“Machteloos voelen – Lijden ondergaan – Bruggen bouwen”

8 October 2011, Oude Kerk, Voorburg

inhoud

  1. Welkom
  2. Toespraak
  3. Interview met Mr. Tatsuo Morohoshi
  4. Werken aan de Birma-Thailand Spoorweg
  5. (NL) The Richness of Diversity gives Mankind willing to build Bridges, a New Destiny
  6. Woorden ter afsluiting

1. Welkom ⎮ Hans Lindeijer

Welkom namens de stuurgroep.

Het gaat vandaag over uw verhalen en het doorgeven daarvan, dat is onze geschiedenis en onze toekomst.
Uw verhalen, ook van de sprekers, gaan veelal over geschiedenis. Het doorgeven daarvan, ook in boeken en films, dat doen we voor onze toekomst.
Daarvoor is deze dag.

Naast het programma van vandaag zijn er nog een aantal interessante keuzes.

Eén van die keuzes is het volgende.
U bent hier-, u loopt hier als het ware in een levend geschiedenisboek.
Kijk eens naar uw buurman of -vrouw, ja kijk gerust even rond, links, rechts.
Iedereen heeft zijn verhaal, ieder zijn geschiedenis én er is hier belangstelling voor, daarvoor komen we vandaag bij elkaar. Er zijn verhalen waar verdriet en boosheid aanvast zit. Toch bent u gekomen en zowel de goede luisteraar als de verteller vind ik daarom moedige mensen.
We zijn vrije mensen, laten we daar dan ook gebruik van maken. Veel mensen die voor ons leefden, hebben voor die vrijheid van spreken, heel veel over gehad.

Dat is één van de keuzes voor vandaag, een keus voor vrijheid van spreken.
Een andere keus voor vandaag is: in de boeken neuzen.

Behalve al die lopende-geschiedenis-boeken om u heen zijn er ook boeken op de boeken-tafel.
En van sommige boeken, heel leuk, is de auteur hier aanwezig.
Zoals het boek, “Mogen wij altijd in dit kamp blijven?” van Henriette van Raalte. Welkom Henriette.
Er wordt ook een film naar dit boek gemaakt. Het script is nu geschreven. In dat filmscript komen ook de “troostmeisjes” voor en de jongens die naar de jongenskampen moesten. Nooit eerder is hierover een film gemaakt. Succes Henriette, we zijn benieuwd.

Dan is hier nog een schrijfster en onderzoekster aanwezig, Melinda Barnhardt.
Welkom Melinda; haar boek is naar verwachting, volgend jaar te koop. Dat boek gaat over de brieven die mijn vader in de oorlog schreef, maar ook wat er gebeurde toen mijn broer Wim daarover ging vertellen in Kamaishi. Dat is een uniek stuk vredes-geschiedenis. Als u op de hoogte wil blijven over dit boek-in-wording, kunt u uw naam en adres opgeven op de lijst die bij de receptie ligt.

Ook Henk Hovinga is hier, met zijn boek ‘Met de dood voor ogen’, welkom Henk. Zijn boek sluit prima aan bij het onderwerp van vandaag. De Birma-Siam Spoorweg Het boek vertelt onder andere over de maffia praktijken zowel in het Japanse leger als bij de KNIL militairen.

Tot zover over keuzes. Alle andere keuzes, over koffie en broodjes, dat laat ik verder aan u over.

Kort wil ik toch even stil staan bij veranderingen in stuurgroep Dialoog Nederland-Japan-Indonesië.
We hebben dit jaar van 6 personen afscheid genomen, ja 6 dat is best veel.
Als eerste noem ik Adrie Lindeijer-van der Baan, mijn moeder, zij overleed op 2 feb. dit jaar.
Zij bleef ons onderwijzen en vertellen, tot het laatste moment. We zijn dankbaar dat ze zo lang en zo aktief in ons midden is geweest.
We hebben afscheid genomen van 5 leden die om verschillende redenen hun werk voor de stuurgroep moesten beëindigen.
Prof. Muraoka en zijn vrouw Keiko. Zij waren de spil van de Dialoog voor ruim 10 jaar, met recht onze pioniers. Nu wij uw stokje overnemen voelen we zelf wat een werk en toewijding daar voor nodig is. Vanaf deze plaats nogmaals hartelijk dank voor uw inzet en alles wat u heeft opgebouwd en heeft doorgegeven.
We hebben ook afscheid genomen van Paulien en haar dochter Dorien Greeven. Hartelijk dank Paulien en Dorien voor jullie gastvrijheid en de steun die we van jullie kregen.
Dan mijn broer Wim. Ook hij was een echte pionier. Hij maakte samen met Adrie de reizen naar Kamaishi. Deze vredes-aktie is voor ons een blijvend voorbeeld.
Graag een applaus voor deze 6 pioniers van de Dialoog.

De huidige 8 leden van de stuurgroep staan open voor uw ideeën. Ja, we zoeken versterking van de groep, maar wij zijn niet het belangrijkste vandaag. Vandaag gaat het vooral uw verhalen en over het doorgeven daarvan, dat staat op het programma.

Eén onderwerp uit de aktualiteit moet toch van mijn hart.
Ik doel op de oorlogsmisdaden begaan door de Nederlandse militairen in 1947 in Rawagedeh op Java.
Een gruwelijke executie van 150 mannen en jongens, andere bronnen spreken van 431 doden.
Het kwam opnieuw in het nieuws vanwege een uitspraak van een Nederlandse rechter.
Officiële excuses voor deze misdaad en vergoedingen aan de weduwen zijn 64 jaar lang, nooit gegeven.
Ik hoop dat deze Nederlandse regering nu wel de moed heeft dit stuk verleden menswaardig af te ronden.
Wie hier meer van wil weten; praat eens met ons stuurgroeplid: Ibrahim Isa, hij is een oud-strijder voor de onafhankelijkheid van Indonesië. U kunt ook zijn column lezen; die ligt op de boekentafel.

Dan wil ik u nu graag de volgende spreekster aankondigen. Zij heeft 2 bijzondere verbindingen met ons.
Zij is mevr. Takemi Wada. Zij komt uit Japan, uit de havenplaats Kamaishi.
Het woord ‘overleven’ roept iets op, van angst en pijn. Mogelijk ook kampherinneringen bij een aantal van u.
Takemi kent dat woord ook, en die angst ook, maar dan bij de tsunami in maart dit jaar. Zij overleefde een vloedgolf die over haar stad heen kwam, maar anderen overleefde niet.
Dat overleven vormt een herkenbare verbinding met ons.
Een heel andere verbinding die Takemi met ons heeft is een toneelstuk. Een toneelstuk wat wij hier op de conferentie in 2006 op video zagen.
Dat toneelstuk ging over het dagboek wat mijn vader wat schreef toen hij krijgsgevangene was in Kamaishi.
Takemi werkte aan het toneelscript en haar dochter speelde in het toneelstuk.
Het stuk werd op een school in Kamaishi gespeeld.
Dat toneelstuk heeft veel leerlingen een bijzonder realistisch gevoel van de geschiedenis gegeven.

