“The Pacific war, our present and our future”

2 december 2000, Mennorode

inhoud

  1. Woorden van Welkom
  2. On reading Hayashi Eidai’s book and Dr. Lindeijer’s Diary 1
  3. On reading Hayashi Eidai’s book and Dr. Lindeijer’s Diary 2
  4. Different stories on the Japanese in Indonesia: the SMGI-collection
  5. Kinderen zijn altijd de slachtoffers
  6. Na mijn bezoeken aan Japan
  7. Slotwoord

1. Woorden van Welkom ⎮ Takamitsu Muraoka

(A member of the Japanese Christian Fellowship)

Het is mij een groot voorrecht en plezier, deze tweede Nederlands-Japanse conferentie rond het oorlogsverleden te mogen openen. De voorafgaande bijeenkomst, die op 29 juli jl. te Nijkerk plaatshad, stond duidelijk in het teken van bewuste toenadering tussen de twee volken, en dit tegen de achtergrond van een periode van zware en pijnlijke ervaringen. Men luisterde aandachtig naar getuigenissen, verhalen over persoonlijke belevenissen, hoe deelnemers hadden getracht, dit verleden te verwerken, met succes al dan niet, of wat mogelijkheden en taken er zijn, om dit doel te bereiken. Onder de aanwezigen waren diegene, die dit pijnlijke verleden persoonlijk hadden meegemaakt, gezinsleden, kennissen en vrienden van hen. Aan de andere kant waren Japanners, die gelukkig in de jaren viertig nog niet oud genoeg waren om als soldaten dienst te doen of pas na de oorlog in de wereld kwamen. Voor zover ik weet was er onder hen niemand die in hun eigen gezinskring Japanse soldaten had, onder wie Nederlanders hadden geleden. Zij waren opnieuw of mogelijk voor het eerst geconfronteerd met zware bladzijden van hun eigen nationale geschiedenis. Veel van hen lieten hun berouw en verdriet blijken, zei het openlijk, zei het stilzwijgend. Ze zagen in, hoe belangrijk het leren kennen van geschiedenis is, niet alleen om objectieve feiten te leren, maar vooral met het oog op het heden en de toekomst.

Aanleiding van de eerste conferentie was de achtereenvolgende publicatie in Japan van twee boeken: E. Hayashi, Memories of Indonesia: Dutch Internment Camps (2000, Tokyo), waarin belevenissen van mw A. Goudswaard en zusters Groenevelt, allemaal vandaag aanwezig, zijn verteld, en E.W. Lindeijer, Kussjes aan Nel en kinderen: Van een Nederlandse krijgsgevangene in Japan (2000, Tokyo), een dagboek in de vorm van brieven gericht aan zijn gezinsleden thuis, waaronder de auteurs oudste zoon, ook aanwezig vandaag samen met zijn moeder. Door de publicatie van zo’n boeken, commercieel niet winstmakend, probeert men het brede publiek, vooral de na-oorlogse jeugd, te bereiken, om het te bewegen tot het nadenken van het verleden en eruit conclusies te trekken t.a.v. het heden en de toekomst. Vanmiddag zullen we iets horen van wat impact deze boeken al hebben gehad. In het verleden is het ook gebleken, dat niet alleen Japanners, maar ook Nederlanders iets nieuws kunnen leren over hun eigen geschiedenis en betrekkingen met andere volken. Uit dit perspectief ook biedt het programma van vandaag iets aan.

Ik laat me deze gelegenheid gebruiken, om u te vertellen over een aantal dingen die tussen de twee conferenties zijn gebeurd.

Kort na de eerste conferentie heeft juist in dit centrum een jaarlijkse conferentie van Japanssprekende christenen uit verschillende Europese landen en ook daarbuiten plaatsgevonden. Er zijn maar liefst 276 mensen gekomen onder het thema “Verzoening aan het kruis en verder”. De conferentie is georganiseerd door the Japanese Christian Fellowship Church of the Netherlands onder leiding van dhr Ishii, ook aanwezig hier. Onder de sprekers was mw Annie Goudswaard, die op de hele groep een zeer diepe induk maakte. Een onder ons leidinggevende predikant, die op de volgende dag aan de beurt kwam, had blijkbaar de geschreven tekst van zijn preek radicaal herschreven in het licht van wat hij uit de mond van mw Goudswaard een dag eerder had gehoord.

Begin augustus, in een kerkdienst die dr en mw Lindeijer bijwoonden, bad de minister voor Japanse slachtoffers van Hiroshima en Nagasaki.

Op 29 oktober waren een lid of 15 van de stichting Boete en Verzoening —-de voorzitter en tweede secretaris ervan hier onder ons —-aanwezig in een zondagdienst van de Japanse kerk in dit land en legde belijdenis af en vroeg om veergeving voor daden gepleegd door hun voorouders in Japan in 1638. Vervolgens heeft de Japanse gemeente schriftelijk gere¨ageerd om haar vergeving te bevestigen en om vergeving te vragen voor daden van hun voorouders, niet alleen soldaten.

Intussen zijn recensies van de twee boeken verschenen in verschillende Japanse kranten, zowel landelijke als regionale. Wat effect die op de verkoop ervan hebben gehad is nog niet bekend.

Tenslotte, ik wil mijn diepe wens en hoop uitspreken, dat u deze tweede conferentie als leerzaam, verreikend, heilzaam, en aangenaam ervaart.

