooit heb ik vervelende ervaringen met hen meegemaakt en ik denk dat dat komt door hun grootmoedige en respectabele karakters, waar ik hen zeer dankbaar voor ben.
Een van de ooms van mijn man weigerde mij echter te ontmoeten, aangezien hij zo vreselijk had geleden door de gedwongen zware arbeid die hij moest verrichten voor het Japanse leger. Mijn schoonmoeder zei dat haar broer de geschiedenis moest vergeven en moest denken aan de familie. Maar tot het moment dat die oom overleed heft mijn man zonder mij die oom niet meer ontmoet. Hoewel ik hun steun aan mij waardeer, en ook geloof dat alleen naties verantwoordelijk zijn voor de oorlog, kon ik me goed voorstellen dat deze oom niet in staat was om een Japanner in de ogen te kijken vanwege zulke vreselijke ervaringen, ondanks dat hij daardoor zijn geliefde neef moest missen.
Nog een ander verhaal wil ik u vertellen over mijn ervaringen in de bridgeclub te Wassenaar. Toen ik samen met mijn bridgepartner, de vrouw van een Japanse expat, in het Japans aan het praten was, vroeg een Nederlandse dame die naast ons zat of wij onze conversatie wilden stoppen. Mijn Japanse partner was erg ontdaan en vroeg waarom we in onze vrije tijd niet in onze eigen taal mochten praten. De Nederlandse dame zei dat ze hoofdpijn kreeg van het aanhoren van Japans. Ik begreep onmiddellijk dat ze in een Japans kamp had gezeten in Indië. Ik wist dat er veel Indische mensen in de buurt van Den Haag wonen. Ik voelde me toen een beetje beschaamd omdat ik er vanuit ging dat alle expats uit Japan zich toch van te voren een beetje hadden kunnen verdiepen in de geschiedenis van dit land en de gevoelens van het volk voordat ze naar Nederland toe kwamen.
Nadat mijn schoonmoeder was overleden trouwde mijn oudste zoon met een Duitse vrouw. Ik vraag me af wat mijn schoonmoeder in de hemel daarvan vond. Waarschijnlijk zou ze haar commentaar opgeven dat ‘Duits en Japans bloed niet welkom zijn in haar familie” en glimlachend zeggen hoe gelukkig zij is zo lang als haar gezin gelukkig is met goede echtgenotes.
Eind jaren ‘80 hoorde ik van een Nederlandse journalist over de groep Indische mensen met Japanse vaders. Met de Japanse vrouwenclub in Den Haag organiseerde ik een feest om hen de Japanse cultuur te tonen en nodigde ook een Japanse journalist uit van een krant uit Tokyo om deze mensen te helpen bij de zoektocht naar hun Japanse vaders. Ik denk dat dit het begin is geweest van de activiteiten van JIN en het latere Sakura, welke organisaties zijn opgericht door de kinderen waar de ouders voornamelijk Japanse militairen en Indische vrouwen betreffen. Helaas kon ik hen later niet helpen enerzijds als gevolg van de ziekte van mijn man en anderzijds door mijn werk bij Nichiran Silvernet.
Nadat we 10 jaar in Nederland woonden ging de gezondheid van mijn echtgenoot achteruit. In het begin gaf hij me veel ondersteuning bij het oprichten van Nichiran Silvernet, maar toen zijn gezondheid minder werd en ik het steeds drukker kreeg, werd hij steeds ongelukkiger. Na een gevecht met zijn ziekte dat 13 of 14 jaar duurde is hij in 2007 overleden.
De stichting Nichiran Silvernet is een Japanse organisatie die in 2003 is opgericht en waarbij de mogelijkheid bestaat dat in de groep zowel ondersteuning gegeven als verkregen kan worden. Japanners die Japan hebben verlaten en ouder worden zouden wellicht hulp nodig kunnen hebben. Dus kwamen er veel gelijksoortige groepen in Europa. Het zal ongetwijfeld het juiste moment zijn geweest voor de opzet van een dergelijk soort organisatie. Die van ons is gegroeid tot de grootste Japanse organisatie in Nederland met meer dan 150 leden. Sinds de oprichting ben ik nu 12 jaar als voorzitter betrokken en er zijn nog steeds vele zaken te regelen.
Onze generatie is op een bepaalde manier gelukkig om elk jaar te kunnen zien hoe de dingen beter en rijker worden als je dat vergelijkt met de arme tijd direct na de oorlog. Echter wordt de jongere generatie nu geconfronteerd met een moeilijke toekomst. Ik wens van harte dat zij de moed zullen opbrengen om niet dezelfde fouten van de geschiedenis te maken en niet te vergeten om tussen de verschillende volkeren begrip op te brengen en zorg voor elkaar te hebben.
Ondanks enkele tegenslagen veroorzaakt door de oorlog kan ik mijn leven als tamelijk blij en gelukkig beschouwen, omdat ik zowel Japan als Nederland en ook andere landen heb mogen meemaken en als ik terugkijk op mijn leven dan ben ik gezegend met zo’n vriendelijke en zorgzame familie.
Laten we wensen dat we vanaf nu ook een gezond en vredig leven zullen hebben. Ik waardeer het zeer dat u allen hebt willen luisteren naar mijn verhaal.
DANK U.
Verzoening komt tot stand als we onszelf niet alleen als slachtoffer zien
4. “Op zoek naar mijn grootvaders roots in Nederlands Indië” | Tineke Bennema:
Historicus Loe de Jong stelde dat we lessen hadden geleerd uit de Tweede Wereldoorlog, het waren ‘normenstellende herinneringen’. Maar voor ons verleden in Indië geldt dat niet, want daarvan zitten vele herinneringen zijn trauma’s, weggestopt in schoenendozen van veteranen, van voormalig kampbewoners en Bersiap-overlevenden. Maar de roep van de derde generatie Indiëgangers, gesteund door wetenschappers, journalisten en juristen, om alle bladzijden te lezen, ook van deze geschiedenis, wordt steeds luider. Daardoor ontstaat meer reflectie, een meer kritische blik op onszelf, wat nodig is voor verzoening.