2. toespraak ⎮ Mrs.Takemi Wada @Kamaishi, Japan

GOEDE MORGEN

Dank u zeer voor uw invitatie voor de conferentie van de Dialoog Nederland-Japan-Indonesia.
Ik kom uit Japan, uit Kamaishi. Onze stad is gelegen in de Noordelijke Regio en is relatief klein. Wij hebben een relatie met Nederland, maar dat is een droevige geschiedenis. De stad Kamaishi had zich ontwikkeld tot een stad met zware en militaire industrie en ten tijde van de Tweede Wereldoorlog stonden er twee kampen met krijgsgevangenen. In deze kampen zaten geallieerde militairen, Amerikanen, Engelsen, Australiërs en Nederlanders. Zij moesten dwangarbeid verrichten in een plaatselijke ijzermijn. Een Nederlandse gevangene, Evert Willem Lindeijer, was een van hen. Dit is een boek dat is gebaseerd op zijn dagboek dat hij bijhield tijdens die gevangenschap. Het werd in 2000 gepubliceerd in Japan. Naoko Kato, een lid van onze International Exchange Society, werkte mee aan het vertalen van de tekst van het dagboek. Vijf jaar voor de publicatie bracht dr. Wim Lindeijer Jr. verschillende keren een bezoek aan Kamaishi en de plaats van het kamp. Zo kwam een wederzijdse vriendschap op gang tussen Nederlandse mensen en Kamaishi.
In Kamaishi deed men zeer veel moeite om de ware geschiedenis te weten te komen, in het bijzonder over die aspecten van de Tweede Wereldoorlog die NIET verteld werden. Het middelpunt van de inspanningen hiervoor waren de scholieren van de middelbare school en hun geschiedenis leraar.
Zij deden onderzoek naar de gevangenkampen en maakten een musical op basis van het verhaal van Evert Lindeijer en zijn familie en voerden zelf die musical op. De Kamaishi International Exchange Society, waartoe ik ook behoor, zetten dit werk voort en hebben dit thema als een van onze meest belangrijke activiteiten.

In maart overkwam ons een grote aardbeving en een verwoestende tsunami. Naar aanleiding van deze afschuwelijke gebeurtenis heeft de heer Lehmann en zijn familie enkele van de getroffen mensen uitgenodigd via deze organisatie en onze Society.

Vandaag wil ik u wat vertellen over mijn eigen ervaringen van de ramp die de noordoostelijke regio van Japan getroffen heeft. De tsunami kostte het leven van vele mensen, inclusief mijn ouders en mijn lievelings hond. Ik verloor alles wat ik bezat behalve de kleding die ik die dag aanhad.

Het was een rustige morgen, het begin van een dag die als een van de vele gewone dagen had moeten worden. Op de 11de maart, de dag die het Japanse volk nooit meer zullen kunnen vergeten, verloor ik mijn huis, mijn ouders en onze hond. Mijn moeder is nog steeds vermist. Ik was die dag de stad uit voor wat boodschappen. Om 2:46 uur trof ons een hevige aardschok. Het was er een zoals ik nog nooit had meegemaakt. I dacht voor een ogenblik dat mijn auto waarin ik zat omver gegooid zou worden. Iemand die naar de radio aan het luisteren was zei: “Er wordt gezegd dat het epicenter aan de kust ligt. Hij kan verwoestend zijn.” Ik nam onmiddellijk de weg terug naar mijn stad. Ik was bezorgd om mijn familie en bejaarde ouders. Maar die bezorgdheid had niets te maken met de tsunami. Ik heb geen moment er aan gedacht dat een tsunami ons zou treffen. Ik dacht zij in te midden van gebroken ramen en omgevallen meubilair zouden zitten. Toen ik daar aankwam was het helemaal donker. I kwam bij binnenkomst van de stad terecht in een verkeersopstopping. Omdat de weg door de bergen ging kon ik niet luisteren naar de radio en had mijn mobiele telefoon ook geen bereik. Ik wist niet wat er was gebeurd en stelde een domme vraag aan de politieman die me had laten stoppen: “is er verkeersongeluk gebeurd?”. Hij keek verschrikt en zei; “Hebt u niet naar de radio geluisterd? Het is geen verkeersongeluk, er is een tsunami!”. “Tsunami? Waarom laat u mij dan hier stoppen, het is nog een hel eind van het strand.” Hij zei: “De tsunami kwam tot hier,” Ik kon”hem niet geloven en zei: “Hoe dan ook, ik moet terug naar huis, mijnouders en tweede zoontje zitten daar op mij te wachten.” De politieman staarde mij aan en zei rustig: “De stad is verdwenen mevrouw. De tsunami heeft de hele stad weggeveegd.” Ik kon hem niet goed begrijpen en probeerde met mijn auto verder te gaan. Toen ik mijn auto de stad instuurde, zag ik in het licht van de koplampen een toneel verschijnen zoals ik dat nog nooit had gezien. Velen van u hebben op TV gezien hoe huizen werden meegesleurd door de tsunami, maar uiteraard hadden die huizen van de afmeting van het TV scherm. Wat ik zag waren honderden omgevallen huizen op ware grootte! Lichtmasten waren verbogen en in tweeën gebroken, een auto hing uit een raam op de tweede verdieping van een gebouw. Pas toen realiseerde ik mij dat iets vreselijks onze stad had getroffen.

Ik ging op weg naar het gymnastieklokaal van een middelbare school in de stad en bracht uiteindelijk daar de nacht door, want het stadsbestuur had dat aangewezen als een tijdelijk evacuatiecentrum bij rampen. Het was een ijskoude nacht, buiten sneeuwde het. Niemand had een dergelijke ramp voorzien en daarom waren er geen kachels, geen dekens, zelfs geen lakens om de kale vloer van de gymzaal te bedekken. Ik had dorst maar er waren geen drankautomaten, geen winkels, geen winkelpersoneel om iets te verkopen, uit de kranen was geen druppel meer uit te persen. Wij kropen dicht tegen elkaar aan om te voorkomen dood te vriezen en probeerden te slapen maar mij lukte dat niet. Waar zouden mij ouders zijn? Leeft mijn tweedezoontje nog? Is ons huis weg? Later vernam ik dat tientallen mensen op het dak van een nabijgelegen ziekenhuis die nacht hulp nodig hadden. De meesten van hen waren bejaarde inwonende patiënten. Zij waren door de tsunami het dak opgejaagd, waren kletsnat zaten in hun ziekenhuis pyjama’s in de sneeuw. Enkelen van hen hebben de nacht niet overleefd. Ook hoorde ik dat enkele tientallen middelbaar scholieren ternauwernood waren ontsnapt aan de tsunami door een kleine heuvel te vluchten. En dat zij daar bejaarden een schuilplaats hadden geboden in een klein clubhuis. Zelf hebben zij de bittere kou doorstaan door tegen elkaar te kruipen en zo de nacht door te brengen, zonder overjassen.
In het tijdelijke evacuatie centrum verbleven die nacht ongeveer 1000 mensen, maar er waren we konden gebruik maken van slechts acht toiletten. Daar was geen elektrisch licht, geen water, geen papier. De toiletten stoomden bijna over maar we moesten onze behoeften doen bovenop die van anderen. Met een gevoel van hulpeloosheid zat ik in tranen op het toilet. Ik dacht:”Dit is de werkelijkheid van de ramp. Dit betekent het getroffen te zijn. We moeten nadenken hoe wij ons zelf kunnen beschermen.”
Meteen de volgende morgen begon ik naar mijn familie te zoeken. Aangezien mijn auto al bijna zonder benzine zat, dwaalde ik te voet van de ene plek naar de andere in een totaal verwoestte stad. Uiteindelijk ontmoette ik pas op de vierde dag mijn echtgenoot en zonen en kon ik via een satelliet telefoon spreken met mijn dochter. Op de 10de dag van mijn zoektocht kon ik mijn vader identificeren in een tijdelijk mortuarium. Net zoals de lichamen van anderen was zijn lichaam gehavend, zijn rechteroor was weg evenals de rechterzijde van zijn achterhoofd. De lichamen van die mensen hadden nog hun laatste uitdrukking op hun gezicht, die was er geen van boosheid of pijn, maar zij leek of zij verbaasd waren.
Ik ben twee maanden door gegaan met zoeken naar mijn moeder in het tijdelijke mortuarium, die nog steeds vermist is. Het tijdelijke mortuarium met daarin honderden doden verspreidde zo’n sterke geur dat we die onmiddellijk herkenden zodra we op de parkeerplaats uit onze auto’s stapten. Alle lichamen waren zwaar beschadigd. Er waren er zonder hoofd, zonder ledematen, het was niet ongewoon dat ze geen herkenbaar gezicht meer hadden.
Een vrouw van midden vijftig had haar moeder achtergelaten die niet had willen vluchten toen ze die geweldige vloedgolf zag aankomen. Nu worstelde zij met haar gevoelens verdriet en rouw en schuld als overlevende. Maar mag men haar dat kwalijk nemen? Als ikzelf die dag thuis was geweest zou ik gedwongen zijn geweest te beslissen om te blijven om met mijn ouders te sterven, of hen achterlaten en vluchten. Want mijn moeder kon niet goed lopen.
Daar was ook een jonge vrouw, en alleenstaande moeder die haar enigst kind had verloren. Zij klampte zich huilend vast aan een politieagent en smeekte hem haar te doden. Er was een familie die waren verhuisd naar hun nieuwe huis dat zij de dag voor de tsunami hadden gekocht. Zij hadden daar slecht één nacht doorgebracht en het de volgende dag weer verloren en zij achterbleven met een geweldig bedrag om af te betalen. Een andere man die de tsunami had overleefd pleegde zelfmoord omdat hij al zijn familieleden had verloren.
Het ergste om te zien vond ik de lichamen van jonge kinderen. Omdat ook hun ouders waren omgekomen hadden zijn niemand die kwam om hen te zoeken. Uiteindelijk zijn zij als “onbekenden” gecremeerd. Ontelbaar veel droevige verhalen.
Terwijl ik daar zocht naar de lichamen van mijn ouders, herkende ik de lichamen van mijn nicht, vrienden, buren en zo veel meer mensen die had gekend. Deze ervaring heeft mij heel erg terneer geslagen. Het zal mij nog lang in mijn leven voortdurend pijn blijven doen.

