“De Kracht van verzoening”
11 oktober 2014 in Voorburg
Inhoud
- Openingswoord
- In de voetsporen van Wim Lindeijer
- Enkele cruciale momenten
- Vergeving en verzoening als proces van wederkerigheid, en niet als one-man show
- De geest overwint
- Afsluiting
- Evaluatie formulier
1. Openingswoord | Dhr. Rob Sipkens
Dames en heren, goedemorgen,
Mijn naam is Rob Sipkens; In april van dit jaar ben ik gevraagd de werkgroep Dialoog N-J-I te willen ondersteunen. Het is dan ook een bijzondere eer om als nieuweling het openingswoord te mogen verzorgen voor deze 17e Dialoog conferentie.
Allereerst wil ik u in het kort iets vertellen over het programma van vandaag.
De eerste Dialoog Conferentie heeft plaatsgevonden in 2000. Wim Lindeijer heeft samen met prof. Takamitsu Muraoka aan de basis van Dialoog gestaan. Als gevolg van een lange, slepende ziekte is Wim in 2013 overleden. Voor deze 17e conferentie hebben wij ervoor gekozen om stil te staan bij hoe het ooit allemaal is begonnen. Daartoe is mevr. Melinda Barnhardt gevraagd ons te vertellen over het boek dat zij schrijft over Wim’s leven. Aansluitend zal Wim’s echtgenote, Ada Lindeijer, ons inzicht geven in een paar cruciale momenten van zijn levenspad. Daarna zal Prof. Muraoka, mede oprichter van Dialoog, zijn betrokkenheid en motivatie nader toelichten. Vermeldenswaardig is, dat hij na zijn pensionering is begonnen met het geven van gratis colleges aan universiteiten van voormalige, door Japan, bezette gebieden in Zuidoost Azië. Tenslotte zullen mevr. Patty Buchel van Steenbergen en dhr. Andre Schram vertellen over hun vaders die beide als krijgsgevangene waren geïnterneerd in kampen te Nagasaki
“De Kracht van verzoening” ………. dat is het kernthema van deze conferentie
Deze conferentie beoogt het volgende:
• Dat een platform wordt aangeboden waar een uitwisseling plaatsvindt van de persoonlijke verhalen van mensen, die al dan niet directe oorlogsgetroffenen zijn
• Een platform waar tijd wordt genomen om met respect te luisteren naar elkaars verhalen en ervaringen
• Waar een sfeer wordt gecreëerd waarin begrip ontstaat voor elkaars ervaringen, emoties en standpunten.
Kortom, een platform waar een open en vooral respectvolle gedachtewisseling kan plaatsvinden tussen mensen. Dat alles met de intentie dat een fundament zal worden gevormd voor de stappen die kunnen leiden naar verzoening en vrede.
Ik ga u een verhaal vertellen
…… een verhaal over luisteren, ……….. een verhaal over ……… verzoening.
In haar toespraak t.b.v. de Indië Herdenking op 15 aug. Jl. te Rotterdam heeft de Indische documentairemaakster Hetty Naaikens-Retel Helmrich gesproken over het “beruchte”’ Indische Zwijgen. Een zwijgzaamheid die heeft gezorgd voor veel isolement. Een gegeven dat velen onder u wellicht herkennen en erkennen, ….. maar misschien ook niet. In elk geval houdt Hetty een dringend pleidooi om dat zwijgen te doorbreken.
Als kleinkind resp. kind van directe oorlogsgetroffenen ben ik met dat zwijgen opgegroeid en opgevoed. Ik ben namelijk een oorlogskind – geboren in ’46 – ……. een Indisch kind met een Japanse vader …….. voor alle duidelijkheid …… een kind van een Indische moeder en een Japans militair. In de worsteling met mijn afkomst en de zoektocht naar mijn identiteit ben ik dat zwijgen mijn leven lang tegengekomen …….. tot aan de dag van vandaag.
Na een lange weg van woede, pijn, schaamte en innerlijke strijd ben ik uiteindelijk tot het inzicht gekomen dat het mij – op een of andere wonderlijke manier – kennelijk is gelukt om mezelf de ruimte te geven de dialoog met mijzelf te voeren. Deze ontdekking was voor mij zowel een openbaring als een confrontatie! Pas na jaren ben ik er achter gekomen dat dit zou betekenen dat ieder mens eerst kritisch moet leren luisteren naar zichzelf. Want als je niet in staat bent om echt goed naar jezelf luisteren, ben je dan wel in staat om goed naar anderen te luisteren?
En hoe leer je dat luisteren dan?
Misschien moet je toch eerst oefenen …… door te leren luisteren naar anderen ……. en dan met aandacht en respect, dus vooral zonder vooroordeel of …. nog erger …. veroordeling! Pas als vanuit het willen luisteren serieus wordt getracht de boodschap van de ander goed te begrijpen, pas dan kan er begrip voor elkaar gaan ontstaan, pas dan is er ruimte voor echte DIALOOG en een kans op verzoening.
Over dat proces van leren luisteren, wil ik u graag een verhaalje vertellen. Een verhaal dat onderdeel was van een lezing van dhr. Wepster van Centrum’45.
Het is een oud Chassidisch verhaal over
de rabbijn, die sprak met de Heer ……. over Hel en Hemel.
‘Ik zal u de hel laten zien’, zei de Heer ………..
en hij bracht de rabbijn in een kamer waar in het midden een hele grote, ronde tafel stond. De mensen die er zaten waren uitgehongerd en wanhopig. Midden op de tafel stond een grote pan met hutspot, genoeg voor iedereen. Het rook verrukkelijk en het water liep de rabbijn in de mond. Al de mensen rond de tafel hadden lepels met een enorme lange steel. Ze konden er precies mee bij de pan komen om er een schep uit te nemen, maar omdat de stelen langer waren dan hun armen, konden zij het eten niet in hun mond krijgen.
De rabbijn zag hoe vreselijk dit voor hen was.
‘Nu zal ik u de hemel laten zien’, zei de Heer
en zij gingen een andere kamer binnen. Daar stonden dezelfde tafel en dezelfde pan met hutspot. De mensen hadden, net als zojuist, dezelfde lepels met lange stelen, maar ze zagen er goed doorvoed en stevig uit, en ze lachten en praatten.
Eerst begreep de rabbijn er niets van.
‘Het is heel eenvoudig,’ zei de Heer, ‘maar er is wat kunde voor nodig.
Ziet u, ze hebben geleerd elkaar te voeren.’
Wat is de betekenis van deze metafoor voor mij.
Na een lange weg – gedurende het proces van verwerking – kwam ik in contact met anderen met een soortgelijke afkomst als ik, een groep van lotgenoten. Daar heb ik geleerd te luisteren naar de verhalen van die andere lotgenoten, keer op keer. Het effect was dat die anderen zich gehoord voelden, want aandacht is balsem voor de ziel.
En de anderen hebben vele malen geluisterd naar mijn verhaal. Het langdurige isolement, de schaamte, het verdriet en alle andere pijnlijke emoties leerden we bij elkaar herkennen. Er ontstond besef dat men niet alleen is met die nare ervaringen. Vaak is dat het begin van een proces.
Men beseft dat de eigen lepel te lang is en ……… dat men teveel met de eigen lepel bezig is.
Want door de handeling van het gaan vertellen van het eigen verhaal, bevrijdt men zich vaak van zijn rol als slachtoffer. Op zo’n manier kan het ontstane isolement langzaam maar zeker worden doorbroken. Aandacht voor elkaar en voor elkaars verhaal en met aandacht vooral ook hoe het anderen is vergaan.
Elkaar met de lepels te leren voeren ……. in plaats van elkaar de aandacht af te snoepen.
Geleidelijk leert men luisteren naar het verhaal van de ander. En zo hielpen we elkaar die ervaringen en emoties een nieuwe plaats in onze herinnering te geven. Een nieuwe plaats want die krassen op de ziel gaan nooit weg, maar IK heb geleerd er beter mee om te gaan.
Gedurende dat proces heb ik mijzelf leren herkennen en erkennen zoals ik ben. En heb ik me tenslotte verzoend met mezelf.
Hiermee ben ik aan het eind van mijn persoonlijk verhaal gekomen.
In de verwachting dat u vandaag met aandacht en zonder vooroordelen zult willen luisteren naar elkaars verhalen, wens ik u allen een vruchtbare bijeenkomst toe.
Dank voor uw aandacht.
2. In de voetsporen van Wim Lindeijer | Mevr. Melinda Barnhardt Jud
Dag allemaal; ik wil vooral Mevr. Yukari Tangena, voorzitter van de Dialoog Stuurgroep, en ook de leden van de werkgroep hartelijk danken dat ze mij de gelegenheid bieden om te vertellen over mijn persoonlijke reis in de voetsporen van mijn dierbare vriend Dr. E.W. “Wim” Lindeijer jr. Het is voor mij een bijzondere eer om te mogen werken aan een boek over Wim en zijn gezin.
Voordat ik daarover ga vertellen, wil ik melden dat mij is gevraagd enige achtergrond informatie te verstrekken over zowel de geschiedenis van het gezin Lindeijer tijdens WWII in Zuidoost Azië, als gedurende een verrassend vervolg na de oorlog. De beste manier om dat te doen is door u deze foto te tonen (foto 1). Een foto die in mei 1942 is genomen in de plaats Bandung op Java, dat toen nog Nederlands Oost Indië heette en tegenwoordig de naam Indonesië draagt. De reden dat de foto is gemaakt was dat de jonge moeder op de foto, Wim’s moeder Nel, vreselijk graag een foto wilde hebben van haar met de kinderen. Een foto die ze dan in het Japanse interneringskamp wilde proberen te smokkelen waar haar echtgenoot, een professor in de scheikunde, als krijgsgevangene vastzat. (Wim, de oudste van de kinderen, was toen 6 jaar: Herman 4,5 jaar; “’Freddie”’ nu Fritz, 3 jaar en Joke, de jongste, nog geen jaar oud).
Die foto vond daadwerkelijk zijn weg naar het interneringskamp van echtgenoot en vader, wat niet zo bijzonder verrassend was. En het is evenmin vreemd dat Wim die foto meenam toen hij werd afgevoerd van Java; hij was bang dat hij voor altijd gescheiden zou worden van zijn gezin. Het was een verschrikkelijke reis, via Singapore naar Japan in oktober van dat jaar. En het is ook niet verwonderlijk dat hij de foto bij zich hield tijdens zijn hele gevangenschap in Ohashi, vlakbij Kamaishi, aan de noordoost kust van het eiland Honshu in Japan totaan het einde van de oorlog. En uiteraard is het beslist niet vreemd dat hij de foto bij zich had toen hij in januari 1946 terugkwam in Nederland.
Bijzonder verwonderlijk is het wel, dat de foto opduikt in Japan in de 21ste eeuw en deze keer, verre van anoniem (zoals bij enkelen van u bekend). Je zou kunnen zeggen dat de foto is gemigreerd over culturele grenzen om uiteindelijk te verschijnen op de cover van het kampdagboek van Wim’s vader (foto 2). IKk laat u hierbij de foto zien toen het dagboek in 2000 in Japan werd gepubliceerd door Misuzu Shobo in het Japans (en tot vandaag uitsluitend in het Japans).
En dit is slechts de helft van het verhaal, want de zelfde foto en zijn bijbehorende geschiedenis zijn sindsdien diverse keren opgedoken in Japanse kranten (foto 3) en op de Japanse TV, en meest recent nog in een toneelberwerking van het dagboek door studenten van Kamaishi in 2005.
Toen ik in 2003 vernam dat dit laatste vervolg op het verhaal zou plaatsvinden, vroeg ik me af waarom! Wat is er zo bijzonder aan deze familie, en aan Wim, dat de oorzaak was voor de reis van deze foto en zijn verschijnen in de nieuwsmedia van de voormalige vijand. Om dat te kunnen begrijpen was het nodig dat ik zelf een hele reis moest gaan maken.
Mijn eerste contact met de vroegste oorlogsgeschiedenis van Wim, was in 1969 in de VS, waar hij en ik gedurende een tijd verbonden waren aan dezelfde universiteit. Tijden een discussie van Dietrich Bonhoeffer en de Duitse weerstand tegen Hitler, veranderde het onderwerp van de discussie naar de concentratiekampen in Europa. Wim, als altijd zacht en beschaafd, maakte een rustige opmerking: hij had als kind samen met zijn moeder en de andere kinderen gevangen gezeten in een kamp op Java en zijn moeder was in dat kamp gestorven. Net als alle andere aanwezige Amerikanen had ik totaal geen kennis van de oorlogsomstandigheden in Indonesië of wat zijn Nederlandse familie daar aan het doen was. Ik herinner me dat ik toen leerde dat zijn ouders in 1935 op Java kwamen. Omdat zijn vader daar een baan als leerkracht kon krijgen tijdens de wereldwijde depressie; dat zijn vader bij de Japanse bezetting als krijgsgevangene naar Japan werd afgevoerd; en dat Lindeijer senior een kampdagboek had bijgehouden in de vorm van brieven aan zijn gezin die hij nooit heeft kunnen versturen. Echter kenden de aanwezige Amerikanen de oorlog in Europa beter, zodat de discussie daarover al snel weer werd vervolgd.
Er was echter iets in zijn stem dat mij die avond bijbleef. Toen mijn echtgenoot Hank en ik Wim en Ada in 2003 in Nederland bezochten vroeg ik naar het kampdagboek en kon ik het in een ruwe Engelse vertaling lezen en zag ik ook de foto. Ik was gefascineerd door de aangrijpende vertellingen uit de eerste hand: over hoe het was om een medische verzorger te zijn tijdens het geweervuur en de bombardementen, zonder luchtsteun, tijdens de Nederlandse verdediging van Java in 1942. Hoe het was om te proberen de zieken en stervenden te helpen in het diepste ruim van een schip tijdens de maanden durende reis van Java naar Japan, en hoe het was om met ziekten en ontberingen 3 jaar te overleven in een kamp nabij een ijzerertsmijn in de bergen van noordoost Honshu. Dit was een optekening van onschatbare waarde gemaakt door een opmerkelijk individu, die ondanks de extreme zorgen over zijn gezin, zijn kalmte bewaarde, consistente anderen hielp, en terwijl hij zijn slechte behandeling niet zwaarder maakte, zich niet haatdragend uitte over zijn overweldigers.
