“The Pacific war, our present and our future”

2 december 2000, Mennorode

Content

  1. Woorden van Welkom
  2. On reading Hayashi Eidai’s book and Dr. Lindeijer’s Diary 1
  3. On reading Hayashi Eidai’s book and Dr. Lindeijer’s Diary 2
  4. Different stories on the Japanese in Indonesia: the SMGI-collection
  5. Kinderen zijn altijd de slachtoffers
  6. Na mijn bezoeken aan Japan
  7. Slotwoord

1. Woorden van Welkom ⎮ Takamitsu Muraoka

(A member of the Japanese Christian Fellowship)

Het is mij een groot voorrecht en plezier, deze tweede Nederlands-Japanse conferentie rond het oorlogsverleden te mogen openen. De voorafgaande bijeenkomst, die op 29 juli jl. te Nijkerk plaatshad, stond duidelijk in het teken van bewuste toenadering tussen de twee volken, en dit tegen de achtergrond van een periode van zware en pijnlijke ervaringen. Men luisterde aandachtig naar getuigenissen, verhalen over persoonlijke belevenissen, hoe deelnemers hadden getracht, dit verleden te verwerken, met succes al dan niet, of wat mogelijkheden en taken er zijn, om dit doel te bereiken. Onder de aanwezigen waren diegene, die dit pijnlijke verleden persoonlijk hadden meegemaakt, gezinsleden, kennissen en vrienden van hen. Aan de andere kant waren Japanners, die gelukkig in de jaren viertig nog niet oud genoeg waren om als soldaten dienst te doen of pas na de oorlog in de wereld kwamen. Voor zover ik weet was er onder hen niemand die in hun eigen gezinskring Japanse soldaten had, onder wie Nederlanders hadden geleden. Zij waren opnieuw of mogelijk voor het eerst geconfronteerd met zware bladzijden van hun eigen nationale geschiedenis. Veel van hen lieten hun berouw en verdriet blijken, zei het openlijk, zei het stilzwijgend. Ze zagen in, hoe belangrijk het leren kennen van geschiedenis is, niet alleen om objectieve feiten te leren, maar vooral met het oog op het heden en de toekomst.

Aanleiding van de eerste conferentie was de achtereenvolgende publicatie in Japan van twee boeken: E. Hayashi, Memories of Indonesia: Dutch Internment Camps (2000, Tokyo), waarin belevenissen van mw A. Goudswaard en zusters Groenevelt, allemaal vandaag aanwezig, zijn verteld, en E.W. Lindeijer, Kussjes aan Nel en kinderen: Van een Nederlandse krijgsgevangene in Japan (2000, Tokyo), een dagboek in de vorm van brieven gericht aan zijn gezinsleden thuis, waaronder de auteurs oudste zoon, ook aanwezig vandaag samen met zijn moeder. Door de publicatie van zo’n boeken, commercieel niet winstmakend, probeert men het brede publiek, vooral de na-oorlogse jeugd, te bereiken, om het te bewegen tot het nadenken van het verleden en eruit conclusies te trekken t.a.v. het heden en de toekomst. Vanmiddag zullen we iets horen van wat impact deze boeken al hebben gehad. In het verleden is het ook gebleken, dat niet alleen Japanners, maar ook Nederlanders iets nieuws kunnen leren over hun eigen geschiedenis en betrekkingen met andere volken. Uit dit perspectief ook biedt het programma van vandaag iets aan.

Ik laat me deze gelegenheid gebruiken, om u te vertellen over een aantal dingen die tussen de twee conferenties zijn gebeurd.

Kort na de eerste conferentie heeft juist in dit centrum een jaarlijkse conferentie van Japanssprekende christenen uit verschillende Europese landen en ook daarbuiten plaatsgevonden. Er zijn maar liefst 276 mensen gekomen onder het thema “Verzoening aan het kruis en verder”. De conferentie is georganiseerd door the Japanese Christian Fellowship Church of the Netherlands onder leiding van dhr Ishii, ook aanwezig hier. Onder de sprekers was mw Annie Goudswaard, die op de hele groep een zeer diepe induk maakte. Een onder ons leidinggevende predikant, die op de volgende dag aan de beurt kwam, had blijkbaar de geschreven tekst van zijn preek radicaal herschreven in het licht van wat hij uit de mond van mw Goudswaard een dag eerder had gehoord.

Begin augustus, in een kerkdienst die dr en mw Lindeijer bijwoonden, bad de minister voor Japanse slachtoffers van Hiroshima en Nagasaki.

Op 29 oktober waren een lid of 15 van de stichting Boete en Verzoening —-de voorzitter en tweede secretaris ervan hier onder ons —-aanwezig in een zondagdienst van de Japanse kerk in dit land en legde belijdenis af en vroeg om veergeving voor daden gepleegd door hun voorouders in Japan in 1638. Vervolgens heeft de Japanse gemeente schriftelijk gere¨ageerd om haar vergeving te bevestigen en om vergeving te vragen voor daden van hun voorouders, niet alleen soldaten.