Bijna zes maanden zijn verlopen sinds die dag en ik vraag ik mij nog steeds af wat de aardbeving en de tsunami van ons heeft afgenomen en waarom mensen moesten sterven.
Door deze harde ervaring, denk ik op een onverwachte manier een paar lessen geleerd te hebben. Een ervan is om niet te zelfverzekerd te denken over de krachten van de natuur. We hebben geleerd dat wat onmogelijk werd geacht, toch mogelijk is.
Het paradigma dat we de natuur kunnen beheersen moet veranderen naar dat van co-existentie met de natuur.
Ik heb ook geleerd dat het niet vanzelfsprekend is dat we met onze geliefden bij elkaar zijn. Ik nam aan dat de dagen van samenzijn met mijn familie, mijn vrienden, mijn lievelings hond, altijd zouden voortduren, maar dat waren geen eeuwigdurende geschenken.
Op de morgen van die dag riep mijnmoeder mij. Ze was wat kinderachtig geworden nadat zij vorig jaar een beroerte had overleefd. Zij klaagde over wat jeuk bij haar ogen en vroeg mij om haar die dag naar het ziekenhuis te brengen. Ik had het toen druk en zij op een wat scherpe toon tegen haar: “gedraag je niet als een kind. Heb geduld en ik zal je daar morgen naar toe brengen, OK?” Ik wist niet dat dit het laatste gesprek met haar zou zijn. Ik heb me gerealiseerd hoe belangrijk en waardevol het is om alle mogelijke gelegenheden te gebruiken om uiting te geven van je liefde, waardering en voorzichtig te zijn hoe j iets zegt.

Op deze plaats wil ik u allen danken voor de grote steun die jullie ons gaven. In het bijzonder wil ik dank zeggen aan de heer Edward Lehmann voor zijn vriendelijke uitnodiging aan ons. Uw warme steun aan ons geeft ons moed om een flinke stap voorwaarts te nemen naar de wederopbouw.
De wetenschap dat hier mensen zijn die voor ons bidden, in een land ver van Japan, geeft ons heel veel energie voor een betere toekomst.

Ik zou graag u opnieuw veel dank zeggen namens alle mensen in Japan, in het bijzonder die van Kamaishi.

[vertaling: A. Stephan]

3. Interview met Mr. Tatsuo Morohoshi ⎮ Dr. Kaori Maekawa

Persoonlijke herinneringen van een spoorwegman bij de Birma-Siam Spoorweg.

Tatsuo MOROHOSHI: geboren te Tokio, 9 september 1918

Werd opgeroepen voor de militaire dienst op 14 september 1941. Hij werkte toen als beambte bij de bedrijfsleiding van de Sapporo Spoorweg in Hokaido, en werd gerekruteerd als soldaat ter aanvulling van 9de Spoorweg Regiment van het Japanse Leger. Vanwege zijn lichamelijke conditie werd hij gedurende zijn militaire diensttijd niet als soldaat ingezet. Hij behoorde tot het 4de Bataljon van het 9de Spoorweg Regiment, onder het commando van de aspirant officier Eiji Hirota.
Na de trainingstijd onder Hirota, vertrok hij uit de haven van Osaka op 16 oktober, één maand na zijn oproep voor de dienst. Hij arriveerde op 29 oktober in Frans Indo China en werd oppasser in dienst van Hirota (Hirota werd later als oorlogsmisdadiger opgehangen in Singapore).
Op de 23ste november landde hij op het eiland Hainan en ging vandaar, na het uitbreken van de Pacific Oorlog op 8 december 1941, verder naar Singola inThailand.
Toen hij in Kuala Lumpur was werd hij daar op 9 januari 1942 ontslagen als officiers oppasser en kreeg een speciale opleiding als hospitaalsoldaat.
Op 12 april 1942 kwam zijn eenheid aan in Rangoon en ging vandaar door naar Bangkok. Hij werkte als hospitaalsoldaat toen hij gelegerd was bij de Birma-Siam Spoorweg in Ban Pong, Kancanaburi, Konyu, Malay Village, Hintok (Hellfire Pass) en Kinsayok.
Hij was niet aanwezig bij de ceremoniële ingebruikstelling van de Birma Siam Spoorweg op 1 oktober 1943, want toen werkte hij bij de Kura Spoorweg, een zijlijn vanuit Banpon.
Vervolgens werd hij op 12 april 1944 overgeplaatst naar Sumatra voor de aanleg van de Pakanbaroe Spoorweg. De voltooiing van de Sumatra Spoorweg vond plaats op 15 augustus 1945, de dag van de capitulatie.
Na de capitulatie van Japan werd hij overgebracht naar Batu Pahat in Maleisië om daar als krijgsgevangene te werken voor de Britten.
Eind augustus 1947 verliet hij Singapore om gerepatrieerd te worden naar Sasebo, de haven van Nagasaki. En hij werd gedemobiliseerd op 18 september.

Tijdens zijn werk voor Japan Railway Company studeerde hij rechten aan de Nihon Universiteit.
Als bedrijfsadviseur daar ging hij in 1975 met pensioen.
In Japan is hij bekend omdat hij gegevens en verslagen over de Birma-Siam Spoorweg verzamelt en archiveert.
Bron: POW Research Network Japan.
https://www.powresearch.jp/jp/activities/workshop/moroboshi_ikegami.html

De heer Morohoshi zag hoe krijgsgevangenen te lijden hadden door besmetting met cholera, maar hij kon niets doen om hen te helpen.
In het interview vertelt hij over zijn persoonlijke herinneringen, aan zijn ervaringen bij de Birma-Siam Spoorweg; zijn verplichtingen als hospitaalsoldaat; over zijn commandant Hirota die te dood veroordeeld werd en over zijn belevenissen als krijgsgevangene van de Britse strijdkrachten.

Het twee uur durende interview met hem is vastgelegd op video en samengevat in deze korte presentatie.
Deze video is bedoeld als een open brief van een Japanse spoorwegman aan het Nederlandse volk.

maekawa-1

maekawa-2

Het Japanse beleid t.a.v. krijgsgevangenen en de “Sinjin Kun” Militaire Code
Zij die de schaamte vrezen zijn sterk. Denk aan de eer van de familie in het vaderland en voldoe aan hun verwachtingen. Soldaten dienen nooit onteerd te worden door gevangenneming en het is voor hen beter te sterven dan eerloos te leven.
• De nieuwe Japanse filosofie over de dood. / Krijgsgevangen worden is een schande. / Een gebrek aan voorlichting over de regels van behandeling van krijgsgevangenen volgens de Conventie van Geneve.
• Aan de ene kant waren hoog geplaatste regeringsambtenaren en militaire officieren op de hoogte van de de verdragen van Den Haag en de Conventie van Geneve. Aan de andere kant kregen soldaten in het leger in het algemeen geen basis voorlichting hierover. Deze soldaten wisten zelfs niet wat hun eigen rechten waren als zij in handen van de vijand zouden vallen.