Ik ben kind van een kampkind en kleinkind van een koloniaal. Mijn vader overleefde de Japanse kamptijd en de Bersiap. Mijn grootvader, die inspecteur van politie was in Indië, niet. Aan wie moet ik loyaal zijn? Natuurlijk aan mijn vader die als kind 3,5 jaar lang gevangen werd gehouden in een kamp door de Japanse bezettende macht. Maar hoe moet ik dan empathie opbrengen voor mijn grootvader, die een radertje was in het goed draaiende, Nederlandse koloniale systeem? Mijn grootvader maakte tenslotte deel uit van een regime dat eerder nog dan de Japanners het uitgestrekte eilandenrijk eeuwenlang bezet hield. Een regime dat ook een ander volk uitbuitte en de grondstoffen roofde. Een antwoord daarop vind ik niet in lessen die geleerd hadden moeten worden van onze koloniale geschiedenis, want hierop bestaat in tegenstelling tot de Tweede Wereldoorlog geen collectieve visie. Er is evenmin veel kennisoverdracht hierover (noch op school, noch op de universiteit en noch in het maatschappelijk en politiek debat – de Excessennota werd een doofpot).
Ik ben daarom zelf onderzoek gaan doen naar de rol en het gedachtegoed van mijn grootvader en zijn gezin in Nederlands Indië. Als illustratie van hoe Nederland kijkt naar zijn koloniale geschiedenis, kan de petite histoire van mijn familie dienen. In de familieverhalen over Indië stonden vooral het drama van de Japanse bezetting en de Bersiap, voorop. Over de rol van grootvader vertelde mijn inmiddels overleden grootmoeder niet. Zijn functie stond voor mijn familie ook niet ter discussie, maar voor mij, deel uitmakend van de derde generatie, wel.
Iedereen heeft in Nederland wel een familielid of kent iemand die in Indië was. Als kampslachtoffers brachten zij hun verhalen over internering, uithongering, verkrachting en moord door de Japanners mee naar Nederland. Als Bersiap-overlevenden kleurden zij onze kijk op de Indonesische vrijheidsstrijders door hun getuigenissen over de periode waarin deze jongeren verzwakte Nederlandse vrouwen en kinderen aanvielen in de kampen. Samen met de veteranen van de Politionele Acties die hun persoonlijk leed mee terugnamen en hun nadrukkelijk zwijgen over oorlogsmisdaden, bepaalden zij de toon van het debat. Een die gesteund wordt door de overheid.
Kaders
De Nederlandse staat nam rond 1800 de inboedel Nederlands Indië over van de multinational met eigen leger en vloot, de VOC, die door wanbeheer en corruptie failliet was gegaan. Een onderneming die overigens al twee eeuwen van harte was gesteund door het moederland. Zo werd ons land een economisch project in gerommeld, waarvan we geen politieke consequenties wilden accepteren. Een wingewest stond tenslotte loodrecht op het recht op zelfbeschikking van een volk.
Kolonisten als mijn grootvader opereerden binnen de kaders dat de overheid er stelde. Hij moest de orde bewaren samen met 1500 andere inspecteurs in een archipel van 60 miljoen mensen. Deze witte piramide steunde op een ‘inlands’ corps van rond de 35.000 agenten. Zij werden ingezet onder meer bij het neerslaan van communistische en islamitische opstanden tegen de Nederlandse bezetting rond 1927. Het was een schier onmogelijke opdracht, deze ambitieuze reorganisatie van de Indische politie van 1915.. In 1942 implodeerde het gehele apparaat.
Verder was er een kader van blanke superioriteit, dat ondersteund werd door het geloof, waarbij mijn grootvader de taak zag om een onwetend, kinderlijk, ja achterlijk volk te leiden op de enige goede weg, die van het christendom.
‘De zedelijke en intellectuele meerderheid van het blankere menschenras staat boven het bruine, waarop onze dominantie in Indië berust,’ sprak ooit onze gouverneur-generaal Jan Jacob Rochussen rond 1850. Alleen wij beschikten over ‘de adeldom van de huid.’ En zo dacht Nederland er een eeuw later nog over. Zelfs ten tijde van de eufemistisch genoemde Politionele Acties vonden we dat de Indonesiërs nog steeds niet ‘toe’ waren aan hun onafhankelijkheid.
En mijn grootvader handelde ook in een politiek-juridisch kader: Indië hoorde onlosmakelijk bij Nederland. Het eilandenrijk diende helemaal volgens Nederlandse principes te worden bestuurd, zij het toch weer niet volgens Nederlandse wetten. Indië was tenslotte maar een kolonie. En daarom golden er wetten, waarbij de Nederlandse elite met hulp van de Indische happy few bevoorrecht werd.
Maar meteen na de dekolonisatie, na de catastrofale zogeheten Politionele Acties, na 350 jaar kolonialisme ontdeed de regering zich van al haar juridische, politieke en humanitaire verantwoordelijkheden ten opzichte van haar oud-kolonie en dienaren. Ineens was Indië niet meer de ‘dertiende trotse provincie’ zoals de KNIL het graag noemde. Indië werd niet alleen uit het staatsbestel, maar ook uit het geheugen gewist.