Ik had echter problemen toen ik het dagboek probeerde te lezen; een document dat in het geheim in een kamp wordt gemaakt zal noodzakelijkerwijs een groot deel weglaten. Ik overlegde dat stilletjes met Hank. Dit was een verhaal dat de mensen moesten horen; niet alleen de Japanners, die veel meer bekend waren met de geografische context, maar ook Westerlingen die achtergrond informatie ontbeerden, zoals mijn vrienden uit Cincinatti en ik. Zonder een goed geïnformeerde redacteur om de onvolkomenheden op te vullen en de historische achtergrond en kaarten toe te voegen, zou dit verhaal wellicht verloren gaan.
We sneden het onderwerp aan met Wim en zijn “”tweede”’ moeder, Adrie Lindeijer – van der Baan, die er beiden veel voor voelden om een redacteur te zoeken. Ik heb gedurende een jaar diverse experts geraadpleegd. Allen beschouwden het dagboek als uitstekend uitstekend materiaal, maar ze waren al bij andere zaken betrokken. Ik vertel u dit zodat u zult begrijpen dat – bij gebrek aan beter – het project op die manier mijn project werd. Ik heb veel afstanden moeten overbruggen en hopelijk heb ik het mezelf eigen gemaakt.
Ik wilde dat ik kon zeggen dat, toen ik aan het verhaal begon, ik een duidelijk begrip had van zijn waarde. Maar toen ik naar Nederland reisde in november 2004, had ik een slechts eenvoudig doel voor ogen namelijk zoveel mogelijk van Wim leren welke gaten er zaten in het dagboek, en een Engelse vertaling lezen van de krachtige vaarwelbrief die zijn moeder dicteerde een paar dagen voor ze stierf. Dit zou, meende ik, mij voldoende opleveren om wat ik nodig had om het verhaal over dit buitengewone gezin af te ronden. Om u een indruk te geven van het verhaal zoals ik het toen zag, moet ik vertellen dat toen ik de eerste keer de brief las van Wim’s moeder Nel, ik werd overmand door sympathie. Net als haar echtgenoot, sprak ze niet met haatgevoelens over haar overweldigers, uitsluitend bezorgd om haar gezin te bevrijden door te gaan met hun leven, zonder schuldgevoelens, zonder haat, door haar echtgenoot te zeggen dat hij een ”nieuwe levenspartner’’ moest vinden en een “goede moeder voor de kinderen”’. Nog steeds kan ik die brief niet lezen zonder te huilen.
Toch was het probleem dat ik overweldigd was voorover ik Nel en haar gezin als slachtoffers kon aanmerken. Natuurlijk waren zij slachtoffers! En de foto (zie foto nr. 1) vertegenwoordigde de scheiding en het verlies dat ze ondervonden overgeleverd aan de handen van hun overweldigers. En toch, veroorzaakte mijn dubbelrol als verteller en sympathiserende vriend een vooringenomenheid. Ten eerste, verloor ik met deze slachtoffers in mijn denken de kritische afstandelijkheid die vereist is om objectief te blijven. I wist wel beter, dan alle Japanners te beschouwen als kwaadaardige agressors, en toch was ik zo volkomen gefocussed op het lijden dat de het gezin had meegemaakt, dat ik geneigd was aan de Japanners te denken, op zijn minst gedurende de oorlog, als van nature vijandige mensen.
Het was door Wim’s verhaal over zijn recente ervaringen dat ik werd uitgedaagd om mijn beperkte kijk te herzien. Een incident dat in 1992 plaatsvond, de moord op collega’s van een project waar hij aan had gewerkt, tijgerde zijn Post Traumatische Stress Syndroom. Hij had nachtmerries die hem net zo erg pijnigden als de oorlog had gedaan. Teneinde zich daarvan te bevrijden en weer met zijn leven te kunnen doorgaan, deed hij een serieuze poging om zo goed mogelijk te leren om een rustig, feitelijk begrip te verwerven over de gebeurtenissen in zijn kinderjaren. Hij begon opnieuw de brief van zijn moeder te lezen en ook zijn vaders dagboek, verwonderd door het volkomen ontbreken van verbittering zoals ik al eerder meldde.
Uit het dagboek leerde hij ook over de vriendschap tussen zijn vader en een Japanse burger verbindingsman, Hiroe Iwashita. Enkelen onder u zijn hiervan op de hoogte. Maar in aanvulling hierop bezocht hij ook kamp reünies in Nederland, waar hij kaarten en documenten bestudeerde, en zijn feiten vergeleek met die van anderen. Nog belangrijker was het dat Wim, in 1995, een eerste verslag las van een historicus over de gebeurtenissen in centraal Java waar zijn laatste interneringskamp was gelegen. Dit leidde hem naar een buitengewone Japanse majoor, Shinshiro Kido.
Het verhaal van major Kido is als volgt: Japan had zich in september 1945 in Singapore overgegeven, maar de geallieerden arriveerden pas eind oktober op Java. Tijdens de tussenliggende periode riep Soekarno de onafhankelijkheid uit van Indonesië. Radicale Indonesische jongeren begonnen de Europese vrouwen en kinderen, die nog in de kampen zaten, aan te vallen, omdat ze hen beschouwden als “koloniale imperialisten”. (Uiteraard was dit een stereotiep net zoals dat die ander waarin alle Japanners kwaadaardige agressors waren). Gedurende vijf dagen in oktober leidde deze bewonderingswaardige majoor Kido zijn eenheid in zware gevechten om deze vrouwen en kinderen, voormalige geïnterneerden, te verdedigen. Ongeveer 250 Japanse militairen zijn daarbij omgekomen. Toen Wim mij in 2003 over zijn ontdekking van dit verhaal verteldee, stroomden de tranen over zijn gezicht, en was hij nauwelijks in staat om te zeggen: “’honderden Japanners werden gedood”’, zei hij, “ze vochten om mij te redden”’. Hij was al op de hoogte van de vriendschap van zijn vader met Iwashita. Het verhaal van majoor Kido verbrede zijn blikveld, en veroorzaakte een sterk gevoel van kameraadschap en empathie – de kwaliteiten, waarvan ik me realiseer, die ons mensen motiveren om actie te nemen om dialoog en vrede te promoten.
Het resultaat was, zo vernam ik, dat hij besloot om nog datzelfde jaar, 1995, naar Japan te reizen. “En als je eenmaal bent geweest” vertelde hij, ‘’dan voel je plotseling dat je nogmaals wil gaan”’. Tijdens zijn bezoek in 1996, aan Kamaishi, een stad vlakbij zijn vaders gevangenkamp te Ohashi, vroeg hij aan groepen Japanners om hem te vergeven voor de haat die naar hen had gekoesterd als gevolg van zijn moeders overlijden. Pas later besefte ik dat Wim’s verbrede kijk hem in staat heeft gesteld om een nieuw en groter persoonlijk verhaal te creëren. Het is niet zo, dat het verdriet over zijn moeders dood ooit over is gegaan. De herinnering aan een zwaar verlies verdwijnt niet. Hij heeft haar nooit vergeten; de toehoorders in Kamaishi zullen de pijn in zijn stem wel hebben gehoord, net zoals ik destijds in Cincinnati. Maar hij creëerde een nieuw verhaal waarin dat verlies werd verwerkt en hem gelijktijdig in staat stelde om door te gaan – naar Kamaishi. Het feit dat hij dit verhaal vertelde wekte sympathie op bij het Japanse publiek en uiteindelijk (ik heb wat zaken samengevat) heeft dat in 2000 geleid tot de publicatie van zijn vaders dagboek, in het Japans, op verzoek van Japanners. (graag wil ik melden dat dit gebeurde met de kritische hulp van Professor Takamitsu Muraoka, die de uiteindelijke vertaling heeft gedaan en een uitgever heeft geregeld.
Tijdens de afronding van mijn bezoek in 2004, was ik verbaasd om te vernemen van de mensen uit Kamaishi, die een eigen trauma hadden overgehouden van de oorlog en het feit dat mijn land hen had gebombardeerd, dat zij Wim’s voorbeeld hadden gevolgd. Ze waren druk bezig geweest om een zo nauwkeurig mogelijk beeld te verzamelen van hun verleden. Hun studenten waren erop uit getrokken en hadden overlevenden van de oorlog geïnterviewd. Vervolgens bestuurden studenten en leerkrachten het dagboek van Lindeijer, waardoor ze erachter kwamen dat er nog andere verhalen waren dan die uit hun stad. Ze verwierven een bredere zienswijze en empathie voor de gevangenen, en dit motiveerde hen, net als Wim, om actie te ondernemen. Ze creëerden een toneelstuk en een kooroptreden als een nieuw verhaal, waarin zowel de ontberingen en het verlies als gevolg van de bombardementen tijdens de oorlog alsook hun empathie voor de gevangenen was verwerkt, en zonden dit naar Nederland voor commentaar.
Toen ik terug was in de V.S. was ik in 2005 verbaasd te vernemen dat de studenten Lindeijers dagboek hadden bewerkt tot een toneelstuk. Om dat te doen, hadden ze hun kennis van de geschiedenis verder verfijnd, door lange vragenlijsten over de vooroorlogse omstandigheden aan Nederland voor te leggen. Ze vonden documentaires over de krijgsgevangenen. Alles dat ze hadden geleerd werd gebundeld en ze creëerden een script waarin Lindeijers verhaal werd vertaald naar een musical dat tevens het lijden erkende van alle Ohashi gevangenen. In 2006 richten de mensen uit hun stad een organisatie op om het werk van de studenten te kunnen voortzetten.
Ik werd getroffen door het besef dat mijn taak meer omvatte dan het invullen van onvolkomenheden in het dagboek en het toevoegen van kaarten: de wonderbaarlijke ontvouwing van gebeurtenissen waarin de brief van Wim”s moeder en zijn vaders dagboek hem ertoe brachten om zijn trauma te verwerken en zijn voormalige vijanden tegemoet te treden verdienden een volwaardig historisch verhaal. En het verhaal was niet alleen dat van Wim en zijn gezin, maar ook het verhaal van Kamaishi. Om dit te bereiken, moest ik hetzelfde doen als Wim had gedaan: voldoende afstand nemen van het lijden van de familie, kijken naar de feiten van de oorlog in relatie tot mijn project, en – dit was cruciaal – kijken naar de verhalen van het Ohashi kamp en het Ohashi-Kamaishi gebied.
Ik had nagedacht over het belang van verhalen, omdat dit een vorm is die ons historisch geheugen meestal kiest. Toch realiseerde ik me de moeilijkheid die ze konden opleveren in een situatie als oorlog, waar er winnaars en verliezers zijn, en het verhaal van de winnaar meestal overheerst. Tot voor kort was er slechts een dominant verhaal van WWII in het Verre Oosten, met Japan als de kwaadaardige agressor. En voor Amerikanen is er een bijbehorende mythe, dat dit onze “goede” oorlog was, een duidelijk conflict tussen Goed en Kwaad, waarin wij in hoofdzaak “puur” waren. Hoewel ik beter wist dan te denken in zwart-wit termen, was de “goede” oorlog ingebed in mijn cultuur, en zonder twijfel beïnvloedde dat mijn zienswijze.
In de archieven van de geallieerde gevangenen die – naast de Nederlanders – in het Ohashi kamp hadden gezeten – Amerikanen, Engelsen, Australiërs en Canadezen, vond ik echter verhalen over menselijk gedragingen aan beide kanten die getuigden van het tegenovergestelde van de gebruikelijke stereotypen. Ik kan natuurlijk de onrechtvaardigheden niet verbloemen; er was sprake van enorm veel mishandeling in het Ohashi kamp, het gevolg van een brute militaire autoriteit gepaard gaand met individuele wreedheid. Toch, in aanvulling daarop, lieten de verhalen van de krijgsgevangenen ook momenten van vriendelijkheid zien; mensen die anderen hielpen, daarmee aantonend dat de zaken complexer lagen dan het heersende beeld van de oorlog ons voorhield.
Ik zal er een paar benoemen: eerder heb ik al aangegeven dat het transport van Java naar Japan een verschrikkelijke ervaring was voor de gevangenen. Daarom was ik verrast, toen ik een verhaal hoorde van Ben Kelley, van de Texas National Guard. Aan de voorzijde van het transportschip zaten Japanse militairen die terug werden verscheept naar Japan, de gevangen zaten aan de achterzijde. Toen het schip op een nacht voor anker ging bij Takao (voormalig Formosa), zagen de hongerige gevangenen stapels groenten liggen op de kade. Na de oorlog vertelde Kelley aan een interviewer ”Nu lijkt het erg vermakelijk, maar de terugkerende Japanse soldaten die vooraan het schip zaten, begonnen zich te verplaatsen naar de achterzijde (het deel waar de gevangenen zaten) en mengden zich onder ons en waren vriendelijk (en ook hongerig). Op een nacht vormden we een keten om die groenten te stelen en …. er stond of een Japanse soldaat op wacht die naar iemand zwaaide dat de kust veilig was – om wat groenten te pakken – of een krijgsgevangene was aan het zwaaien naar de Japanse soldaat om groenten te halen als de kust veilig was. Er was dus samenwerking tussen beide groepen”.
Vergelijkbare momenten van vriendelijkheid kwamen voor in het Ohashi kamp. Uit hun archieven is te lezen dat de gevangenen uitdrukking geven aan hun dankbaarheid naar de Japanse medische sergeant, Neko, waarvan ze geloofden dat hij vele levens heeft gered. Zowel Neko als zijn vrouw riskeerden straf door op de zwarte markt medicijnen te kopen voor de gevangenen. Daarnaast zijn er herinneringen aan een goede kampbewaker. In het geheime dagboek van de Amerikaan James Reynolds vertelt deze over de bewaker dat die 200 sinaasappels voor hem kocht zodat hij op kerstavond 1944 iedere gevangene een sinaasappel kon geven. “”Een bijzonder aardig gebaar, gaf Reynolds aan, “voor een gewone bewaker”.