Intussen zijn recensies van de twee boeken verschenen in verschillende Japanse kranten, zowel landelijke als regionale. Wat effect die op de verkoop ervan hebben gehad is nog niet bekend.

Tenslotte, ik wil mijn diepe wens en hoop uitspreken, dat u deze tweede conferentie als leerzaam, verreikend, heilzaam, en aangenaam ervaart.

2. On reading Hayashi Eidai’s book and Dr. Lindeijer’s Diary 1 ⎮ Yukari Tangena – Suzuki

(A member of the Japanese Christian Fellowship Church of the Netherlands)

I was born six years after the war ended. My grandparents and my parents often told me about their experiences under air raids or evacuation life in a mountain village or how and what they had to give up of their immovable property after the war. I now realize how fresh memories they were talking about while I paid not much attention to it as if it were one of their old stories. But I did understand how awful and miserable a life the war could cause because we still saw many disabled veterans begging at corners of busy streets in downtown Tokyo around 1960. It was quite shocking for me to see a group of people wearing strange white clothes under which they normally had no legs or no arms or sometimes neither of them. But to me the cruelty of the war meant that they had to run away through burning bodies from the sea of fire after American B-29 dropped firebombs, or hell sights of atomic bombs in Hiroshima and Nagasaki. In other words I could only picture our own people suffering until I met one Korean boy who made me aware of misery of people on the other side. I was then a 17-year old exchange student at an American high school. That was the time when normal high school students talked about the war and peace since the Vietnam War was still going on. I met many other exchange students in that area from all over the world. Once I was chatting with this certain Korean boy. We were talking about our families and ourselves when he suddenly demonstrated his ability to say a few words in Japanese with his big smile. CHOOSEN-JIN NO BAKAYAROO. It was the grossest insult to his people in Japanese. I still remember clearly how my brain, body and heart got frozen instantly. As soon as my frozen body started thawing I burst into tears saying, ‘I’m sorry, I’m sorry.’ The boy did not understand what had happened and said, “I’m sorry. I did not mean to hurt you.”

That was my first visit abroad and it made me very conscious of my identity as Japanese. I was proud as Japanese and wished that many foreigners would think of Japan as a wonderful country. I even thought I was responsible for promoting a better image of the country. My “I’m sorry” at that time was driven by the strong sense of identity and of justice. But at the same time I was very furious at Japan and its society and its regime. The more I criticized and blamed Japan and its society the more I could satisfy my sense of justice. I did not know then how hypocritical I was. I was happy because I thought I was a little bit better, at least better than those Japanese adults who caused all sorts of trouble and did not seem to realize what they had really done. This great feeling blinded me to my own arrogance. I became very ashamed of myself when I read Rev. Shirabe’s answer to Mr. Hayashi: —They say that I was kind to the prisoners of war because I was a Christian. But it was not so. It is only that other Japanese did not understand how concentration camps for prisoners of war should be or they had never thought of the situations of the prisoners.— I thought he could have been very proud of being Christian but he only said what reminded me of the words said on the cross by Jesus: “Father, please forgive them because they do not know what they are doing.” My sympathy is with each one of those who had to suffer physical and mental wounds caused during the war. Whenever I think of those sufferings my heart almost bleeds. But I learned I have no one to blame because arrogance is the root of all discord. These books taught me how important it is to inquire into oneself carefully.

Now, let me tell you something more about these two books which uncovered very dark pages of our national history almost 60 years ago. It was not normal time but wartime. There were assailants and victims. The enormity of sufferings inflicted on the victims makes me shudder. Even more dreadful is the fact that these assaults were carried out by Japanese, mycountry men. I’m sure that a lot of people could not help shedding tears while they read these books because they remind us the sorrow and despair which those victims had to bear. However, the main theme that emerges is not the usual one that I was familiar with. I was used to the pattern that the so-called former Yappen-camp victims deepen and nurture their hatred of Japanese. As a Japanese living in this country I have been always interested in relationships between the two countries. specially the saddest period in the mutual relationship of these countries during the last war made me very sensitive to whatever is written or spoken about this period. But unfortunately there are always same stereotyped patterns of stupid and cruel Japanese everywhere. Sometimes I even thought they were really trying to brainwash all Dutch people to dislike and to look down on us. Especially until a certain cabaretier died several years ago, the New Year’s Eve was not a happy occasion for me. Maybe it is a strong word but national hatred towards Japanese seemed to be agreed secretly among Dutch people. And I had to accept it to live here. But strangely enough I must say I have never experienced any personal irritations in my life here, just because I am Japanese. Everyone around me is kind and helpful. Only once the mother of a friend of mine suddenly started telling me about her experiences in a Yappen-camp. She did not blame me for anything but I sensed her cold rejection. By all these experiences I have formed an equation: ‘The guilt of Japan still remains and applies to every Japanese. And I am Japanese. Therefore I am not completely accepted in Holland.’ This equation shaped my attitude. I’d better be quiet and make myself as inconspicuous as possible so that they do not notice me, as a Japanese proverb says, “if you do not disturb gods they wouldn’t do you any harm.”