Dit Nederlandse gouvernement was autoritair en hiërarchisch, bijna militaristisch georganiseerd om de opkomende Indonesische nationalistische opstand de kop in te kunnen drukken. Voor elke vereniging, bijeenkomst, zelfs een sportevenement, moest politievergunning worden aangevraagd. Intellectuelen als Hatta en Sukarno werden gearresteerd en verbannen. Indië ontwikkelde zich in de jaren dertig en veertig, tot een politiestaat, waarin andere meningen niet werden geduld.
Als inspecteur van politie schoot mijn grootvader op Javanen die opkwamen voor hun onafhankelijkheid. Hij maakte deel uit van een nieuwe wendbare politie-eenheid, de veldpolitie, die er speciaal op was gericht opstanden voor gerechtvaardigde zelfbeschikking zo snel mogelijk te signaleren en de kop in te drukken. Als hij het nodig vond, sloeg hij een arrestant. Kort sympathiseerde hij halverwege de jaren dertig met de NSB. En hij maakte gebruik van economisch afhankelijke Indonesische agenten, die in armzalige toestand met hun eigen gezinnen op het kazerneterrein woonden (waar ook mijn grootvader zijn villa had, op een steenworp afstand) om hun eigen volk te onderdrukken.
Maar gaandeweg mijn onderzoek, naarmate ik meer te weten kwam over hem, begon ik paradoxaal genoeg ook steeds meer waardering voor hem te krijgen. Hij oefende zijn functie nauwgezet en plichtsgetrouw uit, hij was zeer serieus en integer. En ook mijn grootmoeder was eerlijk en open op haar bedienden die ze volledig vertrouwde. Beiden maakten geen persoonlijk misbruik van de positie waarin zij verkeerden. Hoewel ik een afkeer heb van het koloniale project, kreeg ik meer respect voor mijn grootouders. En ik begon meer te begrijpen dat mijn eigen kennis en opvattingen over kolonialisme en het koloniaal geweld na WOII niet te rijmen waren met het optreden van mijn grootvader. Hijzelf handelde volledig binnen de toenmalige politieke kaders.
Wetenschap, journalistiek en rechtspraak
Mijn grootouders vertegenwoordigden standpunten die tot nu toe in Nederland te weinig ter discussie zijn gesteld. Niet ons eigen leed en belangen, maar onze verantwoordelijkheid voor het creëren van veel maatregelen die tegen de belangen van de Indonesiërs gingen, zou voorop moeten staan bij de duiding van de geschiedenis. Het eilandenrijk wisselde tijdens de Tweede Wereldoorlog binnen vijf jaar tijd vier maal van eigenaar: van langdurige Nederlandse heerschappij belandde het, via Japanse, gedeelde Britse en Nederlandse, ten slotte in Indonesische handen. Alleen in groter verband kunnen ze worden begrepen. De Bersiap bijvoorbeeld los zien van 350 jaar Nederlandse bezetting, is een ziekte signaleren en een diagnose stellen zonder grondig medisch onderzoek te hebben verricht.
Waar de overheid nog altijd weigert schuld te bekennen voor het hele koloniale project, groeit de behoefte van de derde generatie Indiëgangers aan reflectie op ons aandeel in de geschiedenis van Indonesië. Een deel van de nieuwe generatie roert zich in de (sociale) media en wil de waarheid horen over onze collectieve geschiedenis. Zij worden allereerst gesteund door verscheidene journalisten die veteranen opgespoord hebben, die, gekweld door een slecht geweten over oorlogsmisdaden begaan tijdens de Politionele Acties nu bekentenissen afleggen.
Daarmee samen hangt de roep om een groot nationaal historisch onderzoek van onder meer het NIOD, dat helaas bijna lacherig is afgewezen door de politiek. Dit zou ook moeten uitmonden in een betere beschrijving in de schoolboekjes van onze eigen geschiedenis. Over 350 jaar kolonialisme en over de Politionele Acties is daarin veel te weinig terug te vinden. In enkele alinea’s over de Indonesische onafhankelijkheidsverklaring in 1945 kunnen scholieren nu nog lezen dat die werd uitgeroepen door de met de Japanners collaborerende Hatta en Sukarno. Uit mijn eigen onderzoek blijkt dat de Nederlands-Indische politie zelf op bevel van het gouvernement enkele maanden onder het Japanse regime doorwerkte. Het argument van ‘landverraad’ van de Indonesiërs is dus onhoudbaar. Meer journalistiek en wetenschappelijke onderzoek, ook samen met Indonesië is hard nodig. Dat bewees de UvA onlangs met de aanstelling van een bijzonder hoogleraar koloniale geschiedenis.
Ook juridisch wordt de aanval ingezet op oorlogsmisdaden uit de doofpot te halen: het Comité Nederlandse Ereschulden won in korte tijd drie rechtszaken tegen de Nederlandse Staat en kreeg schadevergoeding toegezegd voor nabestaanden van door Nederlandse soldaten standrechtelijk geëxecuteerden. Het Comité dat wordt bijgestaan door advocate Liesbeth Zegveld loopt alle wandaden na die staan beschreven in de Excessennota, en waarvoor de politiek in de jaren tachtig een schandelijke verjaringsclausule bedacht. De komende jaren zullen er voor de rechtbank steeds meer zaken over Nederlandse moordpartijen, vernielingen, martelingen en verkrachtingen aan het licht worden gebracht. Totdat Nederland bereid is alle nabestaanden ruimhartig tegemoet te treden.
Al deze groepen zullen er op blijven wijzen dat Indië een open wond is, totdat de overheid haar verantwoordelijkheid neemt. Zij kan zich niet eenzijdig blijven inzetten voor de belangen van de veteranen, die ook, net als mijn grootvader, alleen hun plicht vervulden. Een volmondige erkenning door onze regering van onze verwerpelijke rol als koloniale macht in Indonesië, zou een eerste stap moeten zijn.
