Lody
Pas na de dood van mijn vader – precies 20 jaar geleden – ben ik mij gaan verdiepen in zijn lotgevallen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zoals zovelen van zijn tijdgenoten had hij daar nooit veel over verteld. In de loop der jaren vergaarde ik zoveel informatie dat ik vrij nauwkeurig de omzwervingen van Willem Cornelis Pieters (Wim) in kaart kon brengen. Mijn vader was geen beroepsmilitair maar werd onder de wapenen geroepen, toen de Tweede Wereldoorlog ook in Azië uitbrak. Na nauwelijks een schot gelost te hebben werd hij krijgsgevangen gemaakt en begon een lijdensweg die jaren zou duren en die hem tienduizenden kilometers van huis zou voeren. Van Java via Singapore naar Thailand, langs het spoortraject naar het noorden tot aan de Birmese grens. Vervolgens weer naar Singapore en vandaaruit naar Japan. Daar zat mijn vader in totaal ruim een jaar in twee kampen. Eerst bij Osaka (Tanagawa) en toen bij Fukuoka (Inatsuki). Na de Japanse capitulatie ging hij via Nagasaki en Okinawa, Manilla (Filipijnen) en Balikpapan (Borneo) terug naar Java, waar hij uiteindelijk pas in april 1946 arriveerde.
Na enkele reizen naar Indonesië en Thailand lag het voor de hand om ook Japan te bezoeken. Want hoewel dankzij het internet the world a global village is en je met Google de locaties van de voormalige kampen gewoon thuis op de bank kunt bekijken, weet ik dat het een bijzondere ervaring is om ter plekke de voetsporen van je vader te volgen. Inmiddels had ik e-mailcontact gelegd met Yoshiko Tamura van het POW Research Network Japan. Dit is een niet-gesubsidieerde groep van voornamelijk generatiegenoten, verspreid over Japan, die net als ik op vrijwillige basis en uit persoonlijke interesse onderzoek doen naar krijgsgevangenen in WO2 en dan met name die in Japan. Wat ook belangrijk is: zij delen die informatie met andere belangstellenden en begeleiden hen bij hun persoonlijke ‘zoektocht’ in Japan.

In het voorjaar van 2016 ontmoette ik vier Network-leden tijdens een bezoek aan Nederland. Tijdens dat gesprek werd mij duidelijk dat – wilde ik nog ooggetuigen van de krijgsgevangenkampen spreken – ik mijn bezoek aan Japan niet langer moest uitstellen. Samen met Ed Ewalts, wiens vader in de groep van mijn vader zat, zijn vriendin Lydia en mijn zusje Sandra maakte ik een ‘wensenlijstje’ van plaatsen die we wilden bezoeken. Uiteraard de twee kamplocaties en daarnaast ook de havens van aankomst (Moji) en vertrek (Nagasaki). Yoshiko Tamura zou als tolk en gids met ons meereizen. Ze had ervoor gezorgd dat we in Osaka en Fukuoka zouden worden begeleid door twee lokale gidsen, de Network-leden Toru Fukubayashi (medeoprichter van het Network) respectievelijk Shozo Komaki. Wat we toen nog niet wisten, was dat deze mannen op hun beurt plaatselijke deskundigen hadden opgetrommeld: een voormalige zeekapitein (80+) die veel kon vertellen over de scheepswerven en de oorlogsindustrie in Tanagawa, leden van een historische vereniging die onderzoek hadden gedaan naar de gebouwen en infrastructuur in dat gebied tijdens WO2. In Fukuoka werd ons gezelschap uitgebreid met onder anderen een directeur van een mijnbouwmuseum en een historicus van de gemeente. Iedereen had zich goed voorbereid op onze komst en onze vragen. Overal kregen we kopieën van kaarten, plattegronden, foto’s en andere archiefstukken. Het was overweldigend!

Maar laat ik bij het begin beginnen. Na onze aankomst in Tokyo was er een ontmoeting gepland met leden van het Network en vervolgens met de Nederlandse ambassadeur Aart Jacobi. Deze laatste had anderhalf uur vrijgemaakt voor een persoonlijk gesprek met ons, omdat hij zeer geïnteresseerd was in ons onderzoek en de beweegredenen voor ons bezoek aan Japan.

De Nederlandse ambassadeur met v.l.n.r. Lydia, Sandra en Lody
De Nederlandse ambassadeur met v.l.n.r. Lydia, Sandra en Lody

Tijd voor sightseeing in Tokyo was er niet, want de volgende dag vertrokken we al naar Osaka, waar onze feitelijke pelgrimsreis zou starten. En een paar dagen later naar Fukuoka, vanwaaruit we het kamp en de havens zouden bezichtigen. We hadden besloten om – net zoals onze vaders toen – zoveel mogelijk per trein te reizen. Het werd mij al spoedig duidelijk dat dat ons nooit gelukt zou zijn zonder de hulp en aanwezigheid van Yoshiko Tamura en haar collega’s. Niet alleen omdat het Japanse spoorwegnet zeer uitgebreid en zeer complex is, maar ook en vooral omdat in de buitengebieden alles in het Japans staat aangegeven. Er zijn daar weinig Japanners die (verstaanbaar) Engels spreken en ons ook nog kunnen vertellen hoe het vroeger was. Is dit het oorspronkelijke station? Hoe liepen de krijgsgevangenen naar hun werk? Waar lag de scheepswerf? En de ingang van de kolenmijn? Waar werden de overledenen gecremeerd enz. Ik vond het fascinerend om te zien hoe ook op plekken waar de verschrikkelijkste dingen gebeurd zijn, waar bloed, zweet en tranen gevloeid hebben, na zeventig jaar weer gewoon geleefd wordt. Net als in Thailand moet je weten waar je moet kijken en dan ook goed kijken om de restanten van de oorlog nog te herkennen. Bijzonder is ook dat de weinige gedenktekens en informatieborden die herinneren aan de aanwezigheid van krijgsgevangenen, veelal op initiatief van de lokale bevolking zijn ontstaan.
Dankzij onze gidsen kregen we op al onze vragen een uitgebreid antwoord. En nog veel meer. Zo kwamen er naar aanleiding van artikelen in grote dagbladen over onze reis veel reacties van ooggetuigen die – sommige voor het eerst – vertelden wat ze zich nog konden herinneren van die laatste oorlogsjaren. Dat plaatste de informatie die ik al had uit boeken, archieven en egodocumenten in een ander licht. Uit de verhalen van enkele van die inmiddels hoogbejaarde ooggetuigen die we hebben ontmoet, maakte ik op dat het toen ook voor de plaatselijke bevolking – vooral ouderen, vrouwen en kinderen – een zware tijd was. Er was nauwelijks te eten, ze werden gedwongen tewerkgesteld in de oorlogsindustrie en er vielen veel slachtoffers door geallieerde bombardementen. Desondanks spraken ze vol mededogen over de krijgsgevangenen, want die hadden het nog erger en waren ver van huis. Dat is misschien wel de belangrijkste les die ik tijdens deze reis heb geleerd: een oorlog kent alleen maar verliezers en slachtoffers. Mijn reisgenoten en ik zijn van na de oorlog. Wij voelen ons geen slachtoffers. Dat waren onze vaders wel, maar zij overleefden en werden mooie, goede mensen. Een aantal keren tijdens ons bezoek aan Japan kregen we excuses aangeboden voor wat onze vaders is aangedaan. Die excuses heb ik dankbaar aanvaard. Namens mijn vader.
Lody Pieters was voorzitter van de Stichting Herdenking Birma-Siam Spoorweg en Pakan Baroe Spoorweg (SHBSS, https://www.shbss.org/) en pelgrim naar de Birma-Siam Spoorweg (2009 en 2013)

Mr . Akama (midden) woonde als jongen in de buurt van Fukuoka 8b. Hij zorgde ervoor dat er bij de voormalige kamplocatie een informatiebord kwam die herinnert aan de mannen die daar gevangen zaten. Links: Sandra en Lody. Rechts: Ed en Lydia.
Mr. Akama (midden) woonde als jongen in de buurt van Fukuoka 8b. Hij zorgde ervoor dat er bij de voormalige kamplocatie een informatiebord kwam die herinnert aan de mannen die daar gevangen zaten.
Links: Sandra en Lody. Rechts: Ed en Lydia.

Sandra
De beslissing om met mijn zus Lody mee te gaan naar Japan was zo genomen. Over de tijd die mijn vader daar in krijgsgevangenschap had doorgebracht, wist ik nagenoeg niets. Evenmin wist ik iets van het land of het Japanse volk. Toen de plaatsen die we zouden gaan bezoeken bekend waren, ben ik me gaan voorbereiden op de reis zelf (plaatsen, vervoer, afstanden en hotels). Daarnaast heb ik o.a. boeken gelezen – Buigend riet van Dam Backer (dagboek van een krijgsgevangene) en De Offers van Kees van Beijnum (roman die zich afspeelt in Tokyo, een jaar na de capitulatie) – en de film Unbroken (over een Amerikaanse krijgsgevangene in Japan) bekeken. In Japan hebben we onder begeleiding van Yoshiko Tamura en andere vrijwilligers van het POW Research Network Japan plekken bezocht waar kampen waren geweest en hebben we de havenplaats Moji bezocht, waar mijn vader aan land is gekomen. Ik heb de vrijwilligers van het Japanse Network leren kennen als gedreven, kundig en professioneel, van wie een deel – net zoals wij tweede generatie – antwoorden zocht op vergelijkbare vragen, maar dan in relatie tot hun eigen vaders.
Waar ben ik het meeste door geraakt? Misschien wel door ons bezoek aan het Nagasaki Atomic Bomb Museum. Afschuwelijk dat er zoveel slachtoffers (vrouwen/moeders, kinderen en oude mensen) moesten vallen om een einde te maken aan die jarenlange krijgsgevangenschap van mijn vader. Dankzij mijn reis naar Japan (en Thailand in 2013) ben ik meer te weten gekomen over mijn vader. Ik ben gaan inzien dat hij – ondanks al het slechte wat hem is overkomen – beschikte over een enorme mentale veerkracht, een positieve levensinstelling en een groot hart voor zijn vrouw en kinderen.
Sandra Pieters is vrijwilligster bij de Stichting Herdenking Birma-Siam Spoorweg en Pakan Baroe (SHBSS, https://www.shbss.org/) en pelgrim naar de Birma-Siam Spoorweg (2013)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.