I still remember a sense of relief I had when I read a biography of Leo Geleijnse translated by Prof. Namba. Mr.Geleijnse had also an awful experience in a camp and had to live on with his unhealed wounds after the war, that made his life so difficult and miserable. In the midst of his troubles he met Jesus and was liberated from his captivity of hatred. It was my first encounter of a different attitude of a former prisoner of the internment camp.

Mr. Lindijer wrote his letters in the middle of his sufferings but I could only see his wonderful optimism based on his faith in God. He even admitted that his faith had grown through his terrifying life as a prisoner. I am not sure if this book expressed everything he wrote or wanted to write, but the more I read this book the more I am amazed at his great personality. The letter written to his son, Wim, on his 7th birthday shows his strong faith and dignity and surely impresses everyone who read it.

At our Japanese bible camp last summer, Mrs. Goudswaard told us a story of her memory in Indonesia during the war. I suddenly realised then that there were such people who tried to extend their hand to reach us in spite of their dreadful experiences with Japanese. My equation was not correct. It was not good enough to become a formula at all and must be abandoned. I should not think it natural that Dutch keep hating us, for such an attitude on my part would keep and leave them in the muddy puddle of hatred. It is time for me to give up staying quiet and curling up myself in a shell. I confess and ask you to forgive me that I pretended as if I did not see nor hear and ignored these matters. It is a fact that the Japanese made the Dutch people suffer in the most devilish manner during the war. People could become very cruel and disgusting creatures in certain situations. I beg your generous pardon from the bottom of my heart for some of you had to lose your dear father or mother or your brother or sister in such horrible ways. I am very sorry for some of you had to live day after day even after the war with such awful memories caused by my countrymen. Please give us a chance to create a better relationship so that we can work together for a better world in peace.

Last month several Dutch members of Reconciliation and Penance Foundation attended our Japanese Church service. They told us about the Dutch giving a hand in martyring Japanese Catholics in 1638 and asked us for our forgiveness. We shared a wonderful time together as citizens of our Lord’s Kingdom. But frankly speaking, it seemed rather strange for me to say, “Yes, I forgive you”. It is not because I blame the Dutch people for the attack but simply because I am not conscious of being a victim in this case. At first I thought a difference in culture or values made me uncomfortable. Then I tried to figure out how a young Dutch person who does not know anything about Japanese internment camps would react, if I apologize him for what had happened. Would he say “Yes I forgive you?” I think there lies a deep gap between someone regretting and apologizing for one’s personal faults and doing so for faults for which one is not personally responsible. However, as we experienced in our joint service, we can feel Lord’s great love and receive the Holy Spirit abundantly if we confess our sins to our Lord together. Only God can forgive our sins. We are not entitled to forgive any sins but are ordered nothing but to love fellow men. It is not an easy task to love everyone and it seems even impossible to love someone who did some harm to me. But C.S. Lewis, an English theologian, wrote in his book that we are doing it everyday. He says we still love ourselves while hating all wrong things we do. I love myself not because I think I am a good person. It is the other way round. My self-love makes me think myself to be a nice person. We normally can see how awful persons we are as we are sober enough. But we can still love ourselves. Jesus told us “You should love your neighbour as yourself.” I am sure these are the key words to open the door to reconciliation. And the wonderful people we met in these books must have kept telling these words to themselves and to their children. They listened to what Jesus told them and showed us the beautiful examples. As Mrs. Goudswaard described in the last conference those little pearls are everywhere in these two books. And I believe these people were the testimonies to God’s presence even in that horrible war. Our Lord must have been working very hard to help them to resist satanic temptations. He was there with them. We can now see it clearly that He is a living God who works with us to rule our history. We often hear that there is no god because the world is full of misery. But if it should be the case, the world would be in complete darkness in despair. I firmly believe in God’s presence even when we have to go through the worst situations. Otherwise how can you explain these little pearls having been glowing in the utmost darkness even after almost sixty years?

According to Dr. von Weizsa¨cker, former federal president of Germany, we must not close our eyes or ears to physical and mental violence committed in the past because that would make us blind to the present. We have received an uneasy inheritance. All of us ought to bear the responsibility from the past no matter how old or young you are and no matter how guilty or innocent you are. And as we will remember and bear responsibility from the past we mustn’t forget to engrave in our hearts the work God had done for them. For this very reason these two books are truly valuable.