Daarbij hoort de juridische erkenning van de Indonesische Onafhankelijkheidsdag op 17 augustus. De omfloerste formulering van Minister Bot van Buitenlandse Zaken dat wij ‘aan de verkeerde kant van de geschiedenis staan’ voldoet niet. Net zo min als halfhartige excuses gemaakt door de Nederlandse ambassadeur aan de weduwen van slachtoffers van onze wandaden. Dat we bang zijn voor schadeclaims mag hierbij geen overweging zijn: ons land dwong Indonesië 6oo miljoen dollar schadevergoeding te betalen na de onafhankelijkheidsoorlog die we zelf initieerden.
Waarom heeft de overheid dat tot nu toe nog niet gedaan? Ik denk dat het komt omdat onze rol van dader en die van slachtoffer door elkaar heenloopt, zoals dat ook het geval is in Indonesie en Japan. Alle drie de partijen hebben leed aangericht, en zijn tegelijkertijd slachtoffer geworden van een onfortuinlijke geschiedenis. Zo lang alle 3 blijven wijzen op hun slachtofferschap en niet de verantwoordelijkheid willen nemen voor hun daden, waar het bijvoorbeeld gaat om de jappenkampen, de troostmeisjes, de atoombommen, of om de Bersiap, of om 350 jaar kolonialisme dat uitmondde in de Politionele Acties, zolang zal verzoening moeilijk zijn.
Hoe pijnlijk ook, is een zorgvuldige collectieve verwerking van het Indische drama noodzakelijk op overheidsniveau, van Japan, Indonesie, Nederland en ook de VS voor de atoombommen, die zoveel burgerslachtoffers maakte. Voor ons geldt dat Indië terug moet in ons bewustzijn, het ontbreken daarvan bepaalt mede onze belerende, vaak arrogante houding in de politiek, onze verhouding met andere landen, andersdenkenden, omdat wij nooit onze fouten hebben erkend.
Toen ik met mijn vader in Jakarta het graf van mijn grootvader bezocht op de erebegraafplaats Menteng Pulo en al die strikt symmetrische rijen houten kruizen zag, begreep ik ineens dat er geen paradox bestond tussen deze door iedereen als zachtmoedig bestempelde man en zijn deelname aan een bezettende macht. Dat was tot dan toe voor mij niet te rijmen geweest. Hier begreep ik pas dat het uitvoeren van zijn functie voor hem gewoon plichtsbesef was, zoals voor al die anderen, en dat zijn handelingen waren bepaald door die overheid. Verantwoordelijkheid treft allereerst de Nederlandse staat. Het is daarom juist ook van belang voor de nabestaanden en de veteranen dat de premier, en daarna de koning in Indonesië, verklaren dat onze onderneming Nederlands-Indië fout was en dat de honderdduizenden kolonisten slechts trouwe onderdanen waren die nationaal beleid uitvoerden. Ik kan op die manier ook loyaal zijn aan mijn grootvader en respect voor hem opbrengen.
Ik zie hier een taak voor hen die tegelijkertijd kleinkinderen van koloniale gezagsdragers zijn, maar die met meer afstand naar het verleden kunnen kijken dan onze ouders en grootouders. Aan ons om al die herinneringen levend te houden. Te lang heeft Nederland met twee maten gemeten. Te lang hebben wij onszelf vooral als slachtoffer gezien, en niet ook als dader. Ons land stond altijd vooraan om andere landen te veroordelen waar het ging om mensenrechtenschendingen. Een aanzienlijk deel van de bevolking kijkt inmiddels neer op moslims, gekleurden, buitenlanders en voelt zich superieur. Dat is denk ik voor een deel terug te voeren op van onze illusie van onfeilbaarheid. Nu 70 jaar na de onafhankelijkheid is het de hoogste tijd om ook onze Indische lessen te leren, alleen met een nederige opstelling is verzoening mogelijk.
5. Boodschap uit Japan en belangrijke mededelingen | Yukari Tangena:
Het is voor mij een groot genoegen dat we weer bij elkaar kunnen zijn om de Dialoog NJI conferentie te houden. Ik ben Yukari Tangena-Suzuki de voorzitter van de werkgroep.
Elk land heeft wel een zwarte bladzijde in haar geschiedenis. In de Bijbel in de brief aan de Romeinen wordt gezegd: “Er is niemand rechtvaardig, nee, ook niet één persoon”. Ik denk dat we dit ook kunnen zeggen over landen. Wat echt nodig en belangrijk is voor ons als individu, is hoe we omgaan met de donkere bladzij van ons eigen land en hoe wij dit als persoon een plaats geven. Vorig jaar spraken we over twee niveaus van verzoening: een politiek en een persoonlijk niveau. Verzoening is niet het uiteindelijke doel. Zelfs na verzoening bereikt te hebben moeten we niet stoppen want we moeten verzoening ook volhouden. Ik hoop dat deze dialoog conferentie de plek blijft die ons uitdaagt na te denken wat onze volgende uitdaging zal zijn. Omdat we een droom hebben moeten we daaraan werken.
Ik zei vorig jaar dat de kracht van de verzoening is, om samen te werken. En verrassend genoeg was het afgelopen jaar in dat opzicht een zeer succesvol jaar. Vandaag wil ik de gebeurtenissen met u delen.
Direct na de laatste conferentie vloog ik naar Japan. Koning Willem-Alexander en Koningin Maxima volgden me daarheen! Ik werd voor nogal wat gelegenheden uitgenodigd.
Voordat ik u mijn verhaal vertel, stel ik voor naar Kitty Mulder’s verhaal te luisteren. Ze is hier om te getuigen over de dagen met de koninklijke en keizerlijke families.