De verhouding tussen de kampen voor krijgsgevangenen en de Spoorweg Regimenten.
(zie figuur 1 en figuur 2)
• Bedrijfsvoering en bewaking van de kampen viel onder de verantwoordelijkheid voor de Afdeling Kampen.
• De Bewaking en de Arbeid bij het aanleggen viel onder de verantwoordelijkheid van de Spoorweg Regimenten.
1. “De Spoorweg Regimenten hadden de neiging de krijgsgevangenen te gebruiken zonder acht te slaan op de Conventie van Geneve. Sommige mensen zeiden dat de leiding van de krijgsgevangenkampen meer begaan waren met het lot van de gevangenen dan de Regimenten omdat de officiële doelstelling van de kampleiding was om de gevangenen gezond te houden. Er werd gezegd dat er vaak botsingen waren tussen de kampleidingen en de Spoorweg Regimenten”.
2. “De eenheden voor de aanleg en die van de kampleiding behoorden tot verschillende organisaties en verantwoordelijkheden. Maar de krijgsgevangen vielen bij het werken aan de aanleg van het spoor onder de verantwoordelijkheid van de Spoorweg Regimenten”.
Toshiharu YOSHIKAWA, Taimen Testudo (Burma-Thai Railway)
(Tokyo: Dobunkan, 1994 pp. 173-4)

Struc railway reg and pow camps_NL

4, Werken aan de Birma-Thailand Spoorweg ⎮ Felix Bakker

Een kwestie van overleven

1. Begin van de Oorlog in de Pacific
Strijd en Capitulatie.

Bij het uitbreken van de oorlog in de Pacific, op 8 december 1941, zat ik nog maar 2 weken bij de mariniersopleiding in de Marinekazerne Goebeng te Soerabaja.
Anderhalve maand eerder had ik mij n.a.v. een advertentie in de krant, als vrijwilliger aangemeld voor dienstneming bij het Korps Mariniers. Ik had juist de vereiste leeftijd van zestien jaar bereikt en voldeed ook aan de andere eisen om te worden aangenomen. Mijn motief was, gewoon mijn geboorteland mee te helpen verdedigen. Want de militaire dreiging van Japan bleek onmiskenbaar na de bezetting van Frans Indo-China, en ik was niet zo naïef om te denken dat Nederlands Indië buiten schot zou blijven.
Nu was het dan zo ver; de lang verwachte oorlog met Japan was begonnen.
Bijna drie maanden later, in de ochtend van de 5e maart 1942, begon voor mij de oorlog pas echt. De mariniers in opleiding, waartoe ik behoorde, waren ingedeeld bij de twee Compagnieën Mariniers, die werden ingezet tegen de oprukkende Japanse troepen in Oost-Java. Na aan onze kant zware verliezen te hebben geleden tijdens gevechten bij Kertosono en Ngandjoek, werd order gegeven voor de terugtrekking. Een paar dagen later volgde de algehele capitulatie.
Toen ik mijn wapen moest inleveren kon ik mijn tranen van woede en onbegrip niet inhouden. Ik merkte om me heen tot mijn opluchting, dat ik niet de enige was die zo reageerde.
Geen moment had ik mij tijdens de gevechten de mindere gevoeld van de tegenstander en ook niet het gevoel door hem verslagen te zijn, ondanks diens veel betere bewapening en ook nog steun van uit de lucht.

2. Krijgsgevangenschap
Enige weken later marcheerden wij in het donker van de avond, als ontwapende en weerloos geworden gevangenen, het kamp in Malang binnen. Ik had toen het vage besef, dat de strijd nog zou doorgaan. Hoe dat zou gebeuren, begreep ik pas veel later.
Al vanaf het begin lieten de Japanners blijken, dat zij zich t.a.v. krijgsgevangenen, niets aantrokken van de Geneefse Conventie. Om ons dat duidelijk te maken, werden vijf mannen die ons kamp ontvlucht waren, maar vervolgens weer werden opgepakt, op een open veld achter het kamp gefusilleerd. Met gevoelens van machteloze woede, vernedering en haat hebben wij dat moeten aanzien.
Incidentele persoonlijke mishandelingen, als vernedering bedoeld corvee werk en pesterige maatregelen daargelaten, vond ik het verblijf in het Malang kamp redelijk te doorstaan.

3. Op transport
Tegen eind december 1942, werd ik met een transport van 1100 man in een geblindeerde trein naar Batavia vervoerd.
Een week later met ca.1200 krijgsgevangenen als “haringen in een ton” in het ruim gestouwd van een of ander roestige “honki-tonki maru” vrachtschip en verscheept naar Singapore. Een misserabele reis, die 3 dagen en 3 nachten heeft geduurd.

Na een verblijf van ongeveer tien dagen in het Changi-camp, weer op transport gezet. Samen met 650 man per trein, richting Thailand. Met 36 man in een ijzeren goederenwagon gepropt.
Overdag stikten we van de hitte en ’s nachts rilden wij van de kou. Eén of twee keer overdag even stoppen om de locomotief van water en brandstof en de gevangenen van wat schaars voedsel en drinken te voorzien. Ook nu weer net als tijdens de zeereis, kwamen gevallen van buikloop en dysenterie voor, met alle problemen van dien. Slapen was niet mogelijk in die zeer beperkte ruimte waar je slechts met opgetrokken knieën kon zitten.
Kortom, het was een vijf dagen en vijf nachten durende ellendige beproeving. Naar ons later bleek was dit alles nog maar een voorproefje van wat ons kort daarna nog te wachten stond. Soms wel goed dat je niet alles van tevoren weet.

4 Bouwen aan de Spoorweg
Dwangarbeid en Overleven.

Vroeg in de ochtend, aankomst in Ban Pong, Thailand.
Met vrachtauto’s naar Kanchanaburi vervoerd. Van daar lopend, eigenlijk meer slaapwandelend, naar het door bos omgeven basiskamp Chungkai. Daar zaten al sinds november 1942 Britse POW’s. Wij bleken de eerste groep Nederlanders te zijn die zij daar zagen.
Van de Britten hoorden wij bepaald geen opwekkende verhalen over het werk aan de Spoorweg en van de kampen verder” Up Country”.
Na een paar dagen daar te hebben verbleven, vertrokken wij als groep van ongeveer 650 man, minus enkele achtergebleven ernstige zieken, naar ons eerste werkkamp. Na twee dagen lopen door de hete “bush” met vooral veel “bamboedoeri”, bamboe met scherpe dorens, arriveerden we op een opengekapte plek in het oerwoud waar in totaal zes tenten stonden. Vijf nieuw uitziende tenten stonden bij elkaar geplaatst voor de Japanse kamp Commandant en de Koreaanse bewakers en één oude opgelapte tent, bestemd voor onze ernstige zieken, stond aan de andere bosrand. Hier dus geen kamp met barakken en slaapplaatsen van bamboe en atap, ”palmbladeren” daken, zoals in het Chungkai-kamp, maar kamperen onder de blote hemel. Gelukkig was het nog in de droge moesson tijd, dus geen gezeur. Want vóór het donker werd moesten door aangewezen corveeploegen latrines worden gegraven, brandhout verzameld in het bos en water gehaald uit de rivier voor de “keuken”. Als we dan ons kommetje rijst met, pompoensoep op hadden, was het al donker geworden en hoog tijd om hondsmoe je open lucht tampatje, slaapplaats, op te zoeken.