We say that we all seek peace, justice and freedom so eagerly but in reality we still see even more miseries everywhere on this earth. And I see myself giving way to my own comfortable life. I have no excuse to my Lord for what is happening in the world because I can not say that I was not there. When I accepted to give my talk and while I was preparing this talk I kept hearing the voice asking “Adam, where are you?”

3. On reading Hayashi Eidai’s book and Dr. Lindeijer’s Diary 2 ⎮ Hiroshi Ishiguro

(Japanese research student at Delft University)

It was just this time last year, November 1999. I joined a small group of Japanese people to a lecture given by Dr. Wim Lindeijer and Mrs Adrie Lindeijer at the place of my friend Dr. Koji Kuramoto. The subject: Indonesia during WWII…

I was born in Yokohama, Japan, 1971. My mother, born in 1935, experienced the war and managed to survive, moving to a countryside place, close to Hiroshima city. My father was born in 1920 and had to participate in the war as a Japanese soldier in the U.S.S.R. Unfortunately he already died when I was at the age of 13. Despite this early loss he left me with stories from his experience, making me aware, I think more than most people of my generation, of the history of the war and its effects,.

To be honest, however, I have to admit that my knowledge of the Japanese – Dutch history in Indonesia during the WWII was limited. In addition, I found the present more important than the past and considered the war as a finished matter I was never part of. Until that lecture…
Knowing more of the history now, I realized some past things were not finished yet and I was thankful to have gotten the chance to hear and see about its current effects and results. Especially as a Japanese person living in The Netherlands.

As far as I know, nowadays, this issue between The Netherlands and Japan is talked about in all school textbooks. But I couldn’t remember clearly. Since my knowledge was so poor that I collected information about it from the internet and from several books and articles before I went to the lecture.

During the lecture we heard a lot of stories about the irrational killings and abuse perpetrated by the Japanese army in the civilian internment camp Dr Wim Lindeijer was in. On top of that he also lost his mother in that camp. Needless to say he blamed Japan for a long time ‘ter the war…
He said, however, that after reading his father’s diary, he started to change his mind. In this diary his father talks about a friendship that developed between him and a Japanese prison guard, Mr. Iwashita. It was this, and the invitation to Mizumaki in Japan in 1995 to attend the first commemoration ceremony together with both the Dutch and Japanese that made him think about this issue in a different way…

Reading the diary touced my heart. Above all I could feel the love he had for his family, while workng hard in the dark mine of. I and my friends who I talked about this to shared this emotion. We were amazed that a person in that situation was writing without any word of hatred. He might have been aware of possible censorship. But it does require a certain character even to be open to friendship, especially in a situation like that, with the other side …

From this lecture I got a feeling for a possible way to cure or soften this sore spot. I believe the feelings of hatred against the Japanese can be cured… But, only with the Japanese… Therefore I asked Dr. Wim Lindeijer “Wouldn’t it be possible to have such a kind of commemoration ceremony in The Netherlands, together with the Dutch and Japanese people?” He believed it to be possible… I was happy to leave this lecture with a more positive outlook for the future.

Something I also got aware of is that there are still today so many serious psychological problems involved. Also I heard about monthly demonstrations held in front of the Japanese embassy. I requested Dr Lindeijer to take me along to visit this demonstration for I wanted to have more insight in the feelings involved and wanted to hear more from the people’s point of view.

After the lecture, I’ve read a lot of books about this subject to find facts of the war. What I could conclude from my study is that there is only history of a common large frame, but that the most important part is the truth by individual experiences themselves. I only could get a true outline of history by accepting a lot of story as it is, since the truths of individual are impossible to unify.

Of course it is very important to study history to understand the present situation. Nevertheless it is quite difficult to talk about this topic even with Japanese people, as I mentioned, because the individual situation and history during the war can be significantly different. However I thought it is not so difficult to unify our opinion to find a way to establish a good relationship between Dutch people and Japanese people based on our knowledge.

Among ordinairy people in post-war-Japan, I suppose, we have avoided the issues of the war, being busy trying to pick up our lives again and get our country back on its feet. Probably this was the same in The Netherlands. I believe, however, that because of this approach we also overlooked the need to care for the individuals with their psychological damage. Therefore the publication of these books in Japan and in Holland is of great value to those people with the need to recover from this psychological damage. This will open the chance to find a solution for the current problem and will make way for peace in the future.

So on a cold rainy day in February 2000, I, together with some friends, went with Dr. Wim Lindeijer to the demonstration of SJE (Stichting Japanse Ereschulden) at the Japanese embassy in The Hague. It turned out to be one of the most moving experiences in my life so far. When we arrived at the place, there were already 10 members. As we approached, the contents of the banners for the demonstration were getting clearly visible. One of them had a picture of three killed men, kneeling, with their hands tied at the back with a barbed wire. They had a wound in the stomach. After Dr. Wim Lindeijer introduced us to one of the demonstrators, another person came up to us and explained the picture in tears. I heard that except for some reporters there had been no Japanese visitor before.