2. On reading Hayashi Eidai’s book and Dr. Lindeijer’s Diary 1 ⎮ Yukari Tangena – Suzuki

(A member of the Japanese Christian Fellowship Church of the Netherlands)

I was born six years after the war ended. My grandparents and my parents often told me about their experiences under air raids or evacuation life in a mountain village or how and what they had to give up of their immovable property after the war. I now realize how fresh memories they were talking about while I paid not much attention to it as if it were one of their old stories. But I did understand how awful and miserable a life the war could cause because we still saw many disabled veterans begging at corners of busy streets in downtown Tokyo around 1960. It was quite shocking for me to see a group of people wearing strange white clothes under which they normally had no legs or no arms or sometimes neither of them. But to me the cruelty of the war meant that they had to run away through burning bodies from the sea of fire after American B-29 dropped firebombs, or hell sights of atomic bombs in Hiroshima and Nagasaki. In other words I could only picture our own people suffering until I met one Korean boy who made me aware of misery of people on the other side. I was then a 17-year old exchange student at an American high school. That was the time when normal high school students talked about the war and peace since the Vietnam War was still going on. I met many other exchange students in that area from all over the world. Once I was chatting with this certain Korean boy. We were talking about our families and ourselves when he suddenly demonstrated his ability to say a few words in Japanese with his big smile. CHOOSEN-JIN NO BAKAYAROO. It was the grossest insult to his people in Japanese. I still remember clearly how my brain, body and heart got frozen instantly. As soon as my frozen body started thawing I burst into tears saying, ‘I’m sorry, I’m sorry.’ The boy did not understand what had happened and said, “I’m sorry. I did not mean to hurt you.”

That was my first visit abroad and it made me very conscious of my identity as Japanese. I was proud as Japanese and wished that many foreigners would think of Japan as a wonderful country. I even thought I was responsible for promoting a better image of the country. My “I’m sorry” at that time was driven by the strong sense of identity and of justice. But at the same time I was very furious at Japan and its society and its regime. The more I criticized and blamed Japan and its society the more I could satisfy my sense of justice. I did not know then how hypocritical I was. I was happy because I thought I was a little bit better, at least better than those Japanese adults who caused all sorts of trouble and did not seem to realize what they had really done. This great feeling blinded me to my own arrogance. I became very ashamed of myself when I read Rev. Shirabe’s answer to Mr. Hayashi: —They say that I was kind to the prisoners of war because I was a Christian. But it was not so. It is only that other Japanese did not understand how concentration camps for prisoners of war should be or they had never thought of the situations of the prisoners.— I thought he could have been very proud of being Christian but he only said what reminded me of the words said on the cross by Jesus: “Father, please forgive them because they do not know what they are doing.” My sympathy is with each one of those who had to suffer physical and mental wounds caused during the war. Whenever I think of those sufferings my heart almost bleeds. But I learned I have no one to blame because arrogance is the root of all discord. These books taught me how important it is to inquire into oneself carefully.

Now, let me tell you something more about these two books which uncovered very dark pages of our national history almost 60 years ago. It was not normal time but wartime. There were assailants and victims. The enormity of sufferings inflicted on the victims makes me shudder. Even more dreadful is the fact that these assaults were carried out by Japanese, mycountry men. I’m sure that a lot of people could not help shedding tears while they read these books because they remind us the sorrow and despair which those victims had to bear. However, the main theme that emerges is not the usual one that I was familiar with. I was used to the pattern that the so-called former Yappen-camp victims deepen and nurture their hatred of Japanese. As a Japanese living in this country I have been always interested in relationships between the two countries. specially the saddest period in the mutual relationship of these countries during the last war made me very sensitive to whatever is written or spoken about this period. But unfortunately there are always same stereotyped patterns of stupid and cruel Japanese everywhere. Sometimes I even thought they were really trying to brainwash all Dutch people to dislike and to look down on us. Especially until a certain cabaretier died several years ago, the New Year’s Eve was not a happy occasion for me. Maybe it is a strong word but national hatred towards Japanese seemed to be agreed secretly among Dutch people. And I had to accept it to live here. But strangely enough I must say I have never experienced any personal irritations in my life here, just because I am Japanese. Everyone around me is kind and helpful. Only once the mother of a friend of mine suddenly started telling me about her experiences in a Yappen-camp. She did not blame me for anything but I sensed her cold rejection. By all these experiences I have formed an equation: ‘The guilt of Japan still remains and applies to every Japanese. And I am Japanese. Therefore I am not completely accepted in Holland.’ This equation shaped my attitude. I’d better be quiet and make myself as inconspicuous as possible so that they do not notice me, as a Japanese proverb says, “if you do not disturb gods they wouldn’t do you any harm.”

I still remember a sense of relief I had when I read a biography of Leo Geleijnse translated by Prof. Namba. Mr.Geleijnse had also an awful experience in a camp and had to live on with his unhealed wounds after the war, that made his life so difficult and miserable. In the midst of his troubles he met Jesus and was liberated from his captivity of hatred. It was my first encounter of a different attitude of a former prisoner of the internment camp.

Mr. Lindijer wrote his letters in the middle of his sufferings but I could only see his wonderful optimism based on his faith in God. He even admitted that his faith had grown through his terrifying life as a prisoner. I am not sure if this book expressed everything he wrote or wanted to write, but the more I read this book the more I am amazed at his great personality. The letter written to his son, Wim, on his 7th birthday shows his strong faith and dignity and surely impresses everyone who read it.