De volgende ochtend vijf uur op. Kommetje rijstepap eten en om half zes aantreden. Indeling in vijf werkploegen van elk 100 man en daarna afmars naar het werk aan de spoorbaan. Elke ploeg had als dagtaak,100 kubieke meter grond te verzetten voor de aanleg van de spoordijk, die in dat gedeelte van het traject was geprojecteerd.
Als gereedschap voor het grondverzet waren beschikbaar: pikhouwelen, schoppen en rieten mandjes.
Later, in berggebieden, kregen we te maken met heel ander werk, zoals het bouwen van bruggen, afgraven van heuvels en het uithakken van rotswanden.
Maar vanuit dit werkkamp moest een enkele kilometers lang stuk spoordijk worden aangelegd.
In het begin konden de werkgroepen de 100 kuub wel halen en dan nog voor donker in het kamp terug zijn. Maar door het steeds groeiende aantal zieken, dus uitvallers, moest die 100 kuub door een steeds kleiner aantal “fitte” werkers worden gedaan. Daarmee werd echter door de Japanners geen rekening gehouden, er moest worden doorgewerkt tot die taak af was. Meermalen kwam het voor, dat er ploegen tot zelfs na middernacht doorwerkten en niet naar het kamp terug mochten. De keren dat ik dat zelf heb meegemaakt, werkten wij dan bij het licht van houtvuren, waar wij daarna bij konden slapen.
De gevolgen van deze onmenselijke dwangarbeid bleven niet uit. Dysenterie, malaria, beri-beri, tropenzweren, in combinatie met uitputting, ondervoeding en gebrek aan medicijnen, waren de oorzaak van vele dodelijke slachtoffers. In dit eerste werk kamp, bekend als Nombaradai, door ons NonParadise genoemd, hebben we achttien doden moeten achterlaten. Het zouden er in de volgende kampen veel meer worden.
Nombaradai was nog maar het begin van vele maanden onvoorstelbaar zware dwangarbeid en ellendige leefomstandigheden in de werkkampen. Vooral toen, tijdens de periode van moesson regens, het tempo van de werkzaamheden drastisch werd opgevoerd, de toch al schaarse voedsel rantsoenen werden verminderd, nam het aantal zieken en doden onder de krijgsgevangenen onrustbarend toe. Net als de meesten van ons liep ik op blote voeten en in een schaamlap gekleed rond, want ik had al maanden geen schoenen meer en de enige broek en T-shirt die ik nog bezat, gebruikte ik uitsluitend als ik tandenklapperend van de koorts weer een aanval van malaria kreeg.
Nog meer krijgsgevangenen uit Singapore werden aangevoerd en kort vóór de regentijd, begonnen de Japanners met het inzetten van uiteindelijk meer dan 100.000 Aziatische arbeiders.

Ik was er toen van overtuigd, dat het de bedoeling van de Japanners was om ons te laten dood werken. De levens van krijgsgevangenen waren volgens hun militaire gedragscode toch niets waard.
Maar zelfs tegen hun eigen gewonde Japanse wapenbroeders traden zij hardvochtig op, was mij verschillende keren gebleken.

Dat vage besef die avond, toen ik in Malang het kamp binnenkwam, leek me nu duidelijk.
Ik begreep dat dit een gevecht om te overleven zou worden.
Kameraadschap (bijv. In kongsiverband), zelfdiscipline en geestkracht, vormden de basis om vol te houden en niet op te geven.
Natuurlijk zaten er onder ons ook mensen die er niet van terugschrokken om ten koste van zieke medegevangenen hun eigen belang voorop te stellen. Die werden meestal onmiddellijk in harde bewoordingen op hun egoïstisch gedrag aangesproken.

Er was wel veel verschil in het soort van werk aan de Spoorweg. Het bouwen van bruggen over diepe ravijnen was niet zonder gevaar. De stellages die hiervoor werden gebruikt, bestonden uit bamboepalen die met natte repenvezels van boombast aan elkaar waren vastgebonden. In stromende regen werken aan een brugconstructie, blootsvoets op een gladde bamboe stellage, hoog boven een ravijn, was wel een dood serieuze zaak.
De toenmalige omstandigheden terzijde gelaten, vond ik het werken aan bruggen en duikers, gevarieerd en interessant. In tegenstelling daarmee vond ik het beitelen van dynamiet gaten in rotsen en het na de explosies verwijderen van verbrijzelde grote en kleine brokstukken, stompzinnig en afmattend. Zo als ik dat heb ervaren bij de verwijdering van een lange en hoge rotswand aan de zuidzijde van de Wampo viaducten. Dat heeft ongeveer vier weken werken gekost, dag en nacht in een drie ploegen schema.
Tot enige maanden na het gereed komen van de Spoorweg, heb ik in een kamp aan de baan gewerkt.

5. Bouw van de Spoorweg voltooid
Periode van luchtbombardementen
November 1943 kon het Japanse leger de Spoorweg in gebruik nemen.
Vele werkkampen werden ontruimd en alle zieke en minder fitte krijgsgevangenen werden afgevoerd naar basis en hospitaalkampen in Thailand.
Medio 1944 begonnen de eerste bombardementen van de Geallieerden op doelen in Thailand. Ook de Spoorweg en de daar bij gelegen krijgsgevangenkampen vormden een doelwit voor de luchtaanvallen.
In strijd met de Conventie van Genève, waren die kampen niet als zodanig en duidelijk zichtbaar vanuit de lucht, aangegeven. Daardoor zijn er ook veel slachtoffers onder de krijgsgevangenen gevallen. In een kamp van Nederlanders in NongPladuk, vielen bij een luchtaanval 97 doden en nog meer gewonden.
Gedurende de maanden januari t/ m maart 1945, zat ik in het kamp Tamakham. Dat lag zo’n 200 meter verwijderd van de grote stalen spoorbrug en de op enige afstand daarvan gelegen houten spoorbrug over de Kwae Yai rivier. Bij de eerste luchtaanval zijn in het kamp zeventien krijgsgevangenen omgekomen.
Met drie middagen per week een luchtaanval, hoewel voor beide bruggen bedoeld, was het een zenuwslopende tijd om mee te maken. Toen eindelijk de stalen brug flink beschadigd en de houten brug geheel weggevaagd was, werd het kamp ontruimd en kwam ik weer in Chongkai terecht.
Ik zag dat om het kamp heen een brede diepe gracht was gegraven, afgeschermd door een aarden wal met op de vier hoeken machinegeweer bunkers, met naar binnen gerichte schietopeningen. Iedereen wist, of vermoedde waarvoor dat alles bedoeld was maar sprak er weinig over.

6. Einde van de Oorlog

Na een maand ging ik met een groep van 125 man naar een kamp bij PrachuapKirikan, gelegen aan de westkust van de Golf van Thailand. Wij hebben daar nog een paar maanden Japanse legergoederen moeten lossen, uit houten vissersschepen en jonken. Dat bleek mijn laatste werk te zijn in mijn ongewilde loopbaan als dwang arbeider. In PrachuapKirikan beleefde ik op 19 augustus 1945, het einde van de oorlog en het begin van onze herwonnen vrijheid.

7. Een terugblik
Over twee maanden is het weer 8 december en is het precies 70 jaar geleden dat ik aan de vooravond stond van de hier vermelde gebeurtenissen. Mijn herinneringen hieraan beginnen te vervagen. De emoties heb ik een ruim aantal jaren geleden reeds verwerkt. Vele malen ben ik in Thailand terug geweest. Ook Japan heb ik meerdere keren bezocht. Daar heb ik al meer dan tien jaren Japanse vrienden wonen waar mee de dialoog is begonnen. Tenslotte vond ik het uiterst waardevol, dat ik dertig jaren achtereen, elk jaar, mijn geboorteland terug heb mogen zien.
Vele boeken zijn er in de loop der jaren over de Birma-Thailand Spoorweg geschreven en vele verhalen in interviews verteld. Ook zijn er meer officiële documenten uit publieke archieven openbaar geworden. Veel boeken zijn al tientallen jaren niet meer te krijgen en niet in herdruk verschenen. Er is echter één boek dat mij bijzonder heeft getroffen en waar ik uw aandacht op wil vestigen. Namelijk het boek met de titel “De Birma Spoorweg Een visuele herinnering “ van de hand van de in 2009 overleden tekenaar / schrijver Otto Kreefft *)
De eerste Nederlandse uitgave verscheen in 1998 en de tweede is van juli 2010. In de afgelopen jaren zijn in het buitenland ook, drie Engelstalige edities hiervan verschenen.