Although a lot of people kindly tried to talk to us, I also saw some people avoiding us. It was a pity but I could understand their feelings. Some people came to me to just say “We are not doing this demonstration against ordinary Japanese people, but against the Japanese government.” I can’t remember what I answered to them, I could feel that they were getting rather curious about we were going to say. I wasn’t able to come up with a suitable answer.

Some people greeted us in Japanese, like “Konnichiwa,” but I really didn’t know how could I reply to them. I felt it to be more than just a simple greeting in Japanese. Mr. van der Zijl, who is a member of SJE, said to me: “I appreciate very much that you’re visiting us. It is a very good thing that the young generation.
……….(Unfortunately the rest if the texts is not available.)

4. Different stories on the Japanese in Indonesia: the SMGI-collection ⎮ Dr. Fridus Steijlen

(Coordinator Stichting Mondelinge Geschiedenis Indonesie, Het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land-, en Volkenkunde, Universiteit Leiden)

First I will sketch the background of the oral history project on Indonesia (Stichting Mondelinge Geschiedenis Indonesie¨: SMGI). Aim of the project is to collect the lifestories of more then 700 people who witnessed the end of the Dutch colonial presence in Indonesia. Crucial historic periods are the Japanese occupation and the Bersiap that followed the Japanese surrender. Of course we can find the already well-known experiences of the Dutch in the Netherlands Indies during the Japanese occupation in the oral history collection. In the same collection we, however, can find other stories, different stories on the Japanese in Indonesia. Aside from stories about the pre-war period, we might expect that other experiences with Japanese date from after the war. This is not necessarily the case. Already during the war people had other experiences than those we can find in many writings.

Scrolling through the collection looking for stories telling about encounters with Japanese we can identify several “different” themes. I will discuss these themes by giving examples of stories told.

A first theme is that not all Japanese were the same. We know already that many Japanese who lived in the Netherlands Indies before the war came back as military. Not all of them seemed to agree with the things thathappened. We can find stories about civilians and military who helped people who stayed outside the Japanese internment camps. Several persons mention their attitude towards small children. In one case a woman was temporarily adopted by a Japanese officer because she reminded him of his own small daughter.

Another theme deals with the outburst of the Bersiap violence after August 1945. From one day to the next the enemy turned into a defender. Many stories are told about Japanese soldiers fighting against Indonesian youngsters to protect transport of people, a hospital or a neighbourhood or camp. This is an experience people who spent the war period in the internment camps share with those who stayed outside but were menaced by Indonesian youngsters after august 1945.

All stories have a backside. At the same time that Japanese defended Dutch and Indisch Dutch people, there were Japanese soldiers who helped the Indonesian nationalists. That is the experience of Dutch and Indisch Dutch youngsters and soldiers fighting against the Indonesian youngsters.

Of course there were a lot of Japanese POW’s after the English took over power in 1945. Many of these POW’s were still in the Netherlands Indies when the Dutch army returned. Therefore we collect lots of stories about these POW’s as well. So we know that they had to work in the harbour, or had to clean parts of the city. In some sense this was part of the status quo keeping policy after the Japanese surrender: English or Dutch officers commanding a fireguard at airports.

Summing up, we see different and other stories on the Japanese in Indonesia during the period 1942-1946. But something else that especially strikes us after scrolling the collection is that Japanese were parts of the colonial society all along. There is more that Dutch and Japanese have in common. There are Japanese who share their youth in the Netherlands Indies with Dutch and Indisch Dutch.

5. Kinderen zijn altijd de slachtoffers ⎮ Adrie Lindeijer – van der Baan

Bij het begin van de vijandelijkheden realiseerden wij ons, als volwassenen, dat we de kinderen zouden moeten aanmoedigen om sterk te zijn, omdat het duidelijk was dat datgene waarvoor we hen tot dan toe hadden willen behoeden, zoals geweld en verlies van dierbaren nu ook hun deel zou kunnen worden.

Wel een misvatting te denken dat een kind zichzelf zou kunnen bewapenen tegen gevaren. Het is zoiets als een plantenstekje onbeschermd aan een storm bloot te stellen. De plant wordt blijvend beschadigd.

Hoe dan ook, vanaf het begin van de kamptijd heb ik mij met kinderen bezig gehouden. Als onderwijzeres begon ik een schoolklas, al hadden we niet veel materiaal. Om de jonge moeders te ontlasten werd een kinderhuis begonnen, waar kinderen voor een korte periode konden worden opgenomen. Mijn zus en ik werden daar assistenten. Zo konden we overspannen en zieke moeders helpen.