Er is nog iets anders dat belangrijk is te vermelden. Vanuit de laatste periode in de oorlog zijn er verhalen die melding maken van empathie voor het lijden van de lokale Japanse bevolking. Het dagboek van James Reynolds vermeldt een toespraak van Premier Tomo begin 1944. De premier zei dat het Japanse volk zich diende voor te bereiden op een oorlog die vijf jaar zou duren. “Mijn God” schreef Reynolds. “ze krijgen nu niet genoeg eten meer”’. Tijdens het bombardement van Kamaishi’s staalfabriek, vertelde Reynolds over dakloze mensen die de heuvels introkken, “zonder enige plaats om naar toe te gaan”. Het was dit soort bewijs waardoor ik besefte hoe Japan in de oorlog had geleden. Ook toonden ze aan dat gedurende de oorlog de gevangenen veranderden, op sommige momenten tot de erkenning kwamen dat er ook andere verhalen waren behalve die van hun eigen ontberingen.
Ook ik begon te veranderen, ik werd bewust van mijn eerdere mislukking om te begrijpen dat er zowel een bredere impact van de oorlog is die alle betrokkenen raakt als mijn eigen rol in de gebeurtenissen die ik aan het beschrijven was. Ik heb verteld over het bombarderen van de staalfabriek te Kamaishi door de USA. Dit gebeurde niet eenmaal maar twee keer, op 14 juli 1945, vlak voordat de atoombom werd gedropt op Hiroshima en opnieuw op 9 augustus 1945, op dezelfde dag dat de 2e atoombom Nagasaki trof. Bij de start van mijn project leken de bombardementen en zelfs de atomaire explosies een tragische wandaad van anderen uit het verleden van mijn land. Ik had nauwelijks stilgestaan bij enige verantwoordelijkheid die ik zou kunnen hebben bij het erkennen van deze zware fout en bij het ondernemen van stappen naar verzoening. Echter had ik in 2007 geleerd dat de beschietingen door de US overal branden had veroorzaakt dwars door Kamaishi heen, waarbij bijna de hele stad werd vernietigd en dit ook vele verschrikkelijke verbrande slachtoffers tot gevolg had. In deze context zorgden de inspanningen van de mensen uit deze stad ervoor dat ik anders begon te denken. Bovendien had ik het boek The Day Man Lost: Hiroshima, 6 augustus 1945, gelezen. Een beschrijving van uur tot uur van die menselijke catastrofe zoals die werd ervaren door ontelbare individuen in die stad, waarvan je van sommigen het gevoel krijgt dat je die langzaam aan leert kennen naarmate het boek hun bewegingen volgt door de Holocaust van die dag en de zwarte regen. (tussendoor wil ik opmerken, dat later, toen ik het Peace Museum te Hiroshima had bezocht, ik het gevoel kreeg dat de overblijfselen van de persoonlijke bezittingen die daar werden getoond, aan die mensen toebehoorden). Ik werd getroffen door nederigheid en de waarde van herinnering, toen ik Wim’s pad naar Japan volgde, en ik besefte dat mijn betrokkenheid tot de gebeurtenissen van de oorlog volkomen anders waren dan die van hem.
Ik had als plan voor deze reis dat Hank en ik in april 2011, samen met Fumi Hoshino van Dialoog als gids, bepaalde plaatsen in Japan zouden gaan bezoeken die van belang waren voor Wim. Het zal duidelijk zijn dat na de tsunami op 11 maart 2011, ik mijn plannen moest uitstellen. We hoopten vurig dat mevr. Naoko Kato en anderen, van de International Exchange Association van Kamaishi de ramp zouden hebben overleefd. Onze opluchting kende dan ook geen grenzen toen we vernamen dat dat gelukkig ook zo was. Toen we uiteindelijk in april 2012 vertrokken werden mijn verwachtingen volledig teniet gedaan. Ondanks alles dat ik had geleerd, bleef ik aan Japan denken als een redelijk eenvormig geheel, waar de meerderheid van de mensen de erkenning van de agressie van hun natie negeerden en blokkeerden en het bezoek van hun politici aan het Yasukuni heiligdom ondersteunden. Ik was natuurlijk op de hoogte van sommige pogingen om het tegenovergestelde te bewerkstelligen. In Yokohama was er een vrijwilligersorganisatie POW Research Network Japan; in Mizumaki, was er de jaarlijkse herdenking door Nederlnders van Nederlandse slachtoffers die in Japan zijn omgekomen. En in Kamaishi was er de beweging die ik eerder beschreef. En toch had ik nog steeds niet de omvang van deze pogingen begrepen of – nog belangrijker – hoe ze tot stand kwamen en hoe ze groeiden.
We waren verheugd in Yokohama te vernemen dat POW Research Network Japan, inmiddels bestaand uit 40 leden door het gehele land, was ontstaan door de empathie van twee vrouwen, die onafhankelijk van elkaar de graven ontdekten van duizenden jonge geallieerden op de Engelse Commonwealth begraafplaats in die stad. Ze kwamen elkaar bij toeval tegen en besloten hun krachten te bundelen om historische gegevens te verzamelen van de kampen in Japan en van de overledenen van die kampen. Ze wilden informatie over de slachtoffers beschikbaar te stellen aan de familie. Tevens wilden ze de voormalige gevangenen begeleiden tijdens hun therapeutische bezoeken aan Japan. De pogingen van POW Research Network Japan om tot verzoening te komen zijn wereldwijd bekend.
In Mizumaki waren we verbaasd over de omvang van activiteiten die gerelateerd zijn aan de jaarlijkse Nederlandse bezoeken aan het monument; het onderwijs van de studenten in Mizumaki over de oorlog via lokaal ontwikkelde materialen; programma’s voor de bezoeken van Nederlanders aan de scholen; en een jaarlijks uitwisseling programma met scholen in Nederland. Het meest sprekende was de openbaring dat dit allemaal teweeg is gebracht door toedoen van een individu; een Nederlandse krijgsgevangene, Dolf Winkler, die in 1985 zijn voormalige krijgsgevangenkamp vlakbij de stad bezocht om zijn door de oorlog ontstane nachtmerries te boven te komen. Winkler ontdekte een monument, ter nagedachtenis aan overleden krijgsgevangenen, dat vlak na de oorlog haastig was opgericht door ambtenaren van de mijn, die bang waren veroordeeld te worden voor oorlogsmisdaden. Het was overwoekerd door onkruid. Hij was teleurgesteld en keerde het volgende jaar terug, en met de hulp van een plaatselijke burger, Hiroshi Kurokawa (wiens familie wij hebben ontmoet), dorngv hij er bij de stad op aan om het monument te renoveren en – dit is belangrijk – met de hulp van een Nederlandse groep, de namen erop te laten vermelden van de in Japan omgekomen krijgsgevangen.
Vanuit deze en de voorgaande ervaring te Yokohama ontstond voor mij het meest belangrijke inzicht van deze reis; de omvang waartoe de kracht van verzoening (het kernthema van deze conferentie) in staat is zelfs door de acties van een individu. Weet u, er is een aanvullend detail dat hier van belang is: de gehele keten van gebeurtenissen die hebben geleid tot Mizumaki’s Nederlands uitwisselingsprogramma was eigenlijk al tientallen jaren daarvoor in beweging gezet, toen een enkel individu, een kampbewaker van het Mizumaki krijgsgevangenkamp, genaamd Minoru Tamura, zijn lunch deelde met en de werklast verlichtte van een zieke en verzwakte gevangene, met de naam Dolf Winkler. Een van de belangrijkste redenen voor Winkler om in 1985 terug te keren was zijn wens om zijn voormalige kampbewaker weer te ontmoeten.
Hierdoor kreeg ik nog meer inzicht: indien een individu, door empathie en een bredere kijk op het leven, stappen tot verzoening onderneemt, kan de cirkel worden vergroot; hele steden of cross – culturele netwerken kunnen gaan participeren in de dialoog. Je zou kunnen zeggen, dat dit al lang duidelijk voor mij had moeten zijn, gebaseerd op Wim’s verhaal in Kamaishi. Toch was het pas tijdens deze reis dat ik de volle reikwijde van dit effect leerde inzien. Wim maakte indruk in Kamaishi toen hij in 1995 die krachtige toespraak hield namens de groep Nederlandse bezoekers. Het gevolg daarvan was, dat Shoji Kurokawa en anderen gedurende twee dagen een video interview met hem opnamen. Wim werd onderdeel van de geschiedenis van de stad. Maar Mizumaki met haar herdenkingsceremonie en ontroerende programma’s van jonge studenten, had een verdere invloed op hem. Het volgende jaar vroeg hij vergeving in Kamaishi. En u weet al hoe van daaruit de cirkel groter werd.
In Kamaishi werden we overweldigd door het warme welkom van de stad, ondanks dat ze nauwelijks begonnen waren te herstellen van de afgrijselijke verwoesting als gevolg van de tsunami iets meer dan een jaar geleden. Mevr. Wada reed twee uur om ons op te halen te Hanamaki; mevr. Naoko Kato bekommerde zich niet om mijn poging voor Japanse formaliteiten en omhelsde me, keek in mijn ogen en zei toen ”Hier ben je dan”’. Een manier om onze dank te tonen is door de aandacht te vestigen op het trauma, dat overblijft in de nasleep van de verwoesting. Ik heb al eerder aangehaald dat de pijn van een groot verlies niet zomaar verdwijnt. Tijdens ons bezoek is de wederopbouw gestart. Ons gerenoveerde hotel bij de baai was heerlijk. Maar het psychologische trauma, dat niet door de media wordt vermeld, was nog steeds aanwezig; het zet zijn greep voort net als bij een oorlogstrauma. Ik dring er bij u op aan om sympathie te tonen en op welke manier dan ook uw (morele) steun te betuigen.
Er is een bepaalde manier waarop ik graag mijn dankbaarheid wil uiten naar Kamaishi. Mijn verhaal begon met het vertellen over de reis van de familiefoto van de Lindeijers.
Ik wil deze foto nu aan u laten zien zoals het werd getoond aan het eind van het toneel en koor optreden van de studenten in 2004, alsmede de toneelbewerking van het dagboek in 2005 [photo4]. Toen ik dit in 2004 zag, stroomden de tranen over mijn wangen: hier was Nel, ontdaan door de internering van haar gezin, haar gezondheid (met daarbij het verlies van haar tanden), en zelfs haar leven – geëerd op een groot scherm; haar slachtofferschap erkend, haar waardigheid hersteld.
Ik realiseer me nu wat de grote betekenis is van wat Kamaishi en Mizumaki hebben gedaan.
Door publiekelijk te erkennen dat onrecht is aangedaan aan de slachtoffers van hun gemeenschap, werd het hun mogelijk gemaakt om verder te gaan zowel voor de families van de slachtoffers als voor hun eigen steden. Serieuze (niet plichtmatige) rouw, realiseer ik me, is essentieel om de geesten uit het verleden te overwinnen, die anders hele gemeenschappen zouden blijven achtervolgen. Ceremonieën van publieke rouw staan het creëren van nieuwe verhalen toe die de slachtoffers eren en gelijktijdig geven ze de gemeenschappen ruimte om zich bezig te houden met gezond nieuw leven. Een grotere vraag wat betreft de sociale en politieke processen die optimaal op hun plaats kunnen worden gebracht teneinde zulke ceremonieën te ondersteunen gaat ver voorbij de doelstelling van mij verhaal. Ik kan eenvoudig aangeven dat geen van de individuen die ik daarover sprak – en al zeker niet Nel Lindeijer of Minoru Tamura, of Wim Lindeijer zelf – de resultaten had kunnen voorzien van de door hun getoonde empathie. En net zoals zij deden, omwille van onze samenleving, is het nodig dat wij alles in het werk stellen om de cirkel groter te maken.
Dank u.
2. Enkele cruciale momenten | Mevr. Ada Lindeijer -Kruithof
Beste mensen,
Ik wil u enkele belangrijke belevenissen vertellen van Wim, mijn overleden echtgenoot.
Ik zal daarna afsluiten met enkele foto’s en een korte video.
Ik vertel u enkele diepe belevenissen die Wim hebben gevormd en die hij heeft verwerkt.
Op latere leeftijd is dit de aanzet geworden, o.a. voor zijn reizen naar Japan.
Wim was een jongen van 9 jaar en had drie en half jaar interneringskampen achter de rug.
Zijn moeder wordt ernstig ziek en dan staat hij aan haar sterfbed, als oudste met 2 broertjes en een zusje.
Hij voelt een woede bij zich opkomen en zegt dan: “Moeder, wees niet verdrietig . . als ik later groot ben zal ik de Japanners dood maken!”
Moeder Nel richt zich iets op en kijkt hem indringend aan en zegt: “Wim, met haat in je hart kun je anderen niet echt liefhebben.”
Terug gekeerd in Nederland werd er niet mee aan Japanse mensen gedacht.
Het was pas na zijn pensionering dat hij zich verdiepte in de omstandigheden waarin zijn vader in het krijgsgevangenkamp in Kamaishi Noord-Japan kón overleven.
Wim’s vader, schreef in de kampen dagboek-brieven aan zijn vrouw en kinderen, vooral als ze jarig waren. Deze brieven werden gelukkig nooit verstuurd, hij hield ze bij zich.
Terug in Nederland stond het schrift met die dagboek-brieven in de boekenkast.
Wim’s vader is in 1981 overleden. In de jaren negentig begon Wim de dagboek-brieven te bestuderen en kwam ook in contact met Japanse mensen die in Nederland woonden.
In oktober 1995 reisde Wim en ik naar Japan.
We waren bij de herdenking bij het Kruismonument te Mizumaki.
Uit Wim’s brieven blijkt hoe hij zich ontwikkelde.
Ik citeer enkele stukken uit zijn reisverslag dat hij scheef naar zijn tweede moeder Adrie Lindeijer-van der Baan.
“Een vreugdevolle en bemoedigde bevestiging van een nieuw begin, ontmoeting in vrede met het land Japan”
“Opbouw van vriendschapsbanden”
In de volgende citaten klinkt zijn persoonlijke ontwikkeling door om echt aan vrede bij te dragen.