At our Japanese bible camp last summer, Mrs. Goudswaard told us a story of her memory in Indonesia during the war. I suddenly realised then that there were such people who tried to extend their hand to reach us in spite of their dreadful experiences with Japanese. My equation was not correct. It was not good enough to become a formula at all and must be abandoned. I should not think it natural that Dutch keep hating us, for such an attitude on my part would keep and leave them in the muddy puddle of hatred. It is time for me to give up staying quiet and curling up myself in a shell. I confess and ask you to forgive me that I pretended as if I did not see nor hear and ignored these matters. It is a fact that the Japanese made the Dutch people suffer in the most devilish manner during the war. People could become very cruel and disgusting creatures in certain situations. I beg your generous pardon from the bottom of my heart for some of you had to lose your dear father or mother or your brother or sister in such horrible ways. I am very sorry for some of you had to live day after day even after the war with such awful memories caused by my countrymen. Please give us a chance to create a better relationship so that we can work together for a better world in peace.

Last month several Dutch members of Reconciliation and Penance Foundation attended our Japanese Church service. They told us about the Dutch giving a hand in martyring Japanese Catholics in 1638 and asked us for our forgiveness. We shared a wonderful time together as citizens of our Lord’s Kingdom. But frankly speaking, it seemed rather strange for me to say, “Yes, I forgive you”. It is not because I blame the Dutch people for the attack but simply because I am not conscious of being a victim in this case. At first I thought a difference in culture or values made me uncomfortable. Then I tried to figure out how a young Dutch person who does not know anything about Japanese internment camps would react, if I apologize him for what had happened. Would he say “Yes I forgive you?” I think there lies a deep gap between someone regretting and apologizing for one’s personal faults and doing so for faults for which one is not personally responsible. However, as we experienced in our joint service, we can feel Lord’s great love and receive the Holy Spirit abundantly if we confess our sins to our Lord together. Only God can forgive our sins. We are not entitled to forgive any sins but are ordered nothing but to love fellow men. It is not an easy task to love everyone and it seems even impossible to love someone who did some harm to me. But C.S. Lewis, an English theologian, wrote in his book that we are doing it everyday. He says we still love ourselves while hating all wrong things we do. I love myself not because I think I am a good person. It is the other way round. My self-love makes me think myself to be a nice person. We normally can see how awful persons we are as we are sober enough. But we can still love ourselves. Jesus told us “You should love your neighbour as yourself.” I am sure these are the key words to open the door to reconciliation. And the wonderful people we met in these books must have kept telling these words to themselves and to their children. They listened to what Jesus told them and showed us the beautiful examples. As Mrs. Goudswaard described in the last conference those little pearls are everywhere in these two books. And I believe these people were the testimonies to God’s presence even in that horrible war. Our Lord must have been working very hard to help them to resist satanic temptations. He was there with them. We can now see it clearly that He is a living God who works with us to rule our history. We often hear that there is no god because the world is full of misery. But if it should be the case, the world would be in complete darkness in despair. I firmly believe in God’s presence even when we have to go through the worst situations. Otherwise how can you explain these little pearls having been glowing in the utmost darkness even after almost sixty years?

According to Dr. von Weizsa¨cker, former federal president of Germany, we must not close our eyes or ears to physical and mental violence committed in the past because that would make us blind to the present. We have received an uneasy inheritance. All of us ought to bear the responsibility from the past no matter how old or young you are and no matter how guilty or innocent you are. And as we will remember and bear responsibility from the past we mustn’t forget to engrave in our hearts the work God had done for them. For this very reason these two books are truly valuable.

We say that we all seek peace, justice and freedom so eagerly but in reality we still see even more miseries everywhere on this earth. And I see myself giving way to my own comfortable life. I have no excuse to my Lord for what is happening in the world because I can not say that I was not there. When I accepted to give my talk and while I was preparing this talk I kept hearing the voice asking “Adam, where are you?”

3. On reading Hayashi Eidai’s book and Dr. Lindeijer’s Diary 2 ⎮ Hiroshi Ishiguro

(Japanese research student at Delft University)

Het was precies deze tijd vorig jaar. Ik voegde me bij een kleine groep Japanse mensen naar een lezing gegeven door dr. Wim Lindeijer en mw. Adrie Lindeijer bij een vriend van mij dr. Koji Kuramoto. Het onderwerp: Indonesie¨ tijdends de Tweede Wereldoorlog.

Ik ben geboren in Yokohama, Japan, in 1971. Mijn moeder, geboren in 1935, heeft de oorlog bewust meegemaakt en deze overleefd. Zij verhuisde naar het platteland dichtbij de stad Hiroshima. Mijn vader was geboren in 1920 en moest dienen als soldaat in het Japanse leger in de U.S.S.R. Helaas overleed hij toen ik 13 jaar oud was. Ondanks dit vroege verlies heb ik verhalen van hem gehoord over zijn persoonlijke ervaringen die mij, ik denk meer dan bij de meeste anderen van mijn generatie, bewust hebben gemaakt van geschiedenis en de gevolgen van de oorlog.

Om eerlijk te zijn, echter, moet ik toegeven dat mijn kennis van de Japans e´n Nederlandse geschiedenis in Indonesie¨ tijdens de Tweede Wereldoorlog beperkt was. Bovendien vond ik het heden meer belangrijk dan het verleden en beschouwde de oorlog als een afgesloten hoofdstuk waar ik nooit deel van uitmaakte. Tot na deze lezing…

Nu, inmiddels meer van de oorlog afwetende, realizeer ik me dat sommige dingen nog niet afgesloten zijn. En ik was dankbaar dat ik de kans heb gekregen kennis te kunnen nemen van deze huidige effecten en gevolgen die er nog zijn. Zeker als een Japanner verbijvende in Nederland.

Voor zover ik nu weet is deze kwestie tussen Nederland en Japan aangehaald in elk schoolboek. Echter, ik kan me van dat gedeelte niet veel meer herrineren. Omdat mijn kennis over dit onderwerp zo beperkt was, ben ik voor de lezing informatie gaan verzamelen van het internet en uit diverse boeken en artikelen.