*) 79 pagina’s | Locomotiv Rotterdam | augustus 2010

Ik dank U voor Uw aandacht.

5. (NL) The Richness of Diversity gives Mankind willing to build Bridges, a New Destiny ⎮ Mr. Joty ter Kulve

Dank u voor de uitnodiging vandaag in uw midden te zijn. Te mogen luisteren naar mevrouw Takemi Wada en mevrouw Kaori Maekawa.
Mijn hart gaat uit naar al diegenen, die in de laatste natuurramp zo hebben geleden. Mensen in alle delen van de wereld zijn diep geraakt door al die verwoestende beelden en het leed dat zij hebben moeten doorstaan en nog doorstaan. Ik heb groot respect voor de waardige wijze waarop de Japanse burgers deze rampspoed hebben gedragen.

Ik heb begrepen dat deze dialoog –conferenties zijn ontstaan omdat de heer en mevrouw Lindeijer, die net als ik tijdens Wereld Oorlog II gevangen hebben gezeten in Japanse concentratiekampen in Indonesië en Japan besloten hebben met het verleden in het reine te komen en vrede te sluiten met de Japanners.

Persoonlijk heb ik ervaren dat zelfs in de donkerste dagen van je leven, je de sterren kunt zien aan de donkere hemel. Maar ook dat zelfs als je gevangen zit je een vrij mens kunt zijn en je hoop en geloof niet hoeft te verliezen.

Ons verhaal is helaas het verhaal van al die vrouwen met wie wij de kampen hebben gedeeld, maar het is ook het verhaal van al die vrouwen in alle continenten vandaag de dag, die door oorlogsgeweld worden gescheiden van man en kinderen, verkracht en vaak vergeten.

Ik was 14 jaar, net zo oud als mijn kleindochter Wibien nu, toen in 1942 de Japanners het voormalige Nederlands-Indië binnen een week hadden overmeesterd. En mijn eerste ontmoeting had met de bezetters in Linggajati (Java) waar wij toen woonden.
Mijn zuster en ik liepen terug naar huis van het zwembad toen opeens honderden soldaten op motorfietsen in groene uniformen langs ons heen rolden. Het begin van een nachtmerrie, die drie jaar duurde, gevolgd door een tweede nachtmerrie : de Bersiap. Een oorlog direct na de capitulatie van de Japanners ontstaan na het uitroepen van de onafhankelijkheid door de Indonesiërs. Een guerrilla- oorlog.

Ik ben geen politica, of een historica, maar de ervaringen uit mijn jeugd in Indonesië, het gegeven dat mijn vader een Nederlander was en mijn moeder Indisch, mijn ervaringen tijdens de Japanse bezetting, en het feit dat ik na mijn afstuderen de gelegenheid had te werken in vele landen over de hele wereld hebben van mij een wereld burger gemaakt.

Oorlog vernietigt mensen, ik heb vrienden die nog steeds lijden aan de ervaringen ondergaan in gevangenschap.Velen van mijn generatie zijn gestorven zonder de vrede te vinden, die zij zo graag wilden hebben.

En vandaag de dag zijn er elke dag jongens en meisjes, die terug komen van Afghanistan, Egypte, Libië, Irak en andere gebieden, die tijdens de strijd hun benen, armen zijn kwijtgeraakt of het mentaal niet meer redden. En denk aan al die jonge mensen, die bereid zijn hun leven te geven om in vrijheid te kunnen leven.

Wat kunnen wij hen geven? Kunnen wij onze ervaringen met hen delen?
Wat we kunnen doen is leren van ons eigen verleden en op zoek te gaan naar een gezamenlijk doel in een heel verdeelde wereld. Conferenties zoals deze kunnen een begin zijn en we kunnen vandaag beslissen om deel te worden van een oplossing i.p.v. het probleem.

Elke persoon kan beslissen om naar positieve oplossingen te zoeken. Om te beginnen in ons eigen huis, in onze wijk, school. Ik wil met u een ervaring delen die mijn hele leven heeft beïnvloed. Het gebeurde vlak voor de Japanners de hele archipel hebben bezet.

Ik was veertien, de oorlog was nog niet uitgebroken. Ik vond het heerlijk in mijn eentje over de sawa’s (rijstvelden) te lopen vlak bij ons ouderlijk huis in Linggajati. Opeens werd ik overvallen door een gevoel van éénwording met het universum. Alsof een stem tegen mij zei:’ ik ben jouw God en ik zal je beschermen, wees niet bang ’. Wij waren niet bijzonder religieus opgevoed , eigenlijk helemaal niet, dus dit was een heel bijzondere ervaring.

Enige tijd later had ik, hadden wij die bescherming heel hard nodig. De oorlog was uitgebroken, de Japanners hadden heel Java bezet ook Linggajati. Op een dag werd mijn moeder gesommeerd naar Cirebon te komen met haar beide dochters, mijn zusje van 17 en ik , op het bureau van de commandant van de Kempei Tai. Aangekomen werd haar te verstaan gegeven, dat zij naar Linggajati kon terug keren, maar haar beide dochters moest achter laten. Wij waren bestemd voor het militaire bordeel. Mijn moeder antwoordde de commandant, dat hij haar dan eerst zou moeten doodschieten, levend kreeg hij haar dochters niet. Vervolgens werden wij opgesloten in een cel en na een paar uur weer voorgeleid. Hetzelfde bevel, weer weigerde mijn moeder en toen opeens beval hij ons vrij te laten.
Heel veel later besefte ik dat dit de bescherming was, die God mij had beloofd.

Na de oorlog samen met 300.000 andere Nederlandse onderdanen migreerde ik naar Nederland en had het voorrecht om Rechten te gaan studeren in Utrecht. Nadat ik mijn studie had afgerond ben ik naar Parijs en Zwitserland vertrokken en heb toen voor een internationale non-profit organisatie gewerkt over de hele wereld. Het was in Caux Zwitserland in 1952 dat ik tijdens een internationale
conferentie, net zoals vandaag, vrede heb gesloten met de Japanners.

Dit heeft mij een passie en doel gegeven voor mijn hele leven. Wat er toen allemaal gebeurd is kunt u lezen in het verhaal dat ik vlak na de oorlog heb geschreven en door Fumi Hoshino op de website is geplaatst. Ik heb toen een beslissing gemaakt het verleden los te laten en open en bereid te zijn om het verhaal te horen van niet alleen de Japanners, maar vooral van de Indonesiërs

Deze beslissing heeft voor mij de deur geopend naar begrip en open staan voor mensen van andere culturen, rassen en nationaliteiten. Ik begon te begrijpen hoe belangrijk en bepalend diversiteit is. De rijkdom van verschillende culturen Diversiteit schept nieuw mogelijkheden. Diversiteit brengt ons vooruit. Denk aan de diversiteit van stijlen en keuzes die nieuwe technologieën ons geven. Diversiteit is een deel van ons.
De wereld beweegt zich in richting van multiculturele, etnische gemeenschappen. Echter als wij in staat willen zijn om een dergelijk wereld te doen functioneren, moeten wij bereid zijn de grensoverschrijdende problemen, die de globalisering met zich meebrengt , te herkennen en bereid zijn ze aan te pakken en te veranderen.

In 2002 begon een nieuw avontuur. Mijn broer arts, die toen voor o.a. de United Nations in Azië werkte en veel in Indonesië kwam waar hij de regering met Indonesische artsen heeft geholpen ‘ family planning ’ voor het land op te zetten, vroeg mij of ik hem wilde helpen een stichting op te richten ten behoeve van een klein museum , gevestigd in ons ouderlijk huis , door mijn vader gebouwd in 1930.

In ons huis is al in 1946/47 de Overeenkomst van Linggajati gesloten, waarin Nederland voor het eerst de facto de Republiek Indonesië erkende. Dit museum de Gedung Perundingan, gelegen aan de voet van de vulkaan de Ciremai is het symbool van hun vrijheid, maar betekent voor de Indonesiërs vooral hun vermogen hun doel te bereiken door dialoog en respect. Het museum wordt druk bezocht door Indonesiërs uit het hele land, maar ook door Nederlanders en andere buitenlanders.