Nadat transporten naar andere kampen op gang kwamen bleven jongens van 11-14 jaar achter in het kamp en werd daarvoor een apart jongenskamp opgericht. Dat was een nieuwe taak; wij werden huismoeder in een huis met wel 50 jongens. Wat konden we voor hen betekenen? Tenminste hun een beetje ‘thuisgevoel’ bieden. Iedere avond hadden we ons voorlees-uurtje. En daarna stopten wij hen in bed met een nachtzoen toe. Ze hingen wel de ‘grote jongen’ uit, maar menigeen zal zichzelf in slaap gehuild hebben. Maar als zoveel werden ook de boeken verboden. En tenslotte werden de jongens afgevoerd naar het mannenkamp.

Ook wij moesten verschillende malen verhuizen. Ik werd ziek en verzwakte zoals zovelen. De bevrijding kwam voor de overlevenden maar net op tijd. Er kwam ook beter voedsel en mijn gezondheid herstelde zich. En weer hadden kinderen ons nodig.

Het Rode Kruis startte een opvangcentrum voor de vele wezen en half-wezen (voor wie vaders nog niet teruggekeerd waren). Mijn zus en ik werden daar aangesteld, een zware maar mooie taak. Soms hartverscheurend als vaders hun kleintjes terugvonden na 3 jaar, maar zonder hun moeder.

De vier kinderen van onze vriendin, Nel, die in het kamp was overleden, vonden ook een plekje bij ons. Hun kamp in Midden-Java was door extremisten overvallen.

Hun vader was als krijgsgevangene in Japan geweest en werd na de bevrijding in dienstverband gehouden in Balikpapan. In januari ’46 zag hij kans ons clandestien te bezoeken. We besloten tot een huwelijk en ik zou zo gauw mogelijk met de kinderen naar Holland gaan.

De bruiloft in het kinderhuis was een hoogtepunt in deze chaotische tijd. Maar we moesten weer afscheid nemen. Voor hoe lang? Niemand die het kon voorspellen.

Met een groep van 25 kinderen gingen we aan boord van een troepen-transportschip. Onze taak was deze 25 ontheemde, ontwortelde kinderen af te leveren bij hun familie in Holland.

Het welkom van mijn ouders en de familie aan ons en de vier nieuwe kleinkinderen was hartverwarmend en als een warme deken na een lange koude nacht. Als na een half jaar de vader, mijn echtgenoot, ook naar Holland komt, maken we een nieuw begin gebaseerd op liefde voor elkaar, maar ook op de scherven van het verleden. ‘Gedurende de na-oorlogse jaren beseften we hoe gelukkig we waren te hebben overleeft. Dit was de hoeksteen van ons nieuwe leven.

Kinderen, dachten we, konden maar het beste de moeilijke tijd vergeten, om hen tegen nachtmerries te beschermen. Ze moesten toch flink zijn! Maar de traumas kwamen toch. En weer bleken vooral de kinderen de slachtoffers te zijn.

Voor mijzelf gesproken, verdween langzaam mijn weerzin tegen Japan. Als gastvrouw voor buitenlandse studenten in de International Neighbours Group in Delft, ontmoette ik Japanse families van wetenschappers die aan de Delftse Universiteit kwamen werken. Ik bewonderde hen voor hun gedrag en aanpassingsvermogen. Zij waren totaal verschillend van mijn voorstelling van Japanners uit de oorlogstijd. Toch moest ik een zekere weerstand overwinnen om Japan te gaan bezoeken met mijn zoon.

Maar hoe kan ik spreken namens hen die toen kinderen waren? Hoe konden zij tegen zichzelf zeggen dat zij flink moesten zijn en pijn verdragen, in de zekerheid dat ze wel zouden overleven? Kinderen leven bij het moment, en hebben veiligheid, zorg en liefde nodig. Als die verdwijnen is blijvende schade het resultaat.

Onlangs bezocht een Japanse groep onderwijzers Europa, om een antwoord te vinden op de na-oorlogse problemen onder de jeugd in Japan. Zij waren erg onder de indruk van het dagboek van mijn man en we hadden er een zeer open gesprek over. Het was duidelijk dat ook de traumas, waar zij over spraken, onder andere het gevolg waren van een verstoorde, beschadigde kindertijd tijdens en na de oorlog.

Ook deze kinderen zijn de slachtoffers van toen.

6. Na mijn bezoeken aan Japan ⎮ Dr. E.W. Lindeijer

Introductie: ik ben de zoon die de vorige spreekster, mijn moeder, noemde als diegene die haar vergezelde naar Japan in 1996.

Toen ik 50 jaar na de oorlog, in 1995, voor het eerst Japan bezocht was ik niet erg op mijn gemak, maar wel erg nieuwsgierig naar zowel het Japan van nu als het Japan van toen ik nog een kind was. Was ik bang voor confrontatie? Bang voor mijn eigen emoties misschien, nu ik het dagboek van mijn vader bij me had? Wie zal het zeggen.

De drie bezoeken daarna in 1996, 1997 en 2000 waren, emotioneel gesproken, heel anders. Ik vertrok zelfs met een gevoel van verlangen oude vrienden weer te mogen ontmoeten, en van hun cultuur te mogen meegenieten in de zetting van dat fascinerende land.