Tijdens deze lezing hoorde we over een hoop onnodig en wreed geweld en mishandelingen door het Japanese leger in het afgeschermde gedeelte van het internegingkamp waar dr. Wim Lindeijer verbleef. Daarbovenop verloor hij ook zijn moeder in dit kamp. Het mag overbodig blijken te hoeven vermelden dat hij Japan zelfs een lange tijd na de oorlog nog steeds haar daden verweet.

Hij vertelde echter, dat na het lezen van zijn vader’s dagboek, zijn gevoel langzaam begon te veranderen. In dit dagboek schreef zijn vader over de vriendschap die ontstond tussen hem en een Japanse bewaker, Meneer Iwashita.

Het was dit, en de uitnodiging naar Mizumaki in Japan 1995, om de eerste nagedachtenis ceremonie samen met de Nederlanders en Japanners bij te wonen, dat hem in zijn mening over deze kwestie begon te doen veranderen.

Wat ik in het dagboek las raakte mij. Over alles heen kon ik de liefde die hij had voor zijn familie voelen, terwijl hij in de harde kille situatie verkeerde bij het werken in de mijnen. Ik en mijn vrienden waarmee ik hierover sprak, voelde hetzelfde bij het lezen van dit dagboek. Wij waren onder de indruk dat een iemand in die situatie sprak zonder haatdragende woorden. Misschien was hij op zijn hoede voor controle van wat hij schreef. Maar het spreekt wel voor het karakter van een persoon als hij zelfs open was voor vriendschap, helemaal in deze situatie, met iemand van de tegenzijde.

Bij deze lezing kreeg ik een idee voor een mogelijke oplossing voor het helen of verzachten van deze pijnlijke plek. Ik geloof erin dat er van de haat jegens Japanners afgekomen kan worden… Maar alleen met comminucatie met Japanners. Daarom vroeg ik dr. Wim Lindeijer ‘Zou het niet mogelijk zijn om een soortgelijke ceremonie in Nederland te houden, samen met Nederlanders en Japanners?’ Hij geloofde dat dat mogelijk zou zijn.

Ik was blij dat deze lezing afgesloten kon worden met een meer positief uitzicht op de toekomst.

Iets wat mij ook duidelijk werd is dat er nog steeds ernstige psychologische problemen zijn, voortvloeiend uit deze oorlog. Ook hoorde ik over de maandelijkse demonstraties die gehouden worden voor de Japanese ambasade. Ik verzocht hem mij een keer mee te nemen naar deze demonstratie daar ik meer inzicht en begrip wilde krijgen in de gevoelens en meningen van deze groep mensen.

Na deze lezing ben ik vele boeken gaan lezen over dit onderwerp, om meer van de geschiedenis te weten te komen. Wat ik heb kunnen concluderen is dat er slechts gegevens waren over de globale gebeurtenissen, maar dat juist de individuele ervaringen belangrijk waren in deze kwestie. Ik kon me alleen een goede voorstelling maken van de geschiedenis door wat ik las aan te nemen, daar het onmogelijk is de individuele ervaringen allemaal samen te voegen.

Natuurlijk is het belangrijk de geschiedenis te bestuderen om inzicht te krijgen in de tegenwoordige situatie. Maar desondanks is het zeer moeilijk om over dit onderwerp te praten, zelfs met Japanners, omdat zoals ik al eerder zei, de persoonlijke individuele ervaringen en geschiedenis van deze oorlog wezenlijk anders kunnen zijn. Echter denk ik dat het niet zo moeilijk is om in onze meningen overeen te stemmen om zo een goede relatie tussen de Nederlanders en Japanners te herstellen. Dit op basis van onze kennis van nu.

Onder de gewone mensen in het na-oorlogse Japan, denk ik dat we de kwesties van de oorlog hebben genegeerd om ons gewone leven weer te kunnen oppakken en het land weer terug op poten te krijgen. Waarschijnlijk was dit ook zo voor Nederland, na de oorlog. Ik vrees echter dat mede door deze aanpak, we totaal voorbij zijn gegaan aan de individuele psychologische schade die is opgelopen. Daarom is de publicatie van dit boek in Japan en Nederland erg waardevol voor juist die mensen die zoeken naar een manier om van deze psychologische schade af te raken en antwoorden te vinden. Dit zal een mogelijkheid openen voor het vinden van een oplossing van dit hedendaagse probleem. En een mogelijkheid openen om vrede te vinden in de toekomst. In hart en ziel…

Dus op een regenachtige dag in Februari 2000, ging ik samen met wat vrienden met Dr. Wim Lindeijer naar de demonstratie van de SJE (Stichting Japanse Ereschulden) bij de Japanse ambasade in Den Haag. Het was een van de meest indrukwekkende ervaringen in mijn leven tot nu toe. Toen wij daar aan kwamen waren er al 10 leden. Toen we verder naderden werden de spandoeken goed zichtbaar. Op een van die spandoeken was een afbeelding te zien van drie overleden mannen die met prikkeldraad aan hun handen vastgebonden hingen. Zij hadden alle drie een buikwond.

Dr. Wim Lindeijer introduceerde ons een van de leden. Een ander kwam naar ons toe en vertelde ons met tranen in de ogen het verhaal achter de afbeelding op het spandoek. Ik werd verteld dat afgezien van een aantal journalisten, nooit eerder Japanse bezoekers aanwezig waren geweest.