Kort geleden kreeg ik het verheugende bericht dat ook het huis waar Founding Fahter Sutan Syahir heeft gewoond tijdens de overeenkomst, het voormalige huis van de familie Kwee ook verbouwd wordt tot monument. Linggajati wordt dan een trekpleister voor de Indonesische jeugd om hun historie te kennen. Zoals een soort Williamsburg in de Verenigde Staten.

De overeenkomst van Linggajati werd geratificeerd door het Indonesische parlement, kwam echter niet ongeschonden door het Nederlandse parlement. Angst overheerste:’Indië verloren rampspoed geboren.’’

In plaats van het verdrag te tekenen zonden wij onze soldaten naar de vroegere kolonie in de verwachting dat wij de, in onze ogen, opstandelingen weer onder Nederlands gezag konden krijgen.

Wij beseften toen helaas niet dat de politieke rol van Nederland in Azië met deze beslissing abrupt tot een eind was gekomen.

De drie vaderlandse vlaggen op de uitnodiging van deze conferentie willen ons het verhaal vertellen van de laatste wereldoorlog in Azië. Maar zoals Fumi het zo mooi op Japanse wijze uitdrukt, als wij een nieuwe parel : wereldorde willen scheppen, moeten we eerst weten wat er in de wereld om ons heen gebeurt.

Het probleem van Nederland anno 2011 is niet Azië, maar Europa. Zijn wij als land, onze politici, maar ook wij burgers u en ik in staat te zien dat de wereld net zoals in 1945 drastisch aan het veranderen is? In 1945 hebben wij Nederlanders de boot gemist wat betreft onze kolonie, we zagen de emancipatie van Azië niet komen.

Zijn wij ons nu in Nederland en Europa bewust van het verschuiven van de macht van het Westen naar het Oosten? Azië, Afrika, Zuid-Amerika eisen allemaal hun deel van de kostbare schatten van onze kleine planeet.
Zijn wij in Europa in staat onze verdeeldheid over culturele en etnische overtuigingen te overbruggen? Zijn wij in staat over onze nationale grenzen een verenigd Europa te scheppen? Hebben wij lering getrokken uit ons gezamenlijke verleden?

Wat wij als Japanners, Nederlanders, Indonesiërs ons kunnen afvragen is: wat zijn de lessen uit de Tweede Wereld Oorlog, die wij aan onze kinderen en kleinkinderen kunnen doorgeven?

Wat betreft Nederland. Wij Nederlanders waren heel arrogant en ongevoelig voor de aspiraties van het Indonesische volk. Wij moesten veranderen om een nieuwe relatie met Indonesië te kunnen opbouwen. Heel lang in 1945 maar ook daarna dachten wij dat wij door het verlies van Indonesië failliet zouden gaan. Wij hadden het niet bij het rechte eind. Handel met Europese landen bracht ons rijkdom ook voor de oorlog, maar ook na de oorlog was handel een levensfactor voor Nederland. Ook vandaag is Europa een levensader voor Nederland.

In Japan hebben democratie , moderniseringen welvaart van Japan een handelsnatie van wereldwijde omvang gemaakt. Het Japan van na de oorlog in Azië heeft het land aanzien, respect en vrienden opgeleverd. Respect en aanzien die ze niet hebben gekregen door de bezetting van Aziatische landen in Wereld Oorlog II. Japan is nu een globale handelspartner en een vertrouwde vriend en partner voor de Aziatische volken geworden.

En wat Indonesië betreft. Indonesië is in staat geweest zich door een heel moeilijke politieke omwenteling van kolonie naar onafhankelijke natie te worstelen. Zij zijn in staat geweest hun diversiteit, verschillende culturen, etnische minderheden in stand te houden en toch hun ideaal van 1 land, 1
volk,1 taal te handhaven. Een hele prestatie. De Suharto jaren waren moeilijk , maar Indonesië is toch een voorbeeld voor de wereld aan het worden

Dus welke lessen kunnen wij trekken uit deze drie landen? Misschien de les dat tenzij gewone mensen zoals u en ik en onze politici beslissen verder te kijken dan ons eigen belang en horizon , en ons tegelijkertijd bewust worden van gezamenlijke kansen, maar ook bedreigingen die onze welvaart in gevaar kunnen brengen, we het niet zullen redden. Alleen samen kunnen we de problemen van een voortschrijdende globalisatie in een klein geworden wereld te lijf gaan.

Tot op zekere hoogte, lijken landen op de mensen, die er wonen. Beide individuen en naties hebben belangen. Maar zoals ieder lid van een familie bereid moet zijn niet altijd het eigen belang voorop te zetten, maar soms het belang van de grotere relatie voor moet laten gaan, zo kunnen landen ook niet altijd hun doelen nastreven, maar moeten ze ook een afweging maken tegen het grotere belang van de familie van landen.

Of we willen of niet de globalisatie dwingt ons daar toe.

Democratie zonder vrijheid en publieke discussie in niet mogelijk. Mensen in democratische landen hoeven niet een dictator van de troon te stoten. Maar wij hebben 1 ding gemeen met de Arabische wereld, wij willen allemaal dat wij met respect en waardigheid worden behandeld.

Ergens las ik eens dat waardigheid betekent dat je iets waard bent en een regering kan haar land niet vooruit brengen als zij haar onderdanen niet de moeite waard vindt , niet respecteert. Dit geldt niet alleen voor dictaturen maar ook voor democratieën.

Graag wil ik met een uitspraak van Martin Luther King Jr. besluiten.
Ik heb zijn memorial bezocht in Washington. Op zijn memorial staat ondermeer te lezen:

‘ Darkness can not drive out darkness, only light can do that. Hate cannot drive out hate, only love can do that ’

Wassenaar 8-11-2011

6, woorden ter afsluiting ⎮ Takamitsu Muraoka

Nu wij het einde hebben bereikt van het programma van vandaag zouden wij graag terugdenken aan datgene wat we hebben gehoord en gezien.

De afgelopen twee jaar heeft onze Dialoog een significante ontwikkeling doorgemaakt in termen van een nieuwe dimensie. Een derde dimensie is toegevoegd aan de Dialoog, namelijk de Indonesische dimensie. Vandaar dat de Dialoog een nieuwe naam heeft: “Dialoog Nederland-Japan-Indonesië”. Achteraf bekeken is dit een natuurlijke, vanzelfsprekende verandering, Want vanaf het begin was de Dialoog gericht op de militaire- en politieke conflicten die zich hebben afgespeeld in de Indonesische archipel en op de nawerking van die conflicten.
In deze conflicten was, natuurlijk, de Indonesische bevolking betrokken. Helaas eindigde deze betrokkenheid niet met de capitulatie van Japan in augustus 1945. Het naoorlogse Nederlands-Indonesische conflict was in zekere mate het gevolg van de situatie die heerste tijdens de Japanse bezetting van Nederlands Oost-Indië.

De drievoudige natuur van de Dialoog is goed verwoord in de voordracht van mevrouw Ter Kulve. Zij ging in op de mogelijkheden om bruggen te bouwen over de diversiteit van culturele, historische, etnische en politieke verscheidenheid zoals die aanwezig is bij de drie nationaliteiten die betrokken zijn geweest bij soms pijnlijke interacties sinds het midden van de 20ste eeuw. Als iemand die in Indonesië geboren is, gaf zij een indringende dimensie aan haar pleidooi en discussie.