“Het vuur van de haat is gedoofd”
“Plannen smeden voor de realisering van vrede voor iedereen en elk volk”
“Het is dé bevestigingsreis van mijn leven”
Na 1995 maakte Wim nog 6 reizen naar Japan, vaak samen met zijn tweede moeder Adrie.
===============================================================
Vertaling voor de 17e Conferentie Dialoog Nederland-Japan-Indonesië, 11 oktober 201
Vergeving en verzoening als proces van wederkerigheid, niet als een one-man show
Prof. Takamitsu MURAOKA
Vanaf de allereerste bijeenkomst van Dialoog zijn we niet meer bijeengekomen als historici. noch als professional noch als amateur, en niet vanwege puur intellectuele belangstelling. Ons denken is geleid door onze zorg over de morele en politieke implicaties van de moderne geschiedenis die door twee naties werden gedeeld, Nederland en Japan, waar in later jaren Indonesië aan is toegevoegd. De aanvulling met Indonesië is een volkomen logische einde, aangezien wij geïnteresseerd zijn in de moderne geschiedenis zoals dat zich heeft ontvouwd in het hedendaagse Indonesië.
Er is een uniek aspect aan onze bijeenkomsten. Een gedeelde geschiedenis kan voor elk willekeurige duo van naties interessant zijn. Bijvoorbeeld Duitsland en Nederland, of Duitsland en Polen. Wat onze bijeenkomsten zo uniek maakt is dat vele historische aangelegenheden die ons interesseren internationale relaties betreffen die nog steeds verbroken zijn of nog steeds heel serieuze aandacht vragen van zijde van de betrokken partijen. Van deze situatie is inmiddels komen vast te staan, dat ze een ernstige belemmering vormen voor werkelijke vriendschappelijke en harmonieuze verhoudingen.
Natuurlijk is dit een ernstige zaak, wanneer de verhoudingen al 70 jaar geleden beschadigd raakten. Direct na de zomer van 1991, toen ik arriveerde vanuit Melbourne, Australië, om de Hebreeuwse leerstoel te bekleden aan de Universiteit van Leiden, las ik een artikel in een lokaal dagblad dat er in het oosten van Nederland een gemeenschappelijke militaire oefening zou worden gehouden tussen Nederland en haar oostelijke buur. Een gemeenschappelijke militaire oefening tussen de Chinese marine en haar Japanse tegenhanger in de Chinese zee? Volkomen ondenkbaar. Dat betekent dat onze zorgen interesse moeten genereren, en niet alleen degene onder ons moeten prikkelen, die bijzonder geïnteresseerd zijn in de geschiedenis, maar het zou in algemene zin interesse moeten opwekken bij de gewone burgers van de drie betrokken landen.
Ik wil u aandacht vragen voor een derde aspect dat onze vorige bijeenkomsten heeft gekarakteriseerd. U zou dit aspect als persoonlijk kunnen beschouwen. Wij zijn geïnteresseerd hoe sommigen onder ons persoonlijk de voorbije oorlog hebben ervaren. De eerste bijeenkomst werd in 2000 gehouden te Nijkerk teneinde stil te staan bij de publicatie van twee Japanse boeken die, zonder dat iemand dat had kunnen bedenken, in Tokyo werden uitgebracht in een jaar dat zowel in dit land als in Japan werd gevierd om de 400-jaar oude relatie tussen de twee landen te markeren. Een van de twee boeken was geschreven door een zeer bekende Japanse non-fictie schrijver, Hayashi Eidai, die een speciale reis ondernam om wijlen mevr. Annie Goudswaard te interviewen. Als een jong meisje in Sulawesi werd ze samen met haar familie door de Japanse bezettingsmacht geïnterneerd en verloor haar vader die als krijgsgevangene in Japan moest werken in een mijn en daar overleed. Het andere boek betrof een Japanse vertaling van wat grotendeels bestond uit een collectie van brieven die geschreven waren door wijlen Dr. Evert Willem Lindeijer aan zijn vrouw en kinderen die waren achtergebleven in Nederlands Oost Indië, brieven die nooit waren verzonden, maar die de gevangenschap overleefden van de auteur, die evenals mevr. Goudswaards’ vader illegaal was getransporteerd om te moeten werken in een mijn te Ohashi, Noordoost Japan. Wijlen Dr. Wim Lindeijer jr. en zijn stiefmoeder, wijlen mevr. Adri Lindeijer, samen met Mevr. Goudswaard en haar echtgenoot, Herman Goudswaard, ook overleden, speelden een belangrijke rol onder ons totdat eenieder naar huis werd geroepen. Al deze schitterende sterren van onze Dialoog, met uitzondering van dhr. Goudswaard, wier roots niet in de Nederlandse kolonie in Azië lagen, brachten hun persoonlijke ervaringen mee ten behoeve van de vooruitgang en evolutie van onze Dialoog. Ik zeg niets verkeerds als ik meld dat de meerderheid van de sprekers in de voorgaande bijeenkomsten afkomstig waren van Nederlands Oost Indië en spraken op basis van hun persoonlijke ervaringen.
Veel van de verhalen die we hebben gehoord in de afgelopen 16 conferenties waren zeker beslist niet vrolijk, maar juist pijnlijk. Het zou ook niet anders hebben gekund. Toch, hoorden we ook bemoedigende en hartverwarmende verhalen, verhalen die mensen vertelden die weigerden weg te lopen van hun pijnlijke herinneringen, maar die moedig hun verantwoordelijkheid onder ogen zagen, en de ander tegemoet traden met een oprechte wens de voormalige vijand te vergeven en zich met elkaar te verzoenen, en om de harmonieuze, vredige en vriendschappelijke relaties te herstellen. Dit is waar de morele kanten van deze kwestie en zijn mogelijke, politieke implicaties die ik al aan het begin heb genoemd naar voren komen.
Vergeven is een van de essentiële onderdelen in het proces van verzoening. We verlangen allemaal naar vrede en harmonie. Niemand zoekt bewust in zijn eigen belang vijandschap en haat op. En toch weten we allemaal, nietwaar, dat het vergeven van je vijanden een geweldige uitdaging is. Toevallig ken ik een aantal Nederlandse repatrianten uit Indonesië die, na zoveel jaar, het niet kunnen opbrengen onze bijeenkomsten bij te wonen. De herinneringen aan wat ze hebben moeten doorstaan onder Japanse handen achtervolgen hen nog steeds.
Na mijn eerste bezoek aan Korea in 2003 als een vrijwillige docent Hebreeuws, kreeg ik de gelegenheid om over mijn bezoek te vertellen op een reguliere vergadering van de lokale afdeling van Initiatives of Change, die daarvoor bekend waren als Moral Re-armament. Tijdens de tijd waarin vragen gesteld konden worden stond een oudere heer op en verklaarde dat hij degene was die een boeket bloemen had weggesmeten in een nabij gelegen vijver, die onze toenmalige Premier Kaifu had neergelegd bij het Indische Monument te Den Haag. Vervolgens nodigde deze man me uit voor een bijeenkomst met mensen die teruggekeerd waren uit Indië. Voor een aantal mensen die daarbij aanwezig waren was ik de eerste Japanner die ze na de oorlog hadden ontmoet en enkelen bekenden dat zij de vorige nacht een nachtmerrie hadden over Japanse soldaten die hen zwaaiend met zwaarden achterna zaten.
In juli 2005 vonden een aantal bomaanslagen plaats in de Londense Metro, waarbij 52 mensen werden gedood. Enkele jaren geleden las ik een artikel in de krant over een kapelaan van een Anglicaanse kerk in Londen, die haar enige dochter had verloren bij deze tragedie. Een paar jaar daarna had ze haar ontslag ingediend. Waarom? Ze schreef dat ze niet langer meer kon doorgaan met het elke zondag toedienen van het Heilig Avondmaal waar de dood van Jezus wordt herdacht en de congregatie wordt aangespoord om Jezus te volgen die zijn leven had gegeven om vergiffenis voor ons te verzekeren, terwijl zij zich er niet toe kon brengen om de zelfmoordterrorist te vergeven.
Een aantal jaren geleden vroeg de Duitse ambassadeur in ons land of hij de jaarlijkse herdenking in Amsterdam op 4 mei zou mogen bijwonen, maar zijn verzoek werd afgewezen met als reden dat de tijd nog niet rijp was voor de vele Nederlandse slachtoffers en burgers, die hun dierbaren tijdens de Nazi bezetting hadden verloren. Is dit niet verbazingwekkend als je dan terugdenkt naar de gemeenschappelijke militaire oefening waarover ik u eerder vertelde? Hoe verschrikkelijk moeilijk kan het zijn om te vergeven en vervelende gevoelens te boven te komen en bitterheid diep binnenin kan slechts gewaardeerd worden door diegene die werkelijk diep gekwetst en gewond waren. Het is dan ook zo dat als oprechte vergeving wordt betoond, men zich als het ware in de zevende hemel waant.
Hoe kan een dergelijk gelukzalige situatie worden bereikt? Er zijn een aantal dingen die eerst gedaan moeten worden voordat deze situatie wordt gerealiseerd.
1) De twee partijen, daders en slachtoffers, moeten zo goed als mogelijk overeenstemmen dat een van de twee partijen opzettelijk iets heeft gedaan, dat moreel en ethisch verkeerd en onrechtvaardig was, iets dat beslist niet gedaan had mogen worden. Het bekennen van schuld moet specifiek en expliciet gebeuren. Het mag geen vaag, vormloos iets zijn, zoiets als Christelijke theologen erfzonde noemen. Men dient in staat te zijn om het in concrete, expliciete termen te verwoorden en, indien gewenst, uitgebreid met data, plaatsen, namen en alles dat daarbij hoort.
Als we over schuld praten, dan worden morele en ethische bijbetekenissen daarin meegenomen. In juli 2007 ontving ik volkomen onverwacht een mail van een dame die tot dan een vreemde voor mij was: mevr. Marguarite Hamer. Zij was de voorzitter van PICN (Project Implementatie Commissie in Nederland), die fondsen beheerde die beschikbaar waren gesteld door het Asian Woman’s Fund te Tokyo ten behoeve van Nederlandse slachtoffers van de door Japanners gedwongen prostitutie, de zogenaamde Troostmeisjes. Toen ze bezig was een publieke toespraak voor te bereiden voor een herdenkingsdienst op 15 augustus van dat jaar, las ze twee relevante documenten, waarin ze twee Japanse termen tegenkwam: owabi en shazai. Ze wilde weten of er verschil in betekenissen zijn tussen de twee woorden. Mijn antwoord aan haar was dat owabi “sorry” betekent, dat je zegt omdat je anderen hebt lastig gevallen, terwijl shazai wordt geschreven met twee Chinese karakters, waarvan een wordt misdaad of zonde betekent. Je kunt owabi gebruiken als je een trein mist en een half uur te laat aankomt op een bestuursvergadering.
De leidende bestuursleden van Tokyo Electric Company, die de nucleaire krachtcentrale beheert te Fukushima, hielden 3 jaar geleden een persconferentie en bogen diep, waarbij ze zich verontschuldigden (met een owabi) voor het ongemak dat ze hadden veroorzaakt voor het publiek, toen op dat moment al een aantal dodelijke voorvallen had plaatsgevonden als gevolg van de onachtzaamheid van het bedrijf en het mislukken om noodzakelijke preventieve maatregelen te treffen. Naar mijn mening was het minimale dat ze hadden moeten doen onmiddellijk af te treden en afzien van hun pensioenrechten. Voor owabi wordt je niet voor het gerecht gedaagd, maar bij shazai gaat het om misdaden en zondes die, of ze nu wereldlijk of religieus zijn, formeel en officieel via een gerechtshof behandeld zouden moeten worden
2) Net als vergeven lastig kan zijn en moeilijk, zo is het ook om je schuld te erkennen. Je trots en gevoel van eigenwaarde staan in de weg. Dit geldt niet alleen voor individuen, maar ook voor groepen van individuen, naties en staten. Als Japanner weet ik dit misschien iets beter dan Nederlanders of Amerikanen. Bijna 70 jaar na het einde van de oorlog in Zuidoost Azië moeten wij Japanners nog steeds in ondubbelzinnige termen publiekelijk verklaren dat we verkeerd zijn geweest met de oorlog die we zijn begonnen en al het onheil dat we daarmee hebben aangericht. Neem slechts een voorbeeld, de situatie van de zogenaamde troostmeisjes. Voor president Park van Zuid Korea is dit het grootste obstakel dat een reële vooruitgang in de weg staat in de bilaterale verhoudingen. Begin dit jaar woonden zij en onze premier, Abe, een internationale bijeenkomst bij in Den Haag zonder een gesprek onder vier ogen te hebben.
Het bekennen van schuld aan een slachtoffer of slachtoffers is de eerste stap die kan leiden naar een uiteindelijke verzoening. Het is een absoluut noodzakelijke stap, zonder welke geen aanvang kan worden gemaakt. Als het aankomt op dit trieste falen om schuld te bekennen, dan hebben wij Japanners daarop niet het monopoly. Het is onderdeel van ons universele menselijke zwakheid. Het kan misschien soms maar heel licht verschillen. Ik zal dat illustreren.
Duitsland is vaak en terecht, denk ik, bejubeld als een model natie die haar schuld heeft erkend en dan vooral met betrekking tot wat het Nazidom heeft veroorzaakt. Echter, wie van u is op de hoogte van een van de voormalige Duitse koloniën zoals Duits Zuidwest Afrika, dat tegenwoordig Namibië heet. Na een opstand tussen twee lokale stammen, de Herero en de Nama, verpletterden en slachten de Duitsers tussen 30.000 en 110.000 rebellen af. Ontelbare slachtoffers volgden daarna in concentratiekampen, een voorbode van de latere Nazie concentratiekampen. Doel van deze politiek was om de lokale bevolking compleet uit te roeien, en deze systematische en georganiseerde slachtingen zijn door de UN erkend als de eerste genocide van de 20ste eeuw. Tijdens een herdenking die in 2004 werd gehouden in Namibie waar de genocide werd herdacht, erkende een Duitse minister die aan de ceremonie deelnam de schuld van de Duitse natie, verklaarde zijn verdriet, vroeg om vergeving, maar sloot elke financiële compensatie uit aan de nazaten van de slachtoffers.