Hoewel er een aantal mensen vriendelijk met ons probeerde te praten, zag ik ook dat een hoop mensen ons ontweek. Het deed me zeer, maar ik kon hun standpunt begrijpen. Sommige mensen kwamen naar ons toe en zeiden dat ze deze demonstratie niet tegen gewone Japanners hielden, maar tegen de Japanse regering. Ik kan me niet herrineren wat ik antwoorde, maar ik merkte dat de comminucatie gevoelig was. Voor mijn gevoel kon ik geen voldoende reactie geven.

Sommige mensen groette ons in het Japans met ‘Konnichiwa’, maar ik wist echt niet hoe te reageren. Ik voelde het als meer dan een gewone groet in het Japans. Meneer Van Zijl van de SJE zei tegen mij: ‘Ik waardeer het dat u ons bezoekt. Het is goed dat de jonge generatie van het verleden wil afweten, wat ook een van de redenen is dat wij dit doen. De jonge generatie heeft hier geen verantwoordelijkheid voor…’ Hij zei dit herhaaldelijk tegen mij, maar het leek alsof hij dit niet alleen voor mij zei, maar ook voor zichzelf…

Na het meerdere malen bezoeken van de demonstratie, werd de relatie met sommige van de leden van de SJE beter, en zij werden als een vriend voor mij.

Om eerlijk te zijn heb ik geen idee over de morele compensatie kwesties, welke nu in behandeling zijn in Tokyo. Ik heb geen beredeneering in de betalingsplicht van de Japanse regering. Echter de indruk die ik kreeg tijdens de gesprekken met de leden van de SJE was dat men in het algemeen het geld niet als eerste doelstelling had. Wat men wilde was erkenning enbekenning van de Japanse regering en een manier de pijn, welke niet meer uit hun geheugen te wissen is, van hun ervaringen te genezen.

Een manier te vinden om de haatgevoelens jegens de Japanners op te lossen is een serieus probleem. Ten eerste is het belangrijk dat meer mensen van de geschiedenis af weten. Alleen dan kunnen we een goede relatie weer opbouwen. Door het naar voren brengen en begrijpen van persoonlijke individuele ervaringen en gevoelens. Ik denk dat de jonge generatie van zowel Japan als Nederland te weinig af weten van wat er gebeurd is. Daarvoor heb ik als een eerste stap een website opgericht om mensen in Japan van deze problemen ten gevolge van de oorlog af te laten weten. En ook om hen af te laten weten van het dagboek van dr. Wim Lindeijer.

Uit een zakelijk oogpunt heb ik begrepen dat de verkoopkans in grote oplagen van boeken als dit, klein is. Het boek is erg waardevol, zeker voor een onderzoeker op dit gebied, maar voor de ‘gewone’ mens over het algemeen niet van dezelfde waarde. Daarom nemen de meeste Japanse uitgevers niet de moeite het uit te geven. Hoewel hopelijk in ons geval is de constructie van dit boek onder leiding van Prof. Muraoka, een kompleet succes. Een van de redenen dat de interesse van mensen beperkt is, is ook omdat men de oorlog als afgesloten beschouwd. Zelfs terwijl natuurlijk de oorlog, ook voor Japanners, onvergetelijk was.

Hoe we de bewustwoording van deze huidige problemen verder kunnen uitbreiden onder de Japanse en Nederlandse bevolking, is nog steeds de vraag voor mij. Omdat woorden helaas beperkt zijn in de effectiviteit zulke sterke gevoelens en emoties te kunnen overbrengen op anderen. Echter ik geloof dat comminucatie met Japanse mensen de meest effectieve manier is te helen wat er nog genezen kan worden en de naslepingen van de oorlog te verzachten. Daarom hoop ik dat ik de kans zal hebben meer en zo veel mogelijk met deze groep Nederlandse oorlogsslachtoffers te kunnen praten. Ik waardeer het dat wij vandaag, speciaal door de inzet van Prof. Muraoka, deze bijeenkomst hebben kunnen houden, als een tweede stap in dit process.

4. Different stories on the Japanese in Indonesia: the SMGI-collection ⎮ Dr. Fridus Steijlen

(Coordinator Stichting Mondelinge Geschiedenis Indonesie, Het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land-, en Volkenkunde, Universiteit Leiden)

First I will sketch the background of the oral history project on Indonesia (Stichting Mondelinge Geschiedenis Indonesie¨: SMGI). Aim of the project is to collect the lifestories of more then 700 people who witnessed the end of the Dutch colonial presence in Indonesia. Crucial historic periods are the Japanese occupation and the Bersiap that followed the Japanese surrender. Of course we can find the already well-known experiences of the Dutch in the Netherlands Indies during the Japanese occupation in the oral history collection. In the same collection we, however, can find other stories, different stories on the Japanese in Indonesia. Aside from stories about the pre-war period, we might expect that other experiences with Japanese date from after the war. This is not necessarily the case. Already during the war people had other experiences than those we can find in many writings.

Scrolling through the collection looking for stories telling about encounters with Japanese we can identify several “different” themes. I will discuss these themes by giving examples of stories told.

A first theme is that not all Japanese were the same. We know already that many Japanese who lived in the Netherlands Indies before the war came back as military. Not all of them seemed to agree with the things thathappened. We can find stories about civilians and military who helped people who stayed outside the Japanese internment camps. Several persons mention their attitude towards small children. In one case a woman was temporarily adopted by a Japanese officer because she reminded him of his own small daughter.

Another theme deals with the outburst of the Bersiap violence after August 1945. From one day to the next the enemy turned into a defender. Many stories are told about Japanese soldiers fighting against Indonesian youngsters to protect transport of people, a hospital or a neighbourhood or camp. This is an experience people who spent the war period in the internment camps share with those who stayed outside but were menaced by Indonesian youngsters after august 1945.