Een warm welkom graag voor Kitty Mulder.
Kitty Mulder:
Dames en Heren, Mijn naam is Kitty Mulder en ik ben geboren begin april 1942 in Semarang op Java in voormalig Nederlandsch-Indie, een maand na de capitulatie van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger op 9 maart 1942. De oorlog ter land en ter zee was toen al een tijdje aan de gang.
Mijn vader werd vrijwel onmiddellijk als Landstormer opgepakt en afgevoerd met vele anderen naar een krijgsgevangenenkamp voor mannen. Ik was nog geen maand oud..
In overleg met mevrouw Tangena sta ik nu voor u en wil ik u graag iets vertellen over het PEACE EXCHANGE PROGRAM dat georganiseerd en gefinancierd wordt door het Japanse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit Peace Exchange Program vierde haar 10-jarig jubileum onlangs op 14 juli op de Residentie van de Japanse Ambassadeur in Den Haag waar velen van de 190 deelnemers aanwezig waren. Toen ik bijna 2,5 jaar geleden ook aan deze reis deelnam was dat voor mij een bijzondere ervaring en een werkelijke healing. Wij waren met een groep van 14 personen en een van ons werd door ons van tevoren gekozen tot kepala (groepsleider). Wij bezochten onder andere een lagere school in Mizumaki, waar we kennis maakten met de Japanse jeugd.
Daarna bezochten we het Cross-monument ter nagedachtenis aan de gevallen Nederlandse krijgsgevangenen in Japan in de oorlog van 1942-1945. Op dat moment vlogen twee grote kraanvogels over ons heen. Aan het eind van ons bezoek aan Japan bezochten we een Universiteit in Tokio en werden we ontvangen door een zaal vol rechten-studenten. Er ontspon zich een levendige discussie tussen hen en onze groep. Tenslotte gingen we naar de Nederlandse Ambassade waar we hartelijk werden ontvangen door de Nederlandse Ambassadeur de heer Radinck van Vollenhove.
Hij was degene die mij twee jaar later belde met de vraag of ik bereid was om in het gevolg van koning Willem-Alexander en koningin Maxima mee te reizen naar Tokio voor het Staatsbezoek aan Japan van eind oktober 2014. Tijdens een bezoek aan de Grootmeester van de Koning en de Ceremoniemeester van de Koning op Paleis Noordeinde in Den Haag, werd mij gevraagd of ik bereid was een ontmoeting en een gesprek te hebben met de Keizer en de Keizerin van Japan om aan hen als getuige te vertellen over de helende ervaringen van het Peace Exchange Program, en beleefd te vragen hier toch vooral mee door te gaan. Toen ik na het einde van het afscheidsconcert door de Ministers Koenders en Kamp naar de Keizer werd begeleid, pakte de Keizer mijn beide handen en luisterde aandachtig naar mijn verhaal over mijn familie, de kampen in Nederlandsch-Indie en het prachtige PEACE EXCHANGE PROGRAM.
Toen de Keizer minstens 5 minuten mijn handen vasthield voelde het alsof ik mijn vaders handen vasthield. Ik voelde een stroom van sympathie en warmte naar mij toe stromen. Koning Willem Alexander zei mij later dat hij, toen hij de ontmoeting tussen de Keizer en mij gadesloeg, voelde dat de omgeving vervuld was van veel emotionaliteit.
Yukari Tangena: Dank je wel Kitty. Ok, nu zal ik mijn verhaal voort zetten.
Zodra ik aankwam in Japan bezocht ik de Nederlandse ambassade in Tokio om de gang van zaken rond de Dialoog in Japan te bespreken. Toen vroeg men mij om het concert en de receptie gesponsord door de Koning en Koningin bij te wonen. Wow, ik dacht dat is echt te gek. Waarom ik? Wat moet ik daar doen? Maar bovenal was ik nieuwsgierig en enthousiast. Op de eerste dag was het slechts handen schudden van de Koning en de Koningin. Op de tweede dag was er een lunchbijeenkomst met de heer Koenders, de minister van Buitenlandse Zaken. Hij nam de leiding van de vergadering en stelde allerlei vragen.
Naast Kitty en ik waren er een Japanse ex-ambassadeur in Nederland, een dame uit het POW-netwerk en een Nederlandse dame die al meer dan dertig jaar in Japan woont. Mijn situatie was nogal ingewikkeld en uniek, want ik ben Japanse, maar ik voelde dat het mijn plicht is om de stem van de meeste mensen uit Nederlands-Indië te laten horen. Ik had vooral kritiek op de huidige Japanse regering die probeert om de Japanse Grondwet te negeren en probeert van Japan een land te maken dat zijn militaire macht gebruikt tegen de vijanden van de Verenigde Staten. Dit maakte de ex-ambassadeur van streek want hij was het niet met me eens. Ik legde uit dat de Japanse regering de moed moet hebben om zich te verontschuldigen voor alle oorlogsslachtoffers en ook om de juiste geschiedenislessen te geven.
Hoewel de Dialoog NJI is niet eens een officiële status heeft, bestaat onze verzoeningsbeweging vanuit de basis toch al 15 jaar, dankzij initiatiefnemers als prof Muraoka en moeder en zoon Lindeijers. Verder wees ik er ook op dat dit probleem natuurlijk veel te maken heeft met de houding van Japan ten aanzien van de tweede wereld oorlog, maar we moeten niet vergeten dat de Nederlandse overheid ook een verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de behandeling van Nederlands-Indië.