Uit haar voordracht en uit de meer uitgebreide memoires op de website waarvan zij heeft gerept, kan ik niet helemaal opmaken op welke manier zij zich verzoende met de Japanse mensen die zij ontmoette in Caux, Zwitserland, en op een conferentie in Michigan in 1954. Mevrouw Ter Kulve zal het er natuurlijk mee eens zijn dat er geen vrede mogelijk is als de twee betrokken partijen niet tot overeenstemming komen dat een van de betrokken partijen onrecht is aangedaan door de andere partij. In zijn openingswoord maakte Hans Lindeijer een opmerking over een recentelijk uitgesproken “Schuldig” vonnis door een Nederlandse rechtbank over de afschuwelijke massamoord die in 1947 plaatsvond op Java. Bij het eerste bericht over dit vonnis was ik zeer onder de indruk van de moed en de integriteit van deze rechtbank. De rechters hebben klaarblijkelijk het standpunt ingenomen dat voor misdaden van deze omvang geen sprake van verjaring kan zijn, een standpunt zoals neergelegd door de Duitse Bondsdag over de oorlogsmisdaden van de Nazi’s. Als Japanner spijt het mij te moeten zeggen dat de Japanse gerechtshoven en de naoorlogse Japanse regeringen vaak een geheel ander standpunt hebben ingenomen. Slechts kortgeleden herinnerde de nieuwe Japanse minister van Buitenlandse Zaken zijn Koreaanse ambtsgenoot, dat de kwestie van de compensatie voor Koreaanse vrouwen, die gedwongen waren tot prostitutie door het Japanse Leger gedurende de Tweede Wereldoorlog, reeds was afgehandeld. Is mr. Genba, onze minister van BuZa, zich er van bewust, dat op een officiële tweetalige website (Japans / Engels) van zijn ministerie de volgende zinnen zijn te lezen:
Privé recruteerders hebben in veel gevallen het aanwerven van troostmeisjes uitgevoerd voor de uitbaters van de “comfort stations” die dit deden op verzoek van de militaire autoriteiten. Onder druk van de groeiende behoefte aan meer troostmeisjes, tengevolge van het uitbreiden van het oorlogsgebied, gingen deze recruteerders in veel (sic) gevallen over tot dwang en intimidatie van deze vrouwen om zich te laten aanwerven tegen hun eigen wil. En er zijn zelfs gevallen geweest waarbij administratief en militair personeel zelf deelnam aan deze wervingsacties.

Is hij zich ook er van bewust dat geen van zijn twee directe voorgangers op deze post ooit de ontvangst bevestigd hebben van mijn persoonlijke brief aan hen, waarin ik expliciet verzocht heb te overwegen om deze passages te schrappen. Evenmin heb ik ooit antwoord ontvangen van onze ambassadeur in Den Haag, aan wie een kopie van deze brief was gestuurd. De kwestie is zonder meer een belediging voor de slachtoffers in deze landen, een evenzo een belediging voor vrouwen in het algemeen. Het is ook een beschamende getuigenis van een verwrongen geschiedschrijving. Waar Japan zelf de oorlog in de Pacific is begonnen, hoe kan men dan in hemelsnaam spreken over de uitbreiding van de oorlog als rechtvaardiging voor het dwingen van die vrouwen tot seksslavinnen.

Dit belicht opnieuw een van de doelstellingen van onze Dialoog, namelijk door het onder ogen zien van ons verleden er van te leren.
Het verhaal van de heer Bakker, gebaseerd op zijn persoonlijke, pijnvolle herinneringen en belevenissen, heeft duidelijk het doel van onze Dialoog aangetoond. Gelukkig overleefde hij deze onmenselijke beproeving die de vorige generatie van mijn landgenoten hem toebracht. Ik bied hem mijn diepste leedwezen aan.
Dit voorwerp zal hem herinneren aan die jaren van helse ontberingen.

Volgende maand vertrek ik, samen met mijn echtgenote, naar Myanmar, het vroegere Birma, voor een verblijf van vijf weken om daar op vrijwillige basis les te gaan geven op twee theologische seminaries. Wij zullen terugdenken aan het lijden dat u, meneer Bakker, en uw collega’s daar is toegebracht in die laatste jaren van de oorlog. U hebt, evenals mevrouw Ter Kulve, hebben gesproken over het grote aantal Zuid-Aziatische dwangarbeiders die aan het werk zijn gezet bij de Dodenspoorweg. Binnen het driehoekskader van de Dialoog vind ik het goed om iets te zeggen over een van die arbeiders van Indonesische afkomst. Hoewel hij de beproeving overleefde had hij niet genoeg geld om naar huis te kunnen terugkeren. Hij besloot daarom zich maar in Thailand te vestigen en te trouwen met een vrouw vandaar. Enige jaren geleden ontmoette hij in zijn dorp de heer Nagase, die door mevrouw Maekawa is genoemd. En hij kreeg geld aangeboden om daarmee een retourticket te kopen. Bij zijn terugkeer in zijn vroeger dorp op Java, voor het eerst na een halve eeuw, was het in het begin moeilijk voor hem en de dorpelingen om elkaar te herkennen. Op een avond kwam een oude dame naar hem toe en vroeg: “herken jij mij?”. Hoe veel moeite hij ook deed, hij kon het niet. Toen mopperde zij: ik was je verloofde. En ik ben het nog steeds”. Daarop stortte de oude man in. Hij is niet het enige geval van dien aard, vrees ik.

Veel van wat Japan en zijn leger in Azië deed gedurende de eerste helft van de vorige eeuw kan met recht een ramp genoemd worden, maar wel een menselijke ramp die niet had mogen gebeuren. Het was een ramp die ook het Japanse volk trof, niet geheel en al door eigen schuld. Wanneer relaties, die bewust werden verbroken en beschadigd tengevolge van oorlogen, agressie, verwoesting en plundering, gerepareerd worden en een vredige, harmonieuze verhouding is hersteld tussen de vroegere vijanden, dan is het een wonderbaarlijke waardevolle ervaring, zoals die is aangetoond door mevrouw Ter Kulve en meneer Bakker.
De heer Morohoshi die door mevrouw Maekawa werd geïnterviewd, had weinig persoonlijk van doen met de krijgsgevangenen die gedwongen werden te werken aan de spoorweg. Daarom sprak hij over het waardeloze en de ellende van de oorlog vanuit het gezichtspunt van een Japanse soldaat.
Natuurrampen echter kunnen een wonderbaarlijk genezend effect hebben. In een kort artikel dat ik publiceerde tegen de achtergrond van de drievoudige ramp die Japan trof, vermeldde ik dat onze Dialoog voor een deel zijn ontstaan dankt aan een andere grote aardbeving die Japan in1995 trof.
Kort na de afgelopen aardbeving/tsunami werd ik benaderd door een Nederlandse heer die op een van onze vorige conferenties een voordracht hield. Hij wilde een gift overmaken voor de Japanse Christenen die in dat gebied waren getroffen. En die gift was alles behalve klein. Toen ik het bedrag overmaakte aan de dominee van een Japanse kerk, deed ik er een briefje bij zeggend, dat gegeven de Nederlands-Japanse relaties, deze gift verschilde met, bijvoorbeeld, een gift van een Duitse of Franse burger.
Op 17 september waren een aantal van ons bij elkaar in Ruinen, in het Noordoosten van het land, voor een emotionele bijeenkomst “Drenthe ontmoet Japan”, een gebeurtenis waarbij een lid van onze stuurgroep, mevrouw Tangena, actief bijwas betrokken. Het was ook een gebeurtenis ruimhartig gesponsord door de heer Lehmann, een lid van de Stichting Sakura. Omdat hij een Japanse biologische vader heeft, voelde hij zo’n diep meeleven met de slachtoffers van deze natuurramp dat hij er toe kwam om twee jonge Japanse mensen uit Kamanishi te inviteren voor een bezoek aan Nederland. Vandaag hoorden wij een van hen spreken, mevrouw Wada Takemi. De heer Lindeijer heeft al duidelijk toegelicht welke banden er zijn tussen haar en onze Dialoog.

Ik vrees dat ik al een beetje te lang heb gesproken.
Ik wil eindigen met de sprekers, de organiserende stuurgroep die deze betekenisvolle conferentie heeft samengesteld, onze dagvoorzitter en “last but not least” alle overige aanwezigen van harte danken.
Met de conferentie van vandaag hebben wij naar mijn mening een belangrijke stap vooruit gemaakt.
Ik dank u voor uw aandacht.

[ Vertaald door A. Stephan ]