All stories have a backside. At the same time that Japanese defended Dutch and Indisch Dutch people, there were Japanese soldiers who helped the Indonesian nationalists. That is the experience of Dutch and Indisch Dutch youngsters and soldiers fighting against the Indonesian youngsters.

Of course there were a lot of Japanese POW’s after the English took over power in 1945. Many of these POW’s were still in the Netherlands Indies when the Dutch army returned. Therefore we collect lots of stories about these POW’s as well. So we know that they had to work in the harbour, or had to clean parts of the city. In some sense this was part of the status quo keeping policy after the Japanese surrender: English or Dutch officers commanding a fireguard at airports.

Summing up, we see different and other stories on the Japanese in Indonesia during the period 1942-1946. But something else that especially strikes us after scrolling the collection is that Japanese were parts of the colonial society all along. There is more that Dutch and Japanese have in common. There are Japanese who share their youth in the Netherlands Indies with Dutch and Indisch Dutch.

5. Kinderen zijn altijd de slachtoffers ⎮ Adrie Lindeijer – van der Baan

Bij het begin van de vijandelijkheden realiseerden wij ons, als volwassenen, dat we de kinderen zouden moeten aanmoedigen om sterk te zijn, omdat het duidelijk was dat datgene waarvoor we hen tot dan toe hadden willen behoeden, zoals geweld en verlies van dierbaren nu ook hun deel zou kunnen worden.

Wel een misvatting te denken dat een kind zichzelf zou kunnen bewapenen tegen gevaren. Het is zoiets als een plantenstekje onbeschermd aan een storm bloot te stellen. De plant wordt blijvend beschadigd.

Hoe dan ook, vanaf het begin van de kamptijd heb ik mij met kinderen bezig gehouden. Als onderwijzeres begon ik een schoolklas, al hadden we niet veel materiaal. Om de jonge moeders te ontlasten werd een kinderhuis begonnen, waar kinderen voor een korte periode konden worden opgenomen. Mijn zus en ik werden daar assistenten. Zo konden we overspannen en zieke moeders helpen.

Nadat transporten naar andere kampen op gang kwamen bleven jongens van 11-14 jaar achter in het kamp en werd daarvoor een apart jongenskamp opgericht. Dat was een nieuwe taak; wij werden huismoeder in een huis met wel 50 jongens. Wat konden we voor hen betekenen? Tenminste hun een beetje ’thuisgevoel’ bieden. Iedere avond hadden we ons voorlees-uurtje. En daarna stopten wij hen in bed met een nachtzoen toe. Ze hingen wel de ‘grote jongen’ uit, maar menigeen zal zichzelf in slaap gehuild hebben. Maar als zoveel werden ook de boeken verboden. En tenslotte werden de jongens afgevoerd naar het mannenkamp.

Ook wij moesten verschillende malen verhuizen. Ik werd ziek en verzwakte zoals zovelen. De bevrijding kwam voor de overlevenden maar net op tijd. Er kwam ook beter voedsel en mijn gezondheid herstelde zich. En weer hadden kinderen ons nodig.

Het Rode Kruis startte een opvangcentrum voor de vele wezen en half-wezen (voor wie vaders nog niet teruggekeerd waren). Mijn zus en ik werden daar aangesteld, een zware maar mooie taak. Soms hartverscheurend als vaders hun kleintjes terugvonden na 3 jaar, maar zonder hun moeder.

De vier kinderen van onze vriendin, Nel, die in het kamp was overleden, vonden ook een plekje bij ons. Hun kamp in Midden-Java was door extremisten overvallen.

Hun vader was als krijgsgevangene in Japan geweest en werd na de bevrijding in dienstverband gehouden in Balikpapan. In januari ’46 zag hij kans ons clandestien te bezoeken. We besloten tot een huwelijk en ik zou zo gauw mogelijk met de kinderen naar Holland gaan.

De bruiloft in het kinderhuis was een hoogtepunt in deze chaotische tijd. Maar we moesten weer afscheid nemen. Voor hoe lang? Niemand die het kon voorspellen.

Met een groep van 25 kinderen gingen we aan boord van een troepen-transportschip. Onze taak was deze 25 ontheemde, ontwortelde kinderen af te leveren bij hun familie in Holland.

Het welkom van mijn ouders en de familie aan ons en de vier nieuwe kleinkinderen was hartverwarmend en als een warme deken na een lange koude nacht. Als na een half jaar de vader, mijn echtgenoot, ook naar Holland komt, maken we een nieuw begin gebaseerd op liefde voor elkaar, maar ook op de scherven van het verleden. ‘Gedurende de na-oorlogse jaren beseften we hoe gelukkig we waren te hebben overleeft. Dit was de hoeksteen van ons nieuwe leven.

Kinderen, dachten we, konden maar het beste de moeilijke tijd vergeten, om hen tegen nachtmerries te beschermen. Ze moesten toch flink zijn! Maar de traumas kwamen toch. En weer bleken vooral de kinderen de slachtoffers te zijn.

Voor mijzelf gesproken, verdween langzaam mijn weerzin tegen Japan. Als gastvrouw voor buitenlandse studenten in de International Neighbours Group in Delft, ontmoette ik Japanse families van wetenschappers die aan de Delftse Universiteit kwamen werken. Ik bewonderde hen voor hun gedrag en aanpassingsvermogen. Zij waren totaal verschillend van mijn voorstelling van Japanners uit de oorlogstijd. Toch moest ik een zekere weerstand overwinnen om Japan te gaan bezoeken met mijn zoon.