Het is verrassend, dat over dit onderwerp weinig bekend is in Duitsland zelf. In Darmstadt bestaat een zeer bekende Christelijke organisatie genaamd Marienschwestern.
Sinds de oprichting in 1947 door zuster Basilia Schlink zijn ze zeer actief geweest in het promoten van verzoening tussen Christenen en Joden. Mijn vrouw en ik hebben hun huis enkele jaren geleden bezocht. Een jaar of zo geleden bracht ik de kwestie van de genocide in Afrika ter sprake bij een van de leden te Darmstadt, waarbij ik pijnlijk werd verrast dat er nauwelijks iets over deze zaak bekend was onder haar medezusters. Het is natuurlijk nog meer verrassend als men zich herinnert wat Duitsland heeft gedaan en nog steeds doet voor Joodse mensen. Ik durf te veronderstellen, dat de hoofdreden voor deze Duitse onverschilligheid m.b.t. hun koloniale geschiedenis in Afrika ook racisme is. En deze keer gericht op gekleurde mensen. Ik zou kunnen doorgaan over de excessen die in Indonesië zijn begaan door de Nederlandse strijdmacht in de jaren die volgden op de onafhankelijkheid van hun kolonie. Maar ik heb daar deze ochtend echter geen tijd voor. De reden waarom ik een poos ben doorgegaan over de Duitse kolonie is niet omdat ik dan nu zou kunnen zeggen, “Welnu het geldt voor alle naties”. Waarom pak je de Japanners dan als enige eruit?” Ik wilde alleen de enorme omvang van de taak benadrukken waarmee we allemaal worstelen.
3) Indien schuld wordt toegegeven, bekend, en een verontschuldiging is aangeboden, dient de verontschuldiging oprecht te zijn, en men zou niet in staat moeten zijn om deze weer gemakkelijk in te trekken of het af te zwakken. De beste verontschuldiging is die welke zonder rechtvaardiging wordt aangeboden. In 1993, onder de regering van toenmalige Premier Murayama, gaf Chief Cabinet Secretaris Kono, een verklaring waarin de Japanse regering sprak van het uitbreiden van “haar oprechte verontschuldigingen en berouw”‘. Tussen haakjes, het Japanse origineel gebruikte het woord owabi. Er is hier nog meer schokkends en verontrustends te melden. Op dezelfde dag dat de Kono verklaring werd verstrekt, op 04 aug 1993, werd door een afdeling van het kabinet van de Japanse regering een tweetalige, Engels-Japanse, homepagina opgezet met de titel “Over de zaak van de Troostmeisjes”. De tekst van een passage luidt als volgt:
“‘De beheerders van de bordelen, die namens de militaire autoriteiten optraden, benaderden in vele gevallen private recruiters die de werving van troostmeisjes moesten uitvoeren. Door de groeiende behoefte aan meer troostmeisjes als gevolg van de verspreiding van de oorlog, namen deze recruiters in vele gevallen hun toevlucht tot het tegen hun wil in overhalen en intimideren van troostmeisjes en zijn er zelfs gevallen bekend dat administratief /militair personeel direct bij deze werving waren betrokken”.
Toen ik dit las, vielen mijn ogen zowat uit mijn hoofd. In feite is het een grove rechtvaardiging van de werving en exploitatie van tienduizenden van dat soort slachtoffers. Ik twijfel er geen moment aan dat Murayama en Kono oprecht waren in hun expressie van wroeging. Maar dit is zout wrijven in de nog open en rauwe wonden van deze vrouwen. Het is zeer kwetsend en beledigend voor hen, en het is ook een belediging voor vrouwen in het algemeen. Schaamteloos spreken over de groeiende “behoefte” voor meer troostmeisjes is precies wat de huidige burgemeester van Osaka, Hashimoto, zei een paar jaar geleden met zijn schandalige uitspraak dat in oorlogssituaties zulke vrouwen een noodzakelijk kwaad waren. Deze tekst, te lezen op een officiële homepage van het Japanse Ministerie van Buitenlandse Zaken, kwam tot mijn aandacht nadat mevrouw Yokohata over troostmeisjes had gesproken op onze conferentie in 2010. Ik heb toen onmiddellijk een brief, geen e-mail, geschreven aan de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken van ons, met de vraag of hij zou willen overwegen deze schandalige alinea te verwijderen, maar ik hoorde niets van hem. Een paar maanden later stuurde ik een herinnering aan de nieuwe Minister van Buitenlandse Zaken, maar alles tevergeefs. De tekst die ik heb geciteerd staat er nog steeds, ongewijzigd.
In juni 2009 werd er in het stadhuis van Den Haag een gezamenlijke Korea- Duitsland-Nederland tentoonstelling over troostmeisjes gehouden. Deze duurde twintig dagen. Op de een na laatste dag dat mijn vrouw en ik de tentoonstelling bezochten, werd ons verteld door een Koreaanse receptioniste dat wij de eerste Japanse bezoekers waren. Een paar maanden later, vertelde ik dit aan een Japanse vriend. Hij vertelde ons dat hij er op de slotdag van de tentoonstelling was en toen te horen kreeg dat hij de derde Japanse bezoeker was. Was al onze ambassade personeel op zomer vakantie voor die twintig dagen? Er is hier maar bar weinig oprechtheid. Het is zo zielig en walgelijk.
Een oprechte, hartgrondig excuus is al een stap in de goede richting voor genezing van de pijn van het slachtoffer. In 2003, toen ik in Seoul was voor mijn vrijwilligerswerk in onderwijs, hebben mijn vrouw en ik een oudere ex-Koreaans troostmeisje ontmoet. Ze schreeuwde uit volle borst dat het haar niet om het geld te doen was; het enige wat zij wilde was dat de keizer zou komen, voor haar zou knielen, en zich zou verontschuldigen. Ze had groot gelijk, vind ik; elke Japanse soldaat tijdens de Tweede Wereld oorlog had de keizer als opperbevelhebber.
4) Wat moeilijk is, is niet alleen om je schuld te bekennen als dader en om vergiffenis te vragen, maar ook om je lijden niet te vergeten als slachtoffers. Het is menselijk om al je pijnlijke herinneringen achter te willen laten en ze te vergeten. Eerder dit jaar toen ik in Indonesië was en les gaf op vier verschillende theologische scholen op Java, wilden een aantal van mijn studenten wat morele pijn van mij overnemen. Ze zeiden dat hun Indonesische levensfilosofie bemoedigend werkt voor mensen die opgezadeld zijn met herinneringen aan lijden opgelopen in het verleden om ze te vergeten en in plaats daarvan te werken voor een betere toekomst, vooruit kijkend, niet achteruit. Mijn reactie daarop was dat ik niet de intentie had om in te gaan op menselijk lijden als gevolg van bijvoorbeeld natuurrampen als tsunami’s, aardbevingen of overstromingen waar mensen geen controle over hebben. Ik heb het over het onrecht en de schade moedwillig toegebracht door anderen. Wanneer je oma begint te zeuren over haar ervaringen als slaaf van het Japanse leger, zou je haar dan zeggen: “Oma, niet weer. Genoeg van je vreselijke verhalen. Kun je alstublieft op de baby passen?”‘ Vergeten kan wonderen verrichten. Je zou het misschien wel willen aanraden als een goede vorm van psychotherapie. Het kan werken voor sommigen maar niet voor iedere slachtoffer.
Vaak heb ik een oud Chinese gezegde geciteerd, wat vertaald kan worden als “Vergeet je verleden niet, maar maak het een gids voor je toekomst.” Waarom zouden we niet alleen onze glorieuze succesverhalen onthouden, maar ook onze wandaden en het lijden ten onrechte toegebracht aan anderen?
In 2011 waren we in Myanmar. Op een avond keken we in onze hotelkamer een documentaire op een lokale tv-zender. Het ging over seksuele intimidatie. De daders waren soldaten van het leger van Myanmar en de slachtoffers waren vrouwen van minderheidsgroepen, stammen op het platteland. Ik weet als feit dat tijdens de Tweede Wereld oorlog een groot aantal lokale vrouwen het slachtoffer werd van het Japanse leger. Dus de slachtoffers van gisteren zijn de daders van vandaag. Er is mij verteld dat de boeddhistische filosofie staat voor “vergeven en vergeten.”
Een jaar later waren we in Bangkok, en op een dag werden we meegenomen naar een aantal plekken verbonden aan de beruchte Thailand-Birma spoorlijn. Op een van die plekken, Kanchanaburi, bezochten we het JEATH oorlogsmuseum; JEATH is een acroniem voor Japan, Engeland, Australië, Nederland. Onder de tentoongestelde voorwerpen, bestaande uit een aantal primitieve gereedschappen, foto’s van de kampen, tekeningen gemaakt door krijgsgevangenen en dergelijke was er niet veel dat nieuw voor ons was, omdat we ons vooraf over het onderwerp hadden ingelezen en een aantal video’s hadden bekeken. Wat ons verbaasde en verontruste was wat niet te zien was daar. Zoals alle gegevens met betrekking tot krijgsgevangenen van de geallieerde troepen die werden gemaakt om te werken aan de spoorweg. We weten allemaal dat, naast zo’n 60.000 Westerse krijgsgevangenen, er arbeiders overgebracht werden uit de omringende landen – Chinezen, Maleisiërs, Tamils, Indonesiërs, Thai en Birmezen: anders dan in het geval van de Westerse krijgsgevangenen zijn er geen nauwkeurige statistieken; een voorzichtige schatting spreekt van een aantal van 200.000, waarvan een groot deel bestonden uit Thaise mensen. En toch was er geen tentoonstelling die getuigde van het leed toegebracht aan de lokale bevolking, tienduizenden Thaise mensen. Het museum werd in 1977 opgericht door een vooraanstaande monnik van een lokale boeddhistische tempel. Behoort het museum niet een deel van de nationale geschiedenis te weerspiegelen?
De tragedie gebeurde in dit land, waaronder de lokale bevolking, niet alleen krijgsgevangenen van de geallieerden. Als weinig informatie werd gelekt uit de bouwplaatsen, na de voltooiing van de spoorweg, zouden overlevenden van de lokale bevolking vreselijke verhalen hebben verteld. Als dit museum was bedoeld als een uiting van sympathie en medeleven van de plaatselijke boeddhistische gemeenschap voor de Westerse slachtoffers, dan zou een dergelijk gebaar zeer zeker gewaardeerd worden door de bezoekers uit landen waarvan de soldaten hadden geleden en waren gestorven tijdens de bouw van de spoorlijn. Alleen al bij de Kanchanaburi begraafplaats, die wij hebben bezocht, zijn 1.896 Nederlandse slachtoffers begraven. Hoewel, zou de Thaise boeddhistische leiderschap zich niet moeten bekommeren over de zielen van de overledenen en de overlevenden onder haar eigen gemeenschap, nog steeds geplaagd met trauma’s uit het verleden? In een preek die ik hield bij een dienst van het seminarie waar ik les gaf, noemde ik een schatting van 50.000 Thaise slachtoffers dat betekent dat zelfs vandaag de dag ca een miljoen Thai nog steeds rouwen en terecht verontwaardigd zijn: de vrouwen, kinderen, ouders, broers en zussen van de slachtoffers en ga zo maar door. We weten ook dat, zoals de Thai, tienduizenden gedwongen burger arbeiders uit naburige Aziatische landen werden gehaald. Dergelijke arbeiders uit Indonesië staan bekend als romusha, tienduizenden van hen. In tegenstelling tot de dood van de geallieerde soldaten weet niemand hoeveel van deze Aziatische arbeiders gestorven zijn, toch veel meer dan zo’n 13.000 geallieerde soldaten.
In de westerse landen waar deze POW slachtoffers vandaan kwamen heeft er veel plaatsgevonden in termen van officiële herdenking, onderzoek en publicatie. Alle persoonlijke gegevens van de slachtoffers worden nauwkeurig in historische volgorde bijgehouden. Maar in Myanmar, Thailand en Indonesië zag ik dat er heel weinig is gepubliceerd of onderzocht over deze tragedie ondanks de enorme omvang van hun nationaal lijden.
Hetzelfde kan worden gezegd over troostmeisjes. Ik had onlangs een uitwisseling van e-mails met de heer Han Gieske over het aantal slachtoffers van seksuele slavernij onder de Indonesische bevolking. Hij is van mening dat er geen betrouwbare statistieken beschikbaar zijn. Deze onverschilligheid is opmerkelijk, niet alleen bij de lokale Indonesische historici. Veel erger is het feit dat de Indonesische leiders, de overheid, weinig belangstelling hebben voor het lot van de slachtoffers onder hun eigen kiezers. Ik vermoed dat er twee redenen zijn voor deze gang van zaken: 1) hun angst voor represailles van Japan met zijn stevige grip op de Indonesische economie en 2) de angst voor hun eigen oude bewakers, onder wie sommigen die hebben gecollaboreerd met de Japanse bezetter. Ze zouden niet graag hun duistere verleden bloot geven aan het publiek. Een recent artikel van NRC liet doorschemeren dat de nieuwgekozen president, nu officieel uitgeroepen als winnaar, Joko Widodo, wellicht contact moet houden met enkele ‘zwarte vrienden’. Wanneer kunnen we voorgoed vergeten, een andere gedenkwaardige uitspraak, dit keer door een Duitse filosoof Hegel? Hij zei: “We leren van de geschiedenis dat we niet leren van de geschiedenis.”
Of je nu een Christen bent of niet, onrecht kan niet worden vergeten, gewist uit de geschiedenis en het geheugen, en verstopt onder het tapijt. Daar moet op passende wijze mee worden omgegaan. Een leven zonder morele verantwoording is niet de moeite waard, denk ik. In 1923 werd Tokio getroffen door een zware aardbeving die leidde tot meer dan 100.000 doden. Na de aardbeving zei een prominent Japanse Christelijke leider dat niet moet worden gericht op herstel, opbouwen, of herbouw, maar op recreatie, het bouwen van iets totaal nieuws. Zijn boodschap was dat de wederopbouw van Tokyo zoals het was zinloos is, een nieuw Tokyo moest worden gecreëerd. Hij zou waarschijnlijk het zelfde hebben gezegd op 15-08-1945. Hij zou bittere tranen hebben gelaten als hij zijn landgenoten had waargenomen in hun extase over het uit de as verrijzen als een feniks, een wonderbaarlijk herstel van de economie. Voor ons Japanners is die oorlog nog niet klaar, maar de huidige leiding van Japan staat te popelen om een nieuwe oorlog te beginnen.