Kortom, een fundamentele verandering had zich in mij voltrokken, die ik vandaag met u wil delen. Na het eerste bezoek was eén ding duidelijk: mijn nare onzekere voorgevoelens hadden plaats gemaakt voor warmte en een vervent verlangen meer over Japan, haar bewoners, haar cultuur over mezelf te weten te komen, de groei van mijn gevoelens richting vriendschap en respect; was dit de groei naar innerlijke vrede? En, hoe zou ik voor een beter begrip e.e.a met hen kunnen delen? Zou ik dat aandurven?

Het overviel en verbaasde me dan ook dat een journalist me daartoe al de avond voor ons vertrek uit Kamaishi in 1995 wist te verleiden! Wij, – mijn vrouw en ik,- waren uitgenodigd voor een afscheidsdiner van het Historisch Genootschap van Kamaishi en ik hem toevertrouwde dat wij diep onder de indruk waren van de verbazing en de welgemeende interesse van iedereen in het dagboek van mijn vader en dat de wederzijdse openheid en berouw vanwege de oorlog mij bevrijd hadden van mijn ambivalente gevoelens jegens Japanners; er in de toekomst beter mee om zou kunnen gaan, mogelijk ook anderen tot zegen. Ikzelf was het die toen, voor het eerst, om vergeving vroeg.

Bevrijding van haat is zo iets bijzonder dat ik het niet meer na kan laten er van te getuigen. Terug in Mizumaki, Kyushu, vroeg de leider van de EKNJ-groep mij aldaar, Fransiscaan, Gerard Salemink uit Kyoto, de farewell speech te houden voor de Junior High School. Weer besloot ik op basis van gezamenlijk berouw vergeving te vragen en ogen te openen voor verzoening, vrede, gerechtigheid en genoegdoening.

In 1997 werd ik gevraagd de officie¨le EKNJ-herdenkingstoespraak te houden bij het Kruismonument te Mizumaki.

Ook de KJBB Kawatberichten (July ’97) meldt deze omslag in mijn leven. (Zie de tentoonstellingstafel voor copieeën).

Steeds beter realiseer ik me, hoe – te beginnen bij de afscheidsbrief van mijn moeder Nel – de reizen naar Japan een goede omslag in mijn denken en leven hebben gerealiseerd. Uiteraard realiseer ik me ook dat niet iedereen tot dezelfde conclusies komt.

Toch wil ik eindigen met conclusies die ik voor mezelf heb getrokken:
Behalve gemeenschappelijk, mag niemand zich persoonlijk verantwoordelijk of schuldig voelen voor oorlog;
Vergeving is essentieel voor verzoening en
Verzoening is essentieel voor innerlijke en gemeenschappelijke vrede cq vredesprocessen.
Opmerking: wij hebben ons hier beperkt tot een individuele benadering, in casu de mijne. Vredesvraagstukken in grotere verbanden zullen in het algemeen een andere aanpak vergen..

Kortom,
welgemeend vergeving vragen is een persoonlijke aangelegenheid om eigen innerlijke vrede en bevrijding te bewerkstelligen.
En omgekeerd, kan
welgemeende vergeving alleen waardig geaccepteerd worden als een genade.
Alleen een bevrijd geweten kan dit ervaren als een wonder van oprechte liefde.

7. Slotwoord ⎮ Herman Goudswaard

We hebben veel gehoord. Na twee sessies met een grote verscheidenheid aan deelnemers is heel veel vooroordeel opgeruimd. Onze diepste wens is, dat door deze contacten nieuwe relaties zijn gelegd, die voor de toekomst belangrijk zijn.

We zijn bezig geweest met het bouwen van bruggen. Niet The bridge on the River Kwai. Daarin gaat het over destructie, mishandeling. Over vijandsbeelden. Over de waanzin van de oorlog. Evenmin bedoel ik de brug uit de film: Een brug te ver, die ook handelt over WWII, waarbij de engelse generaal Montgomery in Arnhem de troepen net te ver van de hoofdmacht dropte. Hij deed een stap te ver, waardoor de verbinding niet tot stand kwam. Ook wij hadden een stap te ver kunnen zetten, en dingen kunnen doen, waarvoor het de tijd nog niet was. Dan red je het niet twee oevers met elkaar te verbinden, ofwel een kloof te dichten.

Terugkijkend geloven wij, dat we voorzichtig stappen naar elkaar toe hebben gemaakt. In onze bijeenkomsten hebben we geprobeerd elkaar te zien, als mensen, als naasten, die nader tot elkaar willen komen. Daarvoor zijn de boeken van Vader Lindeijer, en van Eidai Hayashi, over het leven van Annie Goudswaard, pogingen geweest om vooroordelen weg te nemen, zoals er in het verleden al bruggen zijn geslagen door meneer Winkler, en ook door anderen.

Het was opmerkelijk, dat Mevrouw Muraoka in een laatste brief aan ons schreef, dat ze dankbaar was en is, dat zij gebruikt mag worden om bruggen te slaan tussen Japan en Nederland, o.a. doordat zij brieven aan mijn vrouw gericht van Japanse vrouwen mocht vertalen. Brieven van Japanse vrienden, die spreken van dankbaarheid, dat God in het leven van de briefschrijvers zo’n begrip en liefde heeft gelegd voor Nederlanders, die geleden hebben onder alles wat in de geschiedenis is voorgevallen tussen onze naties.

Nu we bijna aan het einde zijn van het jaar, waarin we de 400-jarige band tussen Nederland en Japan hebben gevierd, is het goed te zien, hoezeer Prof. Muraoka en anderen uit de Japanse gemeenschap in Nederland zich hebben ingezet om bruggen van verstandhouding te bouwen. Ons past alleen maar dank voor hun onvermoeibare inzet. En mijn vrouw en ik willen graag de eersten zijn om deze dank te vertolken.

Wij geloven, dat de littekens van de oorlog, en van de geschiedenis van onze beide volken, niet zomaar zullen verdwijnen Littekens kunnen soms nog erg steken, maar onder die littekens zal iets nieuws en iets moois opbloeien. En door de ontmoetingen, die dit jaar zijn gearrangeerd, worden ze wel vager. Mijn vrouw en ik willen getuigen vanuit ons geloof, dat God alle dingen heeft laten medewerken ten goede. Er is vrucht uitvoortgekomen. Wij hebben Japanners mogen leren kennen, die voor ons een voorbeeld van liefde zijn geweest, en in wie wij het Licht hebben gezien. Daardoor versmolten redeneringen en argumenten, omdat we in elkaar de naaste hebben leren zien. Dat betekent niet, dat we nu de ogen moeten sluiten voor negatieve ontwikkelingen in de wereld, waarin wij leven. Wij geloven nl, dat we lessen kunnen leren uit het verleden. Er is een joodse uitspraak, dat wie zijn geschiedenis vergeet, gedwongen zal zijn de geschiedenis over te doen. Daarom zullen we ons geestelijk moeten voorbereiden op mogelijk nog zwaardere tijden, dan we in WWII hebben beleefd. Wie kennis neemt van wat er om ons heen gebeurt, ziet oorlogsdreiging, criminaliteit, en angst toenemen. In meer dan 80 % van de landen van de wereld mag het evangelie niet vrij worden gepredikt of beleden. Het fundamentalisme is een bedreiging in vele landen. Wie rondreist in het Midden Oosten, zoals ik veelvuldig doe, hoe angstaanjagend de situatie daar is. En hoezeer we, net als tijdens WWII misleid worden door de media. Dat geldt m.n. rond de publiciteit over Israe¨l. De mensen geven toe aan chantage, aan morele druk, als het om de geestelijke waarden gaat in ons eigen land. Voor mij is het, alsof demonische machten zich opmaken voor een eindstrijd. Je ziet overal om je heen een enorme geloofsafval, genocides in de Balkan en op de Molukken, de ontzaggelijke natuurrampen, een afkalving van het gezag, een steeds brutaler wordende maffia, een onwil om ons klimaat samen te beheersen, en enorme vervolgingen van andersdenkenden. Wij leven als in de dertiger en veertiger jaren van de vorige eeuw op een vulkaan, wier uitbarsting heviger zal zijn dan toen.

De grote vraag is: Wat hebben we samen geleerd van het verleden, en van wat we hier samen hebben beleefd, doorvoeld? Het is waar wat de schrijver Eidai Hayashi ons eens schreef: E´en oorlog is niet alleen wapens en geweld, nee, een oorlog vernietigt de menselijke geest. Het moet allemaal meer zijn, dan aardig zijn voor elkaar. Er mag, en moet hoop uitstralen. Zonder hoop kan niemand leven.

De boodschap van WWII moet worden doorgegeven aan onze kinderen, en aan onze kindskinderen. Ook al lijkt veel geestelijke weerstand gebroken, ook onder christenen, die zozeer deel van de wereld om hen heen zijn geworden, is het nodig om de laatste resten moed, waardigheid en rechtvaardigheid vast te houden, zoals zoveel mensen in WWII gelukkig hebben gedaan.

Willen wij de les leren van de vader van mijn lieve vrouw, die in de moeilijkste tijden van zijn leven in het dwangarbeiderskamp aan de ander bleef denken? Terwijl zijn lichaam zo verzwakt was, ging hij op zijn kniee¨n langs de bedden van zijn zieke kampgenoten, om ze te bemoedigen. Dan schijnt dwars door de goorheid van het leven een licht, dat een afschijnsel is van het Licht, dat met Kerst is doorgebroken.