Maar hoe kan ik spreken namens hen die toen kinderen waren? Hoe konden zij tegen zichzelf zeggen dat zij flink moesten zijn en pijn verdragen, in de zekerheid dat ze wel zouden overleven? Kinderen leven bij het moment, en hebben veiligheid, zorg en liefde nodig. Als die verdwijnen is blijvende schade het resultaat.

Onlangs bezocht een Japanse groep onderwijzers Europa, om een antwoord te vinden op de na-oorlogse problemen onder de jeugd in Japan. Zij waren erg onder de indruk van het dagboek van mijn man en we hadden er een zeer open gesprek over. Het was duidelijk dat ook de traumas, waar zij over spraken, onder andere het gevolg waren van een verstoorde, beschadigde kindertijd tijdens en na de oorlog.

Ook deze kinderen zijn de slachtoffers van toen.

6. Na mijn bezoeken aan Japan ⎮ Dr. E.W. Lindeijer

Introductie: ik ben de zoon die de vorige spreekster, mijn moeder, noemde als diegene die haar vergezelde naar Japan in 1996.

Toen ik 50 jaar na de oorlog, in 1995, voor het eerst Japan bezocht was ik niet erg op mijn gemak, maar wel erg nieuwsgierig naar zowel het Japan van nu als het Japan van toen ik nog een kind was. Was ik bang voor confrontatie? Bang voor mijn eigen emoties misschien, nu ik het dagboek van mijn vader bij me had? Wie zal het zeggen.

De drie bezoeken daarna in 1996, 1997 en 2000 waren, emotioneel gesproken, heel anders. Ik vertrok zelfs met een gevoel van verlangen oude vrienden weer te mogen ontmoeten, en van hun cultuur te mogen meegenieten in de zetting van dat fascinerende land.

Kortom, een fundamentele verandering had zich in mij voltrokken, die ik vandaag met u wil delen. Na het eerste bezoek was eén ding duidelijk: mijn nare onzekere voorgevoelens hadden plaats gemaakt voor warmte en een vervent verlangen meer over Japan, haar bewoners, haar cultuur over mezelf te weten te komen, de groei van mijn gevoelens richting vriendschap en respect; was dit de groei naar innerlijke vrede? En, hoe zou ik voor een beter begrip e.e.a met hen kunnen delen? Zou ik dat aandurven?

Het overviel en verbaasde me dan ook dat een journalist me daartoe al de avond voor ons vertrek uit Kamaishi in 1995 wist te verleiden! Wij, – mijn vrouw en ik,- waren uitgenodigd voor een afscheidsdiner van het Historisch Genootschap van Kamaishi en ik hem toevertrouwde dat wij diep onder de indruk waren van de verbazing en de welgemeende interesse van iedereen in het dagboek van mijn vader en dat de wederzijdse openheid en berouw vanwege de oorlog mij bevrijd hadden van mijn ambivalente gevoelens jegens Japanners; er in de toekomst beter mee om zou kunnen gaan, mogelijk ook anderen tot zegen. Ikzelf was het die toen, voor het eerst, om vergeving vroeg.

Bevrijding van haat is zo iets bijzonder dat ik het niet meer na kan laten er van te getuigen. Terug in Mizumaki, Kyushu, vroeg de leider van de EKNJ-groep mij aldaar, Fransiscaan, Gerard Salemink uit Kyoto, de farewell speech te houden voor de Junior High School. Weer besloot ik op basis van gezamenlijk berouw vergeving te vragen en ogen te openen voor verzoening, vrede, gerechtigheid en genoegdoening.

In 1997 werd ik gevraagd de officie¨le EKNJ-herdenkingstoespraak te houden bij het Kruismonument te Mizumaki.

Ook de KJBB Kawatberichten (July ’97) meldt deze omslag in mijn leven. (Zie de tentoonstellingstafel voor copieeën).

Steeds beter realiseer ik me, hoe – te beginnen bij de afscheidsbrief van mijn moeder Nel – de reizen naar Japan een goede omslag in mijn denken en leven hebben gerealiseerd. Uiteraard realiseer ik me ook dat niet iedereen tot dezelfde conclusies komt.

Toch wil ik eindigen met conclusies die ik voor mezelf heb getrokken:
Behalve gemeenschappelijk, mag niemand zich persoonlijk verantwoordelijk of schuldig voelen voor oorlog;
Vergeving is essentieel voor verzoening en
Verzoening is essentieel voor innerlijke en gemeenschappelijke vrede cq vredesprocessen.
Opmerking: wij hebben ons hier beperkt tot een individuele benadering, in casu de mijne. Vredesvraagstukken in grotere verbanden zullen in het algemeen een andere aanpak vergen..

Kortom,
welgemeend vergeving vragen is een persoonlijke aangelegenheid om eigen innerlijke vrede en bevrijding te bewerkstelligen.
En omgekeerd, kan
welgemeende vergeving alleen waardig geaccepteerd worden als een genade.
Alleen een bevrijd geweten kan dit ervaren als een wonder van oprechte liefde.

7. Slotwoord ⎮ Herman Goudswaard

We hebben veel gehoord. Na twee sessies met een grote verscheidenheid aan deelnemers is heel veel vooroordeel opgeruimd. Onze diepste wens is, dat door deze contacten nieuwe relaties zijn gelegd, die voor de toekomst belangrijk zijn.

We zijn bezig geweest met het bouwen van bruggen. Niet The bridge on the River Kwai. Daarin gaat het over destructie, mishandeling. Over vijandsbeelden. Over de waanzin van de oorlog. Evenmin bedoel ik de brug uit de film: Een brug te ver, die ook handelt over WWII, waarbij de engelse generaal Montgomery in Arnhem de troepen net te ver van de hoofdmacht dropte. Hij deed een stap te ver, waardoor de verbinding niet tot stand kwam. Ook wij hadden een stap te ver kunnen zetten, en dingen kunnen doen, waarvoor het de tijd nog niet was. Dan red je het niet twee oevers met elkaar te verbinden, ofwel een kloof te dichten.