5) Zoals aangekondigd in de titel van mijn lezing vandaag, verzoening doe je met z’n tweeën. Het is een samenwerkingsverband, een gezamenlijk streven. Je kunt je niet verzoenen met een ander zonder hem of haar te confronteren. Om iemand te vergeven die jou een onrecht of een zonde heeft aangedaan, wordt beschouwd als een van de hoogste deugden die alle Christenen horen te koesteren en na te streven. Dat is een deel van het gebed van de Heer: Vergeef onze zonden zoals wij hen vergeven die tegen ons zondigen. Maar kun je vergeven zonder de confrontatie met de zondaar? Jezus, die de absolute noodzaak van vergeving benadrukt, zei iets verbazingwekkend toen hij aan het kruis werd genageld. Kijkend naar degenen die naar hem joelden, en een speer in zijn zij staken, zei hij: “Vader, vergeef het hun. Ze weten niet wat ze doen.” Hoe droevig moet hij zijn geweest, in het besef dat dit het beste was wat hij kon doen, om een gebed van voorspraak op te zeggen! Hij kon niet eerlijk zeggen: “Ik vergeef je,” omdat ze zelf niet wisten dat ze vergeven moesten worden. Om iemand te vergeven die nog niet weet dat hij of zij jou iets verkeerds heeft aangedaan en aan jezelf in een monoloog te verklaren dat jij je zult onthouden om hem of haar te wreken, het bij hem of haar veroorzaken om hun morele schuld terug te betalen, dat kan je mentale, psychische leed en pijn verlichten. Dit kan worden geprezen en bejubeld als een deugdzame daad van liefde en barmhartigheid. Maar een dergelijke aanpak klinkt mij een beetje te sentimenteel. Het is weinig meer dan psychotherapie en een eenmans show. Op die manier maak je deze kostbare deugd van vergeving en verzoening goedkoper; je bent goedkope genade aan het verlenen. Het is net alsof het hof van justitie een vermoedelijke moordenaar onschuldig zou verklaren zonder hem op te roepen als getuige of goed onderzoek van de zaak te hebben gedaan. Het is niet langer een rechtbank, maar een nep rechtbank. Hoe hard en pijnlijk ook voor zowel de dader en het slachtoffer, ze moeten met elkaar worden geconfronteerd. In een wereldlijke rechtbank zijn er drie partijen aanwezig: een dader, een slachtoffer, en een juridisch team bestaande uit de aanklager en de rechter. Hetzelfde moet gelden voor een hof van moraliteit en ethiek. De derde partij kan persoonlijk zijn, bijvoorbeeld een mediator. Zelfs zonder een dergelijke persoonlijke derde, moet er een derde partij zijn in de vorm van een reeks principes die alledaagse menselijke omgang en pragmatische belangen overstijgen. Zoiets dergelijks kan worden vertegenwoordigd door een set van religieuze overtuigingen en de grondbeginselen waar beide partijen bereid zijn om mee in te stemmen. Het zou een set van algemeen, min of meer universeel overeengekomen elementaire mensenrechten kunnen zijn.
Vertaald door Rob Sipkens
4. “DE GEEST OVERWINT” | Patty van Buchel van Steenbergen
Vandaag wil ik het verhaal van mijn vader met jullie delen. Mijn vader is een van de overlevende van “FAT MAN” de atoombom die op Nagasaki is gevallen op 9-08-1945, hij was een POW in Fukuoka 14. De organisatie vroeg mij of ik iets kon vertellen over hoe het was om als kind van een oorlogsslachtoffer op te groeien.
Mijn vader sprak nooit spontaan over de periode 1942-1945 en beantwoorde vragen altijd vanuit rationeel perspectief. Als kind vond ik het eigenlijk wel interessant om te vertellen dat mijn vader de A.bom overleefd had. Het was uniek.Niemand van mijn vriendinnen had een vader die de Abom had overleeft. Later ben ik ook boeken over die periode gaan lezen om er meer beeld van te krijgen en dacht ik `hoe kan je dit als mens overleven. Het is voor mij pas echt gaan leven toen de documentaire “beauty within” gemaakt door de documentaire maakster Shizu Azuma gemaakt werd. Naderhand hoorde ik voor het eerst een uitgebreid verhaal van mijn vader over “Fat man”. Het was een bijzondere dag en ik was verbaasd over de rust en aandacht die er was voor het verhaal van mijn vader. Later toen we de film thuis kregen was ik zeer onder de indruk van de documentaire.
Door alle gebeurtenissen begon mijn vader weer ideeën te krijgen om Nagasaki nog een keer te bezoeken, hij is inmiddels 94, en met behulp van de POW organisatie de plekken te bezoeken waar hij zo’n ingrijpende tijd van zijn leven heeft doorgebracht. Dit voorjaar heb ik met mijn vader en zusters een bijzondere reis naar Nagasaki gemaakt. Ik moest er vaak aan denken hoe kan hij niet van opgeven wilde weten en hoe hij onder alle omstandigheden de hoop heeft kunnen houden, ongelooflijk. Ik was ook zeer verrast voor alle aandacht die er was voor het bezoek en alle mensen die zich ingezet hebben om mijn vaders wensen te realiseren. Nu ik een heel klein beetje van wat hij heeft meegemaakt met eigen ogen heb kunnen zien dacht ik wat ben jij geestelijk sterk om hier zonder een haatgevoel naar je agressor uit te komen. In mijn jeugd heeft mijn vader nooit een slecht gesproken over de Japanners en zijn ervaringen daar. Integendeel, hij was zelfs een enorme fan van de elektronica en auto’s die zij op de markt brachten.
Mij werd gevraagd om mijn verhaal te vertellen als 2e generatie en de impact die het op mijn leven heeft gehad.
Mijn vader is zeer gestructureerd en gedisciplineerd en eiste dat ook van zijn kinderen wat zeker in de puberteit veel wrijving heeft gegeven. Hij was niet een warme begripvolle vader maar heeft ons nooit belast met zijn worstelingen. Als ik terug kijk op het leven van mijn vader en alles wat hij heeft meegemaakt bekijk en hoe hij nu nu in het leven staat en probeert mee te komen met de huidige tijden met zijn ontwikkelingen dan zeg ik: wat ben jij sterk vandaar mijn titel: “De Geest Overwint”.
Ik zal u in de komende minuten gaan meenemen in de geest van mijn vader, in zijn gedachten en tactieken om te overleven en ik wil u vragen om u voor te stellen wat voor impact deze gebeurtenissen op u zouden hebben, als u ze mee zou maken.
Het verhaal begint na de capitulatie van Nederlands Indie in 1942. Mijn vader was een jongen van 22 jaar.
Na een ongelijke strijd, capituleerde Ned.Indie in maart 1942 en alle militairen werden geïnterneerd. De algemene verwachting was dat de internering maar kort zou duren. Sommige mensen verwezen naar de oude wijsgeer, Djojobojo, die refereerde naar de duur van zwangerschap.
Toen ik mij in het kamp meldde, dachten velen dat ik nieuws had over de duur van de internering, impulsief en zonder enige basis antwoordde ik: reken maar op 1945. Om geloofwaardig te blijven gaf ik iedere vragensteller hetzelfde antwoordt.
Internering.
We woonden in Bandoeng met mijn ouders en 4 broers.
Mijn kampleven begon in het Jaarbeurs complex. Ik heb mij ongeveer 3 weken na de capitulatie gemeld vanwege de bedreiging voor de rest van het gezin, die vermoord zouden worden als ik mij niet zouden melden. Ik was bij mijn ouders omdat ik herstellende was van een zware malaria aanval die ik in Jocjakarta had opgelopen.Ter geruststelling van mijn ouders ben ik toen gegaan. Ik werd geïnterneerd op een terrein waar jaarlijks de Pasar Malem werd gehouden, al snel werden we verplaatst naar het nabij gelegen kazerne complex van de Infanterie en Luchtdoel artillerie. Het was niet toegestaan om contact te hebben met medegevangenen of externen. Aanvankelijk was dit nog mogelijk door het prikkeldraad en later slechts op grotere afstand met gebaren.
Op een dag zijn er een 4-tal gevlucht. Diezelfde nacht werden er 3 van hen opgepakt en aan een boom gebonden. Ze bleven drie dagen in het zicht van de kampgenoten staan. Het lukte de Nederlandse kampleiding niet om de straf die ze uiteindelijk zouden ondergaan om te zetten in langdurige opsluiting. Een paar dagen later werden de drie personen,naast elkaar, geblinddoekt, gebonden aan de afrastering van het kamp. Een executie met de kogel was niet mogelijk omdat het kamp vlak achter het prikkeldraad lag, met het risico dat de executeurs iemand anders zouden raken. De jappen stonden klaar met de bajonet op het geweer. Op een commando sprongen zij als katten op de slachtoffers af en staken met de bajonet op de slachtoffers in. Ik kon het tafereel niet langer aanzien en ben weggelopen.
Verplaatsing naar Tjimahi
Na enkele maanden moesten de kampen worden geconcentreerd in Tjimahi.In de vroege morgen,omstreeks 05.00 u.,begon de uittocht van de duizenden gevangene van Bandoeng naar Tjimahi.Een wandeling van ong.8 km.De bezittingen werden in koffer,rugzakken,maar ook als een bundel meegenomen. Ondanks het vroege uur stonden erop grote afstand familie en bekenden langs de weg in een poging om voor het laatst een glimp van hun dierbare op te vangen.
De corveeen, waarbij er een tocht naar Bandoeng gemaakt werd om te fourageren, gaven me de gelegenheid om onderweg contact te hebben met familieleden dmv briefjes die toegegooid werden echter de Japanners hadden dit snel door en dit contact werd ons onmogelijk gemaakt.
1e Transport was naar Batavia
Na een maand in Tjimahi, werden er groepen samengesteld die op transport moesten. Ik werd aangewezen in de 2e groep. Ik nam afscheid van mijn 2 broers die ook geïnterneerd waren, met de hoop elkaar na de oorlog weer te ontmoeten. Ik wist niets over bestemming of doel. Het werd Batavia, een kamp onder leiding van de beruchte Sonei. Hij werd bekend om zijn onberekenbare optreden.
Sonei hield vaak midden in de nacht controle.Je moest je in rijen opstellen en dan werd er door de jappen geteld en bij herhaling geteld. Ik had de in druk dat het analfabeten waren. Mijnheer Sonei had er ook plezier, in de nacht of vroeg in de ochtend de zogenaamde gezondheidscontroles te houden, vaak gevolgd door een transport. Wij noemden dat ringsteken. In rijen opgesteld moest je je onderbroek laten zakken,gebogen staan en met een stokje werd dan in je anus gestoken.Zat er bloed aan dan was je ziek en ging je niet op transport Later moest je zelf ontlasting meenemen. Aangenaam was de lucht op die momenten niet
Om een transport te ontlopen werd er iets op gevonden.Een prik in de vinger die op de ontlasting gedruppeld werd. Er werd ook ontlasting van anderen overgenomen.Op deze wijze trachten vrienden die bij elkaar te blijven.Uiteindelijk heeft het laatste niet gewerkt.Iedereen ging op transport als het als elders werk moest worden verricht.
2e Transport was naar Soerabaja
Na een maand van ontberingen werden we op weer op de trein gezet,om na 24 uur te ontdekken dat we in Soerabaja waren aangekomen. Wat zou de volgende bestemming zijn? Na 2 weken werden we in een dichte volle vrachtwagen vervoerd. De verbijstering was groot toen we uitstapten ! We stonden op de kade van de haven van Soerabaja,waar de boot klaar lag om ons naar elders te brengen.
Als ballast werden we met een 1000-tal in het ruim van het achterschip,de “Maebasi Maru”, “gestouwd ” Je lag op 2 hoogten. Het verschil tussen de 2 lagen was een zithouding en je lag vrijwel tegen elkaar aan. Frisse lucht werd ingeblazen via een grote slurf doch had met die massa mensen weinig effect. Je mocht slecht eruit om je behoeften te doen. Van deze schaarse momenten maakte je gebruik om langer buiten te zijn dan noodzakelijk. Een Japanse wacht hield hier toezicht en schreeuwde je toe dat je weer naar het ruim moest als hij het genoeg vond. Het toilet was een houten hokje dat buiten boord hing. Al snel waren er diarree patiënten en vormden zich rijen voor het toilet. Dit waren de momenten om langer buiten te kunnen zijn. Het was een helse tocht . Toen er duikboten gesignaleerd werden hebben we enkele nachten bij het eiland Bangka stil gelegen. We kwamen aan in Singapore en werden ondergebracht in de barakken van het Engelse leger in Changi.
Het lag op een heuvel en als je op de “open air” toilet-dozen zat had je een prachtig uitzicht op de baai Een aangename bijkomstigheid in alle ellende. Het 1e gezondheidsprobleem openbaarde zich in het kamp in Singapore. Vitaminegebrek veroorzaakte pijnlijke spruw in mijn mond. Ruwe palmolie werd mij aangeraden. Het bleek in het kamp ook nog te koop te zijn. Medicijnen werden al niet meer verstrekt. In het kamp hoorde ik dat mensen die naar het treinstation gingen naar Birma werden gedeporteerd. Mijn bestemming, Japan, was dus eigenlijk hniet ongunstig.
3e Transport naar Japan.
Deze tocht heeft een maand geduurd en werd soms opgehouden door de Amerikaanse duikboten. Het eten dat we bijna dagelijks kregen was rijst en vissoep. Je werd misselijk van de lucht,dat door de wind het ruim werd ingeblazen.Ze stonden bij het luik op het dek uit te delen. Ik had net voor vertrek van mijn laatste geld suiker gekocht in Tjimahi, wat ik dagelijks at met rijst om mijn energie op peil te houden.