De laatste dag na het concert, zoals Kitty al verteld heeft, werden we door de ministers uitgenodigd naar de Keizerlijke en Koninklijke families. In eerste instantie sprak ik met onze Keizerin. Ik vertelde haar over het boek van Henriette van Raalte dat ik in het Japans heb vertaald en vijf jaar geleden aan haar gepresenteerd heb. Ik vertelde haar ook over onze Dialoog conferenties en activiteiten. Ze pakte mijn handen en smeekte me om Nederlanders met door Japanners veroorzaakte niet-geheelde wonden, te ondersteunen.
Daarna werd ik voorgeleid aan de Keizer!! Ik had dit helemaal niet verwacht. Net als Kitty voor mij schudde ik zijn hand! Misschien hadden jullie beter geweten wat te doen. Ja, ik had diep moeten buigen!! Ik vertelde hem over de Dialoog conferentie en haar activiteiten in Japan. Toen begon hij me zijn verhaal te vertellen. In 1986 zou Koningin Beatrix Japan bezoeken, maar dit gebeurde niet vanwege een sterke oppositie beweging. In die tijd schreef ze de nu overleden vorige Keizer een persoonlijke brief om begrip te vragen en uit te leggen hoe jammer ze het vond.
Vanaf dat moment werden de twee koninklijke families speciale vrienden en ze werken nog steeds aan een nauwere relatie. Toen zei hij dat het mogelijk is om speciale goede vrienden hebben als je je eroverheen zet dat we in het verleden tegenstanders waren. Hij eindigde met “Blijf alstublieft uw kostbare werk doen en stuur mijn hartelijke groeten aan het Nederlandse volk voor een betere toekomst voor iedereen.” Ik ben blij dat ik dit nu eindelijk kan vertellen. Ik word nog steeds opgewonden en voel me vereerd als ik me dat moment herinner, omdat ik onze Keizer en Keizerin heel erg respecteer. Ze zijn echte pacifisten.
Koning Willem Alexander was een zeer hartelijke jonge man met een vriendelijke glimlach. Hij was erg blij toen ik hem vertelde dat zijn toespraak de avond tevoren in het Paleis zeer bedachtzaam was en dat veel mensen uit Nederlands-Indië onder de indruk waren. Ik heb beloofd om hem te informeren over onze activiteiten.
Toen dat alles voorbij was, besefte ik plotseling dat onze Dialoog zeer uniek is en dat de activiteiten in Japan, die we organiseren en beoefenen om twee landen samen te brengen met als thema de geschiedenis tijdens de oorlog zeer gewaardeerd worden door de Nederlandse Ambassade. Waarom zou ik anders uitgenodigd worden en veel kansen krijgen om met belangrijke personen te praten.
De Dialoog in Japan werd vorig jaar tweemaal gehouden. De eerste keer was net als andere jaren, waarbij studenten een geschiedenis lezing van professor Utsumi kregen, een specialist op het gebied van interneringskampen tijdens de oorlogstijd in Indonesië. Ze keken vervolgens naar de film “Arigato” die ook werd getoond op de Dialoog conferentie in 2013. Ik heb de film ook uitgelegd, zodat ze begrepen dat er nog steeds mensen lijden door hun oorlogservaringen.
Toen gingen ze met zijn allen dineren en praten met Nederlandse gasten, die oorlogsslachtoffer waren en die Japan bezochten gesponsord door het Japanse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Vorig jaar was Tjako de leider van die groep gasten. Hij is vandaag ook aanwezig. Het is heel belangrijk voor jonge Japanners om het lijden van een andere kant te leren kennen, omdat ze nog steeds leren over de tweede wereldoorlog met Japan als slachtoffer.
De tweede Dialoog in Japan had een heel ander programma. Het was de eerste voorstelling van een film met als titel “Tranen van Kinderen”. Dit is een documentaire over kinderen uit Nederlands-Indië met Japanse vaders. Dit thema is natuurlijk nauwelijks bekend in de Japanse samenleving en veel mensen in het publiek waren onder de indruk van Yuki Sunada’s film. Een aantal van hen organiseerde daarna meer en meer vertoningen. Zelfs in Kamaishi dat een bijzondere relatie met onze groep heeft, heeft men. Shin Hiramatsu een voorstelling georganiseerd. Hij werd in 2011 na de Tsunami uitgenodigd naar Nederland te komen door Edward Lehman, zelf ook een kind van een Japanse vader. Men. Hiramatsu sprak vorig jaar op onze conferentie. Omdat de Dialoog NJI elke keer als Yuki Tsunada een bezoek aan Nederland bracht als patroon voor optrad, ben ik blij dat deze film nu een mooie manier is om de Japanners kennis te laten nemen van het bestaan van Japans-Nederlandse mensen geboren tijdens en na de tweede wereldoorlog in Indonesië.
Hoewel het een kleine en langzame poging is om Japanners voor te lichten over hun onbekende geschiedenis, ben ik toch blij en trots met het werk dat we gedaan hebben en blijven doen.
Nou, diegenen die de laatste conferentie bijwoonden zullen zich misschien herinneren dat we vorig jaar geld inzamelden voor een monument in Nagasaki. Dit monument voor alle slachtoffers die werden geïnterneerd in Fukuoka No.2 en gedwongen arbeid verrichtten bij een scheepswerf, zal volgende week op de 13e onthuld worden op de plaats van het voormalige kamp in de stad Koyagi. Op het monument zullen de namen van overleden krijgsgevangenen uit dit kamp worden gegraveerd.
De Dialoog NJI legde dezelfde hoeveelheid geld als we ingezameld hadden bij en doneerde ¥ 100.000 (ongeveer € 800). Dus hartelijk dank voor uw donaties. Onder de namen van de overledenen is er één, die familie is van onze Dialoog initiatiefneemster, Annie Goudswaard’s vader. Toen Annie en haar man samen met Prof en Mevr. Muraoka in 2004 Japan bezochten schonken Japanse Christenen geld voor dit verzoeningswerk. Een deel van dit fonds en een donatie van een dominee van de Vredeskerk in Tokyo: ¥ 250,000 werd ook toegevoegd.
Nadat ik terug kwam naar Nederland werd er een projectteam georganiseerd om de historische gebeurtenis van het monument in een film en boek vast te leggen. Het belangrijkste doel is om het monument te laten zien aan de families van de overlevenden van dit kamp, maar het is ook de moeite waard Nederlandse mensen te laten weten over dit gebaar van verzoening van burgers uit Nagasaki. Door middel van Facebook en een website wordt alle informatie gedeeld met het publiek. Ook werden er veel artikelen gepubliceerd in tijdschriften. We kregen ook heel wat subsidie om dit project te realiseren. Andre Schram die op onze laatste conferentie over zijn vader sprak, die ook in dit kamp was, stak er veel tijd in om dat te realiseren samen met Bill Thomson, één van onze discussie leiders vandaag. Achttien van ons zullen de onthulling van het monument bijwonen, met inbegrip van men. Kleijn, een overlevende van het kamp en zijn familie, die ook vorig jaar hier waren. We hopen om deze film en het boek te presenteren op onze volgende conferentie.
Een heleboel dingen gaan actief en snel in en rondom de Dialoog NJI en onze activiteiten groeien boven verwachting. Omdat regelmatige bezoekers van de Dialoog ons aanspoorden een officiële status te verwerven hebben we besloten om onszelf in te schrijven als een stichting. Alle activiteiten, behalve deze conferenties, werden betaald met ons eigen geld. Zo betalen leden van de werkgroep, maar ook alle vrijwilligers, ook inschrijfgeld voor deze conferentie, omdat we nu eenmaal geen subsidie ontvangen. De voorbereiding van een stichting is nu aan de gang, zodat we deze unieke activiteit naar verzoening en vrede in de wereld verder kunnen ontwikkelen. Als een van u deze activiteiten wil ondersteunen kunt u zich registreren met uw naam aan de tafel. En als u een goed project in lijn met onze missie hebt kom dan met ons praten over uw idee.
Ik zei aan het begin van mijn toespraak, we kunnen niet blijven zoals we zijn. Laten we onze ogen richten naar de toekomst, zelfs al lijkt het alsof de wereld in een tunnel zonder uitgang zit. We moeten ons verzoenen niet alleen met onze vijanden, maar ook met onszelf in het geloof. Dat is de sleutel om te blijven hopen. Laat ons blijven vertellen over ons unieke erfgoed ontstaan uit prachtige ontmoetingen en dialogen in onze voorgaande conferenties. Laat ons blijven streven naar verzoening en vrede hier, in Japan en misschien in Indonesië in de toekomst. En help ons alstublieft om deze belangrijke boodschap door te geven aan volgende generaties.
6. Slotwoord | door prof. Takemitsu Muraoka
Dit jaar heeft een zeer speciale betekenis voor onze Dialoog, voor ieder van ons. Zeventig jaar en twintig dagen geleden kwam de oorlog die Japan lanceerde in de Aziatische-Pacific regio ten einde met haar onvoorwaardelijke overgave. Het betekende een einde aan het lijden en de vernedering van honderden miljoenen mensen in de landen die door Japan gekoloniseerd en bezet waren. Ook bracht het zowel een einde aan de ellende van tientallen miljoenen Japanners zelf, die gedwongen waren om die zinloze, nutteloze, en hopeloze oorlog te vechten, als dat het een einde maakte aan de dwaasheid en arrogantie van hun landgenoten die deze agressie en invasie van vreemde landen hadden gepromoot.
Onze Dialoog bestaat inmiddels al vijftien jaar. De allereerste keer in 2000 werd georganiseerd als een eenmalige conferentie. Echter vonden vele deelnemers het de moeite waard om ermee door te gaan. Daarom zijn we vandaag aanwezig bij de 18e bijeenkomst. Gedurende de laatste oorlog hebben de Nederlanders aan twee fronten geleden, hier door toedoen van de Duitse nazi’s en in het voormalige Nederlands Indië als gevolg van de Japanse indringers en bezetters. De verhouding met de vijand dicht bij huis lijkt grotendeels te zijn genormaliseerd, hoewel er nog steeds enkele gevoeligheden resteren, zoals een aantal jaren geleden nog bleek toen de Duitse ambassadeur werd geweigerd om de herdenkingsbijeenkomst te Amsterdam bij te wonen.
Echter is er bijzonder weinig gebeurd aan het andere front. In zijn officiele verklaring op 14 augustus jl. heeft de Japanse premier tevredenheid geuit met “het feit dat voormalige krijgsgevangenen van de Verenigde Staten, Nederland, Australia en andere landen Japan hebben bezocht en dat nog vele jaren zullen doen om te bidden voor de zielen van de gevallenen in de oorlog aan beide kanten.” Echter weten allemaal, nietwaar, dat deze krijgsgevangenen slechts een kleine minderheid vertegenwoordigen. We herinneren ons een scene die een aantal jaren geleden door de TV werd vertoond toen onze keizer een officieel bezoek bracht aan Engeland; we zagen een aanzienlijk aantal oudere Engelsen langs de kant van een Londense straat die hun ruggen hadden gekeerd naar de keizer die in een Koninklijke koets zat naast de Britse vorst. Als alles goed zou gaan tussen onze landen, dan zou ik geen dagen hebben besteed aan de vertaling van Geknakte bloem; Acht vrouwen vertellen hun verhaal over Japanse militaire dwangprostitutie, geschreven door mevr. Marguerite Hamer, dat 2 jaar geleden gelijktijdig werd gepubliceerd zowel hier als in Tokyo. Ik zou die uren hebben besteed aan mijn hobby, onderzoek in Grieks en Hebreeuws. Ik heb het niet voor geld gedaan; omdat ik afzie van elke Yen aan royalty’s, en omdat ik mezelf niet ertoe kan brengen om mijn bezit te zien groeien, zelfs niet met een cent, door een dergelijk boek te vertalen. Hoe dan ook, het is onwaarschijnlijk dat het een bestseller zal worden in Japan.
Zoals uit mevr. Bennema’s toespraak duidelijk wordt, is de laatste jaren het besef gegroeid dat de Nederlands-Indonesische geschiedenis, met specifieke aandacht voor de korte periode aansluitend aan de onafhankelijkheidsverklaring van de Republiek op 17 aug 1945, een radicale herziening behoeft. Medio augustus ontstond er enige opwinding vanwege het nieuws over een proefschrift dat geschreven was door een jonge historicus van gemengd Nederlands-Zwitserse afkomst die aantoonde dat wat ooit eufemistisch als “”excessen”, d.w.z. een verwaarloosbaar aantal uitzonderingen, werden beschouwd feitelijk het topje van een ijsberg vertegenwoordigt. Donkere bladzijden in iemands nationale geschiedenis zijn nooit gemakkelijk te lezen. Maar ze kunnen ook niet veilig onder het tapijt worden geveegd. Op een dag zullen ze weer opdagen, je achtervolgen en je martelen. Het is verstandig om ze onder de ogen te zien en eerlijk te behandelen. Hoe eerder hoe beter. Niet alleen de daders, maar ook de slachtoffers zouden niet moeten weglopen van het verleden, het pijnlijke verleden. De geschiedenis moet worden herinnerd, vastgelegd en men moet ervan leren. Zelfs nadat men tot verzoening is gekomen en een relatie van vriendschap en wederzijds vertrouwen heeft hersteld.
Opnieuw wil ik mr. Abe aanhalen, het getuigt absoluut van misleiding en gekheid om te denken zoals hij doet. “De naoorlogse generatie in Japan bedraagt meer dan 80 % van de bevolking. We moeten onze kinderen, kleinkinderen en zelfs toekomstige volgende generaties, die niets met die oorlog te maken hebben, niet voorbestemmen om zich te blijven verontschuldigen”. Abe gaat er vanuit dat Japan zich al heeft verontschuldigd.
Velen in en buiten Japan zullen zeggen dat zijn aanname volledig onjuist is. De voormalige keizer heeft nooit zijn excuses aangeboden, niet naar zijn eigen onderdanen noch naar andere landen. Ook zijn opvolger heeft dat tot op heden niet gedaan. Hij denkt dat de verontschuldigingen die meermalen door Japan zijn aangeboden niet zijn geaccepteerd door de volkeren die slachtoffer zijn geworden. Bovendien moeten dergelijke verontschuldigingen worden gedaan door het Japanse parlement als vertegenwoordiger van het land. Die zijn voorlopig nog niet te verwachten. Als zelfs de generatie die de oorlog heeft meegemaakt zich niet heeft verontschuldigd, dan zal hun nageslacht geen keuze hebben dan de gevolgen daarvan te aanvaarden. Mr. Abe vervolgt met: “En evenzo moeten wij Japanners, over de generaties heen, de geschiedenis van het verleden onder ogen zien. Wij hebben de verantwoordelijkheid het verleden in alle nederigheid als erfenis te aanvaarden, en deze door te geven aan de toekomst”. Als hij serieus genomen wenst te worden, dan moet hij stoppen met het bezoeken van het Yasukuni heiligdom, waar Japanse oorlogsmisdadigers worden herdacht, en het ook niet langer toelaten dat de ministers van zijn cabinet en Premiers van zijn partij dat ook doen. Hij zou het Ministerie van Onderwijs moeten instrueren om in de geschiedenisboeken eerlijk te laten beschrijven over de oorlog van invasie en de ontelbare wreedheden, berovingen en schade die is toegebracht.
Een van de toekomstige uitdagingen is hoe we de jongere generaties geïnteresseerd houden in deze geschiedenis. De Dialoog gaat niet over historische of intellectuele nieuwsgierigheid of amateurisme. De laatste oorlog werd gevochten in het Zuidoost Aziatische theater en de Nederlands-Indonesische verhoudingen van de afgelopen eeuwen confronteert ons nog steeds met vele harde en pijnlijke zaken, die onherroepelijk gevolgen zullen hebben over hoe onze toekomst zich verder zal ontwikkelen, en ieder van ons zal een rol daarin hebben in de manier waarop we onze toekomst vormgeven in onderlinge relatie en interactie. Het is nog belangijker vanwege de mensen die er al snel niet meer zullen zijn, en die nog persoonlijke ervaringen hebben van deze gedeelde geschiedenis. Het is daarom dat onze Dialoog nog niet worden kan ontbonden in de nabije toekomst. Het is dan logisch om een stichting te vormen om het meer stabiliteit en duurzaamheid te verlenen. Ik zou graag willen afsluiten met het bedanken van alle gastsprekers van vandaag, zowel in proza of in vers, de kleine groep discussieleiders, de organiserende groep onder het onvermoeibare voorzitterschap van mevr. Tangena, en uiteraard iedereen die vandaag naar deze bijeenkomst is gekomen. Ik wens u allen een veilige terugreis en ook een mentaal herkauwen van wat u vandaag heeft gehoord.
T. MURAOKA
De laatste spreker op de 18e Conferentie Dialoog Nederland-Japan-Indonesië op 5 september 2015
Mail a.u.b. uw ideeën en opmerkingen naar:
Voor eindverslag zie: samenvatting-nji-congres 18