Terugkijkend geloven wij, dat we voorzichtig stappen naar elkaar toe hebben gemaakt. In onze bijeenkomsten hebben we geprobeerd elkaar te zien, als mensen, als naasten, die nader tot elkaar willen komen. Daarvoor zijn de boeken van Vader Lindeijer, en van Eidai Hayashi, over het leven van Annie Goudswaard, pogingen geweest om vooroordelen weg te nemen, zoals er in het verleden al bruggen zijn geslagen door meneer Winkler, en ook door anderen.

Het was opmerkelijk, dat Mevrouw Muraoka in een laatste brief aan ons schreef, dat ze dankbaar was en is, dat zij gebruikt mag worden om bruggen te slaan tussen Japan en Nederland, o.a. doordat zij brieven aan mijn vrouw gericht van Japanse vrouwen mocht vertalen. Brieven van Japanse vrienden, die spreken van dankbaarheid, dat God in het leven van de briefschrijvers zo’n begrip en liefde heeft gelegd voor Nederlanders, die geleden hebben onder alles wat in de geschiedenis is voorgevallen tussen onze naties.

Nu we bijna aan het einde zijn van het jaar, waarin we de 400-jarige band tussen Nederland en Japan hebben gevierd, is het goed te zien, hoezeer Prof. Muraoka en anderen uit de Japanse gemeenschap in Nederland zich hebben ingezet om bruggen van verstandhouding te bouwen. Ons past alleen maar dank voor hun onvermoeibare inzet. En mijn vrouw en ik willen graag de eersten zijn om deze dank te vertolken.

Wij geloven, dat de littekens van de oorlog, en van de geschiedenis van onze beide volken, niet zomaar zullen verdwijnen Littekens kunnen soms nog erg steken, maar onder die littekens zal iets nieuws en iets moois opbloeien. En door de ontmoetingen, die dit jaar zijn gearrangeerd, worden ze wel vager. Mijn vrouw en ik willen getuigen vanuit ons geloof, dat God alle dingen heeft laten medewerken ten goede. Er is vrucht uitvoortgekomen. Wij hebben Japanners mogen leren kennen, die voor ons een voorbeeld van liefde zijn geweest, en in wie wij het Licht hebben gezien. Daardoor versmolten redeneringen en argumenten, omdat we in elkaar de naaste hebben leren zien. Dat betekent niet, dat we nu de ogen moeten sluiten voor negatieve ontwikkelingen in de wereld, waarin wij leven. Wij geloven nl, dat we lessen kunnen leren uit het verleden. Er is een joodse uitspraak, dat wie zijn geschiedenis vergeet, gedwongen zal zijn de geschiedenis over te doen. Daarom zullen we ons geestelijk moeten voorbereiden op mogelijk nog zwaardere tijden, dan we in WWII hebben beleefd. Wie kennis neemt van wat er om ons heen gebeurt, ziet oorlogsdreiging, criminaliteit, en angst toenemen. In meer dan 80 % van de landen van de wereld mag het evangelie niet vrij worden gepredikt of beleden. Het fundamentalisme is een bedreiging in vele landen. Wie rondreist in het Midden Oosten, zoals ik veelvuldig doe, hoe angstaanjagend de situatie daar is. En hoezeer we, net als tijdens WWII misleid worden door de media. Dat geldt m.n. rond de publiciteit over Israe¨l. De mensen geven toe aan chantage, aan morele druk, als het om de geestelijke waarden gaat in ons eigen land. Voor mij is het, alsof demonische machten zich opmaken voor een eindstrijd. Je ziet overal om je heen een enorme geloofsafval, genocides in de Balkan en op de Molukken, de ontzaggelijke natuurrampen, een afkalving van het gezag, een steeds brutaler wordende maffia, een onwil om ons klimaat samen te beheersen, en enorme vervolgingen van andersdenkenden. Wij leven als in de dertiger en veertiger jaren van de vorige eeuw op een vulkaan, wier uitbarsting heviger zal zijn dan toen.

De grote vraag is: Wat hebben we samen geleerd van het verleden, en van wat we hier samen hebben beleefd, doorvoeld? Het is waar wat de schrijver Eidai Hayashi ons eens schreef: E´en oorlog is niet alleen wapens en geweld, nee, een oorlog vernietigt de menselijke geest. Het moet allemaal meer zijn, dan aardig zijn voor elkaar. Er mag, en moet hoop uitstralen. Zonder hoop kan niemand leven.

De boodschap van WWII moet worden doorgegeven aan onze kinderen, en aan onze kindskinderen. Ook al lijkt veel geestelijke weerstand gebroken, ook onder christenen, die zozeer deel van de wereld om hen heen zijn geworden, is het nodig om de laatste resten moed, waardigheid en rechtvaardigheid vast te houden, zoals zoveel mensen in WWII gelukkig hebben gedaan.

Willen wij de les leren van de vader van mijn lieve vrouw, die in de moeilijkste tijden van zijn leven in het dwangarbeiderskamp aan de ander bleef denken? Terwijl zijn lichaam zo verzwakt was, ging hij op zijn kniee¨n langs de bedden van zijn zieke kampgenoten, om ze te bemoedigen. Dan schijnt dwars door de goorheid van het leven een licht, dat een afschijnsel is van het Licht, dat met Kerst is doorgebroken.