Aankomst in Japan
Bij aankomst in Modji, Japan werden wij in de middag ontscheept om in de avond met de trein met onbekende bestemming te vertrekken. Het was voorjaar en koud. We hadden slechts onze dunne kleding aan, maar de jappen trokken zich er niets van aan. Nagasaki werd in het voorjaar van 1943 mijn eindbestemming. Wij werden ondergebracht in een ogenschijnlijk nieuw kamp. We zaten nu echt opgesloten. Geen buitenlucht meer ! In vergelijking met het eten aan boord kregen we na aankomst zelfs fatsoenlijk eten.
Ik maakte ook kennis met het genoegen van de Japanners, om te slaan. Ik had iets gedaan wat in hun ogen een straf verdiende en werd naar de wacht gebracht. Ik moest in de houding staan en kreeg harde klappen in het gezicht. De commandant begon en daarna mochten ook anderen hun lusten bot vieren. ik hield staande en gaf ze niet het genoegen om om te vallen.
De reis die we gehad hadden vrijwel zonder eten, het klimaat en mogelijk de eerste Japanse maaltijden brachten mij een nieuwe tegenslag, dysenterie. Na een paar dagen kreeg ik opium dat slechts de pijn verzachtte, maar geen verbetering, laat staan genezing.
Tenslotte werd ik opgenomen in de ziekenboeg, medicijnen waren er niet en ik zag menselijk lijden en sterven om mij heen. Ik vroeg mij af of dit ook mijn einde zou worden . Ik at niet meer. Om toch wat te eten vroeg ik de verplegers om de zacht gekookte rijst voor mij te persen door een doek. In die tijd een onmogelijke vraag ! Ik had gelukkig nog een kleine voorraad zakdoeken waarvan ik er dagelijks een moest afstaan om er de zacht gekookte rijst door de te laten persen, waarna er een dik- vloeibare massa overbleef. Tadjien noemde men dat in Indie.
Twee weken later was ik wonder boven wonder weer wat opgeknapt en werd ontslagen uit de ziekenboeg.
Ik vraag mij nog wel eens af of ik nog had geleefd als ik geen zakdoeken had. Deze heb ik overigens nooit teruggekregen. Ik neem aan dat de zakdoeken onder die omstandigheden niet weggegooid werden. De moraal van de mens was toen reeds gedaald.
Na een week nog hevig “pruttelend” rond gelopen te hebben binnen het kamp, moest ik met de reeds werkenden naar de scheepswerf. Ziek zijn betekende voor de Japanners dat je waardeloos was en dus ook geen eten nodig had. Ik moest dus naar de werf om te werken en de dagelijkse wandeling eindigde voor mij altijd op het toilet om mijn broek uit te wassen en nat weer aan te doen om aan het werk te gaan. Op de werf heb ik van mijn kwaal goed gebruik gemaakt. Vanwege de afstand naar het toilet, en het omlaag komen van de stellages van de boot waar ik aan werkte had ik meer tijd nodig om er te komen. Ik tikte dan op mijn buik en maakte een beweging bij mijn billen. De “hantjou” ,leider van de groep, begreep wat er dan aan de hand was. Hij maakte hier geen probleem van en liet mij weer naar het toilet gaan.
Op een morgen heb ik hem op de proef genomen. We stonden op het dek. Een dekplaat lag niet goed .Met een gebaar vroeg hij om een wig. Ik hield mij voor de domme en haalde enkele keren mijn schouders op om onwetendheid voor te wenden.
Zijn gezichtsuitdrukking zag ik niet veranderen. Zijn woede liet hij merken door mij een paar keer hard in mijn gezicht te slaan. Ik bleef wel staan, doch zag niets meer. Ik vreesde blind te worden. Het was onzeker of het zich zou herstellen. Een mede gevangene constateerde een bloeddoorlopen oog wat zich uiteindelijk weer langzaam heeft herstelt
Het straffen van de gevangenen was een voorrecht voor de Japanse wacht. Het middaguur was de gelegenheid om deze toe te passen. Hierdoor ontliep je ook je “lunch”. Behalve het bekende slaan hadden ze gemenere straffen. Ze gaven je een dunne bamboe, soms iets zwaarder, in handen die je hoog moest houden. Ging je zakken, dan kreeg een flinke tik op je arm. Later zag je ze andere methoden toepassen; het knielen op de eerder genoemde bamboe. Erger was het indien dat stokje in de holte van de knie werd geplaatst en moest zitten op de hielen
De slagen volgden indien je een andere houding aannam. Sadistische methoden waren het.
Uit dit verhaal blijkt niet dat ons leven onderbrekingen kende vanwege de luchtaanvallen.
Op ongeregelde tijden werden we ‘s nachts uit bed getrommeld om enige tijd door te brengen in de schuilkelder. Omdat deze niet waterdicht waren zaten we vaak, midden in de winter, tot onze enkels in het water.
Minder geluk hadden we toen een bom viel nabij het kamp. Het deksel van de schuilplaats bleek er los op te liggen en kwam los van de bak waarin wij zaten. Gelukkig is slechts 1 persoon hierbij overleden. Het leven gaat echter door.
Na dit bombardement leken enkele kippen de geest te hebben gegeven. Toen we uit de schuilkelder kwamen en terug in het kamp waren, liep ik door de keuken en zag in een afvalbak de kippendarmen. Het is goedbeschouwd vlees.
Onder deze omstandigheden weggooien is toch doodzonde dacht ik. Ongemerkt heb ik deze gepakt en daar de koks wat verder in de ruimte stonden en ik dacht dat ze het niet zouden zien, gooide ik “het vlees” in het vuur. Ik genoot al van de lucht. De Nederlandse koks hadden mijn handelen niet gezien, doch doordat ik wat rond bleef hangen,sommeerden ze mij door te lopen. Het “lekkers” liet ik mij echter niet ontnemen en nam de slechts gedeeltelijk geroosterde darmen uit het vuur mee. Om problemen en eventuele gevolgen te voorkomen heb ik het “extraatje” direct opgegeten. De 1e hap was niet smakelijk. De inhoud daarvan was te” kruidig” !? Kunt U zich daarbij wat voorstellen ? Ik heb deze ‘kruidigheid’ genegeerd en alle darmen opgegeten. Dit bracht mij weer wat energie.
Eind 1944 werden onze werkzaamheden verplaatst naar een fabriek dat naast het kamp stond. De tijd verstreek en enig uitzicht op vrede was er nog niet. Er vielen in deze periode vele doden door longontsteking en andere ontberingen. Het aantal doden werd zo groot ,dat ik had berekend dat in dit tempo het kamp na 2 a 3 weken geen bewoners meer zou hebben. Bij mijn internering in 1942 had ik impulsief 1945 genoemd dat deze periode zou eindigen.
In juli 1945 zag het er nog niet naar uit dat het einde in zicht was. In gedachten nam ik mij voor deze termijn steeds weer te verlengen met 1 jaar. Deze gedachte hield ik mijn vrienden voor om moed te houden.Toegeven aan moedeloosheid zou slechts tot de dood leiden. In een vroeg stadium van gevangenschap heb ik dit gezien bij vele lotgenoten.
9-8-1945
Deze dag bracht een ommekeer in ons leven.
Het was een heldere zonnige dag. Reeds enige dagen werden we op het omliggende terrein te werk gesteld om de ravage, van een eerder bombardement, op te ruimen. Iemand zag hoog in de lucht een glinstering van een B-29. Er volgde een luchtalarm. We werden gesommeerd terug te gaan naar de barakken, niet naar de schuilkelders zoals gebruikelijk was. Vreemd ?
Er gebeurde niets dus werden we na een uur weer aan het werk gezet. Lang duurde dit niet want er werd weer een vliegtuig waargenomen. Deze keer geen orders naar de schuilkelders te gaan. Iedereen mocht naar eigen goeddunken handelen. Sommige gingen op de grond liggen achter een verhoging, andere bleven kijken en zagen dat er iets aan parachutes omlaag kwam.
Ik ben impulsief de fabriek ingelopen om dekking te zoeken, ik struikelde en maakte me zo klein mogelijk. Ik zag een flits, raakte verdoofd en hoorde niet dat de hele dakconstructie naar beneden kwam. Toen ik weer bij kwam lag ik in een vierkant van de dakconstructie en zag de ravage om mij heen. Ik ben in het lage gedeelte van het dak uit deze ruimte gekropen en stond in een totaal verduisterde wereld. Met ongeloof bleef ik staan, totaal verbijsterd om wat ik zag. De eerste gedachte die bij me op kwam was om de rugzak met “dierbare” spullen uit de barak te halen, deze stond scheef, in de richting van het explosiepunt. Er waren meerdere collega’s ongedeerd op het terrein
Er werd geroepen om alle rode kruis pakketten te verzamelen. Ik ben toen weer de fabriek ingelopen waar ik een Japanner aantrof die licht gewond en beduusd tussen het puin lag. Ik heb hem eruit geholpen, waarna hij wegliep. Ook een meisje kwam op eigen kracht uit de chaos. Ook ontdekte ik een kampgenoot, die bekneld lag. Met 8 kampgenoten hebben we getracht de balk waar hij onder lag omhoog te krijgen om hem te bevrijden. Hij lag tegen een stalen werkbank van ong.40 cm dik ,waar de stalen balk van het dak dwars overheen lag. Zijn lichaamsbouw was echter zodanig dat we hem er niet onderuit konden trekken. Het oplaaiende vuur en de sterke rookontwikkeling maakte dat wij hem achter moesten laten
Voor allen een onvergetelijk moment.
Onder de mensen die er liepen was geen paniek. Iedereen was bewust bezig met wat gedaan moest worden. Is die desolate omgeving was het een wonder. Het was maar een kleine groep. Hoe en met wie het overgrote deel van de kampgenoten de heuvel bij het crematorium hebben bereikt is mij niet bekend en had niet mijn interesse. Ik zag de chaos, doch had slechts oog voor medegevangenen en mijn eigen welzijn.
Dit relaas is door vele van ons verteld en heeft bij allen een enorme indruk achtergelaten.
We zijn vervolgens met de kar tot aan de voet van de heuvel gelopen en hebben ons aangesloten bij de mensen die er reeds bleken te zijn, met de Japanse wacht. Het waren niet de meest heldhaftige militairen die hun vege lijf hebben gered. Wel lieten ze hier weer horen dat zij de baas waren..
Hier hebben wij de nacht moeten doorbrengen. Geslapen heb ik niet vanwege de ontploffingen en hevige branden die de hele nacht hebben voortduurde.
De dag na de bom
De daarop volgende dag moesten we weer terug en werden verenigd met de groep die hadden gewerkt aan de grot en aan de oostzijde van de stad en op een heuvel hadden gebivakkeerd.
Het verblijf bij de grot betekende daar dat je zou worden vermoord. De Japanners hadden deze bedoeling ook met de gevangenen van mijn kamp nummer 46. Dit heb ik gelezen in een dagboek van een gevangene uit dat kamp. Geen verzonnen verhaal in dit geval.
We passeerden het terrein waar onze barak had gestaan. Het stond er niet meer.
Slechts de stalen geraamten van een fabriek en een dal waar geen huis meer stond. Op de oostzijde van de Urakami rivier moesten we op een open plek orders afwachten. Na 4 dagen moesten we opbreken. De zieken werden op brancards de nabij gelegen heuvel op gedragen door de “gezonde “ mede gevangenen. Het is te begrijpen dat het erg moeizaam ging. Het werden uiteindelijk 4 wandelingen die eindigde om 00.00 u.
Ook een Japans soldaat maakte van deze gelegenheid gebruik om zich naar boven te laten dragen of hij gewond was meen ik te betwijfelen. Begrijpelijk is dat er nogal wat minder prettige wensen werden geroepen.
15.8.1945
Ik meen dat het kamp omstreeks 15.00 u moest verzamelen op de binnenplaats van het kamp. De Japanse kampcommandant deelde wat geëmotioneerd mee dat de oorlog voorbij was. Een bescheiden gejuich steeg op en ook onder ons waren er die het niet droog hielden
Wij waren vrij maar nog niet thuis.
Van enige dreiging of overlast van Japanse zijde was totaal geen sprake. Je zag ze niet eens. Velen zijn de “stad” ingegaan om er rond te kijken. Op een avond namen ze een Amerikaanse soldaat mee naar het kamp van het vliegdekschip dat in de baai was gearriveerd.
Hij moest veel vragen beantwoorden en het zware wapen dat hij bij zich had werd door iedereen bekeken. Het was wel wat anders dan de “proppenschieters” waar wij de oorlog mee in zijn gegaan. Geëscorteerd door ex-gevangenen werd hij teruggebracht naar de haven.
Ik heb mijn vrije tijd doorgebracht in de natuur achter het kamp. Hier bevond ik mij ook toen na ong 3 dagen een bommenwerper heel laag over kwam en pakketten dropte. Het waren geen pakketten doch 2 aan elkaar gelaste drums, inhoud vermoedelijk elk 50 kilo.
De inhoud bestond uit allerlei etenswaren, koekjes, chocola, sigaretten e.d. Enkele barsten open en nu kon je naar hartenlust genieten van het lekkers. Mijn keuze was de Herschi gevitaminiseerde chocolade. Een godengeschenk na de barre omstandigheden, de vissoep en ‘kruidige’ kippendarmen waar ik de afgelopen drie jaar op heb overleefd.
Het weerzien met mijn ouders, waar ik zo naar verlangde, kwam pas 7 maanden later., na een periode van 3 maanden Manilla, vervolgens een zelfde periode Borneo en tenslotte een kort verblijf in Australië.
Dit is het verhaal van mijn vader en ik hoop dit verhaal bijdraagt om anderen voor te houden, dat begrip, respect en verzoening de partijen tot elkaar kan brengen en dat we op deze wijze tot een betere wereld te komen.
5. Afsluiting | Yukari Tangena-Suzuki
Dames en Heren, ik hoop dat U niet te moe bent na zo’n dag. Het was een genoegen voor mij en mijn collega’s om dit jaar weer een Dialoog conferentie te organiseren. We hadden een ambitieus plan, maar we hebben het overleefd.
Ik zou graag eerst spreken over onze activiteiten in Japan. Op onze laatste conferentie heb ik aangekondigd dat we van plan waren een Dialoog conferentie in Japan te organiseren. In november afgelopen jaar hebben we samen met de Nederlandse ambassade in Tokio ongeveer 50 studenten uitgenodigd voor een studiemiddag. In het programma lieten we de film “arigato” zien, die we ook vertoonden op onze laatste conferentie in Nederland. Na een welkomswoord door Men. Arjen van den Bergh van de ambassade heb ik gesproken over de achtergronden en het doel van de Dialoog in Japan. Daarna gaf Prof. Orita een presentatie over wat er gebeurde in het voormalige Nederlands Oost Indië. De professor legde uit dat die gebeurtenissen nog steeds een schaduw werpen over Nederland. De studenten waren verbaasd om over dit deel van hun eigen geschiedenis te leren, net zoals ik meer dan 30 jaar geleden verbaasd was. In de geschiedenis lessen werd hun dit nooit verteld en ook de moderne internet diensten lijken niet te helpen om hier kennis van te nemen. Ter plekke werd ook het net gepubliceerde boek “Geknakte Bloemen” in het Japans vertaald door Prof. Muraoka, verkocht!!
Er wordt wel gezegd dat tegenwoordig de Japanse politici meer naar de rechtervleugel neigen. Ik ben bang dat de houding tegenover het geschiedenisonderwijs een speerpunt van de rechtse ideologie is.
Direct na de studiemiddag werden de studenten uitgenodigd om Nederlandse oorlogsslachtoffers te ontmoeten. Deze waren uitgenodigd met hulp van het Japanse Ministerie van Buitenlandse Zaken. De studenten waren heel actief met hen aan het praten en ik ben zeker, dat wat ze die dag geleerd hebben, hen zal bijblijven en iets nieuws in hun leven zal creëren. In hun terugkoppeling las ik een grote dankbaarheid voor een zeer waardevolle ervaring: “Ik heb oorlogen vanuit een politiek en historisch standpunt bekeken, maar nu heb ik geleerd dat oorlogen ook gaan over individuen met spijt en pijn; als een Japanner ben ik blij dat ik iets geleerd heb dat ik voorheen niet wist, namelijk wat het Japanse leger deed; ik realiseerde me dat we alleen over de oorlog leren met Japan als slachtoffer. “
Ik weet dat we maar een klein beetje invloed hebben, maar we hopen dat we kunnen blijven werken om de mensen te stimuleren om zich meer bewust te worden van de agressie van ons land in de laatste oorlog. Gelukkig heeft de ambassade ons gevraagd dit jaar hetzelfde te doen en we zullen in November een Dialoog in Japan hebben met als gastspreker Prof. Aiko Utsumi. In December ben ik ook van plan een documentaire te laten zien die gemaakt is door een Japanse filmmaakster met als titel: “Tranen van Kinderen”, over kinderen uit Nederlands Indië met Japanse vaders.
Let alstublieft op onze nieuwsbrief!
Nu terugkomend op onze conferentie van vandaag. Het kostte ons bijna een jaar om deze conferentie voor te bereiden en het was ook weer een leerproces voor de werkgroep.
Dit jaar hebben we geprobeerd om naar het beginpunt van de Dialoog conferentie terug te gaan. We hebben ook geprobeerd ons te focusseren op het krijgsgevangenenkamp in Nagasaki, omdat we beslisten om samen met het “POW Research Network” in Japan een project te ondersteunen voor een monument om de krijgsgevangenen te gedenken, die stierven in kamp Fukuoka No. 2.
In het begin droomde ik er alleen maar van om Melinda als spreker te hebben. Maar tot mijn grote verbazing zei ze ogenblikkelijk JA tegen mijn nederige vraag om een presentatie te geven op deze conferentie, zelfs al konden we haar vliegtickets niet betalen. Ze nodigde zelfs Takemi Wada uit Kamaishi uit. Ik ben zeker dat Takemi onze boodschap mee terug neemt naar Kamaishi.
Ik was verheugd dat Melinda op haar eigen leven terugkeek toen ze Wim’s leven onderzocht. Het lijkt erop dat ze niet alleen van buitenaf toekijkt als ze de confrontratie aangaat of zich verzoent met haar vriend Wim, maar dat ze ook haar eigen reis begint om naar haar eigen leven te kijken. Haar gevoelige en nederige manier om naar dingen te kijken herinnerde mij aan het woord: “De armen van geest” bij de preek op de berg. De preek op de berg is wat Jezus op de berg leerde volgens het evangelie van Matteus: “Gezegend zijn de armen van geest want van hen is het koninkrijk van de hemel.”
Als een feit verklaarde Adrie, de tweede moeder van Wim op de eerste Dialoog conferentie hoe Wim als therapie bij zichzelf te rade moest gaan en diep graven om van het trauma te herstellen. Toen zei ze dat dit soms gebeurde tot frustratie van zijn vrouw Ada, die daarentegen Wim wel altijd steunde. Deze opmerking laat zien wie Ada is. Ze ondersteunde Wim niet alleen maar ze verzorgde hem gedurende zijn lange pijnlijke ziekte in de laatste 7 jaar van zijn leven. En uiteindelijk ondernam ze de lange reis naar Indonesië en verspreidde de as van Wim naast het graf van Nel, zijn moeder, die hij zo liefhad en die de bron van inspiratie voor zijn leven was. “Ootmoedig” is het juiste woord voor haar. “Gezegend zijn zij die ootmoedig zijn, want zij zullen de aarde erven.”
Prof. Muraoka stelde de vraag wat betekent verzoening nu echt. Hij probeerde dit duidelijk te maken door de essentie van vergeving en verzoening te gebruiken. Met alle onrecht van naties, inclusief Japan, vraag ik me af wat is een natie/land? Een natie zwijgt vaak om de wrede daden uit het verleden te bedekken. Afgelopen woensdag las ik in een Japanse krant dat Minister Timmermans een persconferentie gaf en opnieuw bevestigde dat hij de Kono verklaring volledig ondersteunt, die zegt dat het Japanse leger vrouwen dwong als sexslaven in de oorlog. Ik ben zeker dat wij ook achter deze verklaring staan. Maar waarom moest de Minister dit weer richting Japan bevestigen? Onrecht is wanneer een fout gezien wordt als juist. Ik realiseer me dat we in mijn land nog veel huiswerk moeten doen. Ik ben er zeker van dat iedereen het met Prof. Muraoka eens is, speciaal zij die honger en dorst hebben naar rechtvaardigheid. “Gezegend zijn zij die honger en dorst hebben naar rechtvaadigheid, want zij zullen gestild worden.”
Omdat ze een presentatie moest geven op deze conferentie kreeg Patty voor het eerst een kans in detail te luisteren naar haar vaders ervaringen in de oorlog. Haar vader Dick vertelde me eens dat wanneer hij gevraagd wordt naar zijn oorlogservaringen, hij alleen antwoordt op wat gevraagd wordt en niet meer. Het resultaat van de dialoog tussen vader en dochter is iets wat me niet echt aangaat, maar ik ben zeker dat ze hun relatie verdiept hebben, omdat ze nu veel meer dan voorheen weet hoe ruimdenkend en sterk van geest haar vader is. Toen ik hoorde over de scene waar Japanse soldaten met hun bajonetten gevangenen neerstaken, die geprobeerd hadden te vluchten, herinnerde ik me een artikel in een Japanse krant van Mei jongstleden, waar een 94-jarige Japanse ex-soldaat vertelde. Hij kreeg het bevel van zijn officier een Chinees met zijn bajonet neer te steken. Sindsdien heeft hij geleden onder zijn aktie. Hij schreef dat er nooit meer oorlog moest komen en dat er geen rechtvaardige oorlogen zijn. Niet alleen Dick en zijn kampgenoten, maar ook deze ex-soldaat hebben veel te betreuren. “Gezegend zij die bedroefd zijn, want zij zullen getroost worden.”
Vandaag hebben we hoofdzakelijk over Wim gesproken, maar we hebben vele andere onvergetelijke mensden in de Dialoog werkgroep. Wims tweede moeder, Adrie Lindeijer, Herman en Annie Goudswald en Els Michielsen. Haar dochter Antoinet is ook hier. Zij hebben ons waardevolle erfenissen van geloof en liefde nagelaten. Ik realiseer me nu meer en meer dat we de verantwoordelijkheid hebben om de woorden van Wim te koesteren en te bewaren: “Mensen van Kamaishi, ik vraag jullie vergeving omdat ik de Japanners altijd gehaat heb.”
Beste vrienden, wat denken jullie dat ons beweegt? Waarom zou Melinda helemaal naar Nederland willen komen om ons te vertellen over Wim en zijn moeder Nel? Hoe kon Ada Wim ondersteunen en hem helpen in zeer moeilijke omstandigheden? Wat gaf Prof. Muraoka zo sterk de honger en dorst naar rechtvaardigheid en leidde hem en zijn vrouw Keiko naar Aziatische landen om gratis presentaties te geven? Wat zorgde ervoor dat Dick niet in haat leefde ondanks zijn verschrikkelijke ervaringen? Waarom besloot Andre uiteindelijk om ons te vertellen over zijn vader? En waarom zijn we hier?
Ik denk dat het hoop is die ons voortdrijft. Hoop op een betere wereld.
Kijk naar de wereld van nu! Is die beter dan 70 jaar geleden? Ik moet soms huilen omdat ik zo machteloos ben. Ik voelde eens dat alles wat ik deed nutteloos was. Ik voelde me hulpeloos. Toen hoorde ik een kleine stem: “Jij bent het licht van de wereld!”
Ik heb hoop door de woorden: “Wij zijn geschapen naar zijn evenbeeld.” Ik heb hoop in de woorden die me gezegd zijn: “Jij ben het licht van de wereld.” Of je wel of niet een Christen bent, echte hoop eindigt nooit met een teleurstelling omdat je het licht van de wereld bent.
Laten we samen werken aan een betere wereld. Dat is de kracht van verzoening.
Nogmaals heel hartelijk dank dat U vandaag naar de conferentie gekomen bent. Ik hoop U volgend jaar weer te ontmoeten.
6. Evaluatie formulier
======================================================================
In lunchtijd wordt er gecollecteerd voor:
Een monument voor de krijgsgevangenen omgekomen in Fukuoka Kamp 2 in Japan
De werkgroep Dialoog Nederland-Japan-Indonesië wil graag uw aandacht vragen voor het volgende.
Recentelijk ontvingen wij informatie uit Japan dat er een plan is om in Nagasaki een monument op te richten voor de 72 omgekomen krijgsgevangenen in het Fukuoka Kamp 2.
De onthulling kan plaatsvinden op 15 augustus volgend jaar. Dat is op de 70ste herdenking van het einde van de 2e wereldoorlog.
Wij als werkgroep Dialoog Nederland-Japan-Indonesië vinden dit een opvallend initiatief vooral omdat het door Japanners zelf wordt gedaan, niet door de overheid. Zij willen een zichtbaar teken om de omgekomen krijgsgevangenen te blijven herdenken op de plek waar het kamp zich bevond.
Deze ontwikkeling in Japan is geheel in lijn met het werk van Dialoog Nederland-Japan-Indonesië.
Het plan van de Japanse Commissie kost €22.000,- en nog eens zo’n bedrag voor het onderhoud.
Vandaag hoort u meer achtergrond van de hr. Schram.
Er is in de lunchpauze een collecte hiervoor. U kunt ook geld overmaken op onderstaand rekeningnummer.
Fijn als u dit bijzondere plan in Japan wilt steunen!
Namens de Werkgroep Dialoog Nederland-Japan-Indonesië,
Mevr. Yukari Tangena-Suzuki
040-8449415
Voor alle duidelijkheid:
Geen van de leden van de Werkgroep Dialoog Nederland-Japan-Indonesië, heeft een zakelijke relatie met de Commissie in Japan die het monument gaat realiseren.
Wij zullen wel die commissie om een financiële verantwoording vragen.
A.u.b. uw gift overmaken naar: NL12 ABNA 0592 4298 81 Y.Tangena-Suzuki in Valkenswaard
Als u een ontvangstbewijs uit Japan wilt ontvangen, zet dan uw adres erbij.
======================================================================
EVALUATIE FORMULIER
Met behulp van uw antwoorden kunnen we volgend jaar een goede Dialoog maken.
Bij voorbaat onze dank!
Graag uw antwoord omcirkelen of invullen!
1. Zou u volgend jaar weer willen deelnemen ? . . . . . . Ja . . . Nee . . . Weet ik niet
2. Over welk thema zou u meer willen horen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3. Wie zou u graag horen? Of heeft u zelf een goed verhaal? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4. Wilt u meewerken aan Dialoog Nederland-Japan-Indonesië . . . Ja . . . Nee . . . Ik twijfel
Bij Ja of twijfel:
Wat is uw vaardigheid? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Of omcirkelen: talenkennis , gespreksleider , computerwerk , geschiedenis , PR-werk
5. Wat kan beter / wat mist u? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Of omcirkelen: bekendheid (PR) , jonge mensen , betere locatie , vrolijkheid
6. Wie uit uw familie- en/of kennissenkring kunnen we uitnodigen voor de Dialoog conferentie?
Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Email: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Email: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Email: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7. Graag uw ideeën / opmerkingen:
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Uw achternaam …………………………………… (verder invullen als uw gegevens niet bekend zijn.)
Uw voornaam ……………………………………………………………..
Tel nr. of Mobiele nr. ……………………………………………………………..
Email adres ……………………………………………………………..
Postadres ……………………………………………………………..
Vanzelfsprekend worden uw gevens alleen door de werkgroep gebruikt en alleen Dialoog N-J-I
Dialoog is een niet gesubsidieerde organisatie; wij werken uitsluitend met vrijwilligers!
Dialoog Nederland-Japan-Indonesië
Ambonplein 61, 5641GB Eindhoven tel: 040-2439786 of: 06 – 2397 0420 Mail:
Vanzelfsprekend worden uw gevens alleen door de werkgroep gebruikt en alleen Dialoog N-J-I
Dialoog is een niet gesubsidieerde organisatie; wij werken uitsluitend met vrijwilligers!
Dialoog Nederland-Japan-Indonesië
Ambonplein 61, 5641GB Eindhoven tel: 040-2439786 of: 06 – 2397 0420